Voor elk mens ziet een aangevreten appel, een onbewolkte hemel of een witte koe er anders uit. Als koor in wording heb ik mijn hoofd daar vaak over gebroken en bekeek ik objecten met argwaan: als een ander iets anders zag dan ik, zag ik het dan wel goed? Het duurde lang voor ik begreep dat het geen kwestie was van goed of fout, en dat het ook niet aan mijn ogen lag: het verschil zat in de betekenis die we aan onze waarnemingen hechtten.
Zoals de centaur is samengesteld uit een paard en een mens, en een nabootsing weergeeft van een werkelijkheid die niet bestaat, vormen de elementen waaruit onze waarneming is samengesteld, een beeld dat voor een ander onzichtbaar is.
Ook wat Nadine ziet, ziet niemand anders.
De onvoorwaardelijke liefde die ze ooit voor haar moeder had. De breuken die er ontstonden, meer en meer. Hoe haar moeder van haar voetstuk viel en al haar gebreken zichtbaar werden, afwijkingen die Nadine als kind nog niet had kunnen duiden, maar waardoor ze zich vaak alleen had gevoeld en ze een wereld op papier was gaan leven die van haar was, waarin haar niet de mond werd gesnoerd en ze haar tranen de vrije loop mocht laten, maar waarmee ze zich ook van anderen verwijderde.
Het ontroert me dat Nadine haar moeder nu weer in een ander daglicht beziet. Wat me droevig stemt, is dat ze bij Ica uitlokt wat ze bij haar moeder vond: afwijzing. Alsof daar veiligheid in huist.