55
Met een verstikte kreet schoot Nadine wakker. De suizende stilte omsloot haar zo abrupt, dat ze twijfelde of er echt een geluid uit haar keel gekomen was. Ze reikte naar haar nachtkastje, maar haar hand stuitte op een muur en volkomen gedesoriënteerd tastte ze de lucht af, zich paniekerig afvragend of ze wel in haar eigen bed lag, tot ze papier voelde, glad papier: de poster van het Chinese masker. Ze lag verkeerd om, met haar hoofd op haar voeteneinde. Ze probeerde zich te herinneren hoe ze daar op die manier terecht was gekomen, met haar kleren aan, ook, maar het enige dat haar voor de geest kwam, fractie na tergende fractie, was de droom waar ze zich met geweld uit leek te hebben gerukt.
Ik liep langs rijen lege stoelen, langs Ica, die zonder mij op te merken vleierig aan haar haren plukte, lachend om mensen die haar dicht omringden. Ik kwam in een hal waar het duister was en kil. Kippenvel trok over mijn armen, mijn benen, mijn tepel pijnlijk samentrekkend. Ik bleef staan, in die hal, contouren van een trap werden langzaam zichtbaar. Ik probeerde te bedenken waar ik was, bijna wist ik het, maar het vervloog weer. Ik omvatte de leuning en beklom de treden, een voor een, wachtend tot de deur onder aan de trap openging.
Haar pen haperde, haar bevende vingers kregen de letters nauwelijks leesbaar op papier, alsof de gruwel zich niet wilde laten navertellen. Ze boog zich wat dichter naar de lamp op de tuintafel in een poging zich te sterken aan het licht. Ze moest, deze nachtmerrie moest ze van zich afwassen en een ander middel had ze zo gauw niet.
Stemgeluiden echoden door de gang, een smalle lichtstraal viel op de muur naast me, op twee jongetjes, twee identieke gezichten die me met kinderlijke onschuld aankeken, tot alles weer zwart werd en de stemmen abrupt verstomden. Ik draaide me om, en liet Willem mijn middel omvatten. Zijn grip verstevigde, hij tilde me op, vederlicht leek ik, en droeg me naar boven, waar hij de weg kende, me op een bed legde, mijn jurk omhoog schoof, de gebloemde jurk van mama, die ze draagt op een foto, in een veld tussen paarse bloemen, bloemen tussen bloemen.
Die stof, zacht, zijn mond, tussen mijn benen, op mijn buik, behoedzaam bewegend, zonder tong, en zonder enig geluid. Niet terug kussen, niet ruiken, die schilferige huid, die droge lippen, zei ik tegen mezelf, zonder enige verbazing dat het Willem niet meer was, maar de gnoom, de gnoom van Ica. Ik begreep hoe het zat, waarom het gebeurde: het was de omgekeerde wereld, hij mocht Ica niet kussen, betasten, alleen zij, alleen zij mocht hem aanraken, en nu, nu was het andersom, was ik het die geen vinger mocht uitsteken. Ik maakte een prop van een laken, duwde die in mijn mond, en liet hem zijn gang gaan.
Walgend schoof Nadine het schrift van zich af en gooide ze haar pen neer. Ze had het lekker gevonden, was ze klaargekomen? Haar keel kneep zich kokhalzend samen, haar maag kromp ineen. Ze zette zich af aan haar bureau, kwam omhoog, en in een paar strompelende stappen was ze bij het raamkozijn. Met haar volle gewicht duwde ze de luiken open, en net op tijd wist ze zich over de vensterbank heen te laten vallen om de golf verzuurde wijn en port keurig op de rozenstruiken terecht te laten komen. Kreunend bleef ze over de vensterbank hangen, tot de brand uit haar neus wegtrok en de tranen die uit haar oogkassen waren gespat, opdroogden. Ze kantelde haar hoofd, hoorde ze iets? Ze richtte haar bovenlichaam op en tuurde ongelovig de aardedonkere voortuin in.