59
De laatste uren met Ica onderging Nadine lankmoedig. De tijd werd weer ingeschakeld, ze moest Ica laten gaan. Hun verbintenis had misschien niet tot volledige eenwording geleid, maar was wat Ica betreft wel onbevangen geweest. En die onbevangenheid was als een betovering verbroken op het moment dat ze het dagboek opensloeg. Nadine besefte dat er niets meer te repareren was en nergens meer op te hopen viel, daarvoor had ze zich te schuldig gemaakt.
Op het trappetje voor de keuken wachtte ze tot Ica haar spullen had verzameld. Daarna dronken ze nog een kop koffie en drukte Ica haar nogmaals op het hart de forellen weg te halen.
‘Dag huis,’ zei ze, vlak voor ze de auto instapte, en ze zwaaide voor de laatste keer naar de koeien.
In stilte reden ze naar het station in Saulieu, waar al jaren geen trein meer stopte, maar een paar keer per dag een bus vertrok naar Montbard, het dichtstbijzijnde stadje met een halte voor de TGV naar Parijs. De bus stond al met draaiende motor klaar op het verder verlaten stationsplein. Nadine parkeerde de auto er vlak achter, haastig laadden ze de bagage uit.
‘Nou, kind, dat was het dan.’ Ica strekte haar armen uit voor een vluchtige omhelzing.
‘En nu aan het werk, jij.’
Nadine glimlachte. ‘Goeie reis, Ica Maria Metz.’
‘Jij ook, Nadine Sprenger.’