4

Terwijl Lou uit het raam van de trein staarde drong het tot haar door dat ze nooit echt veel om New York had gegeven. Het was waar dat ze er in haar kinderjaren heel wat leerzame zaken had opgestoken en haar dagen had gevuld met uitstapjes naar musea, dierentuinen en theaters. Ze had hoog boven de wereld gestaan in de observatiepost op het Empire State Building, gelachen en gehuild om de capriolen van de stadsbewoners die gevangenzaten in vreugde of verdriet, toneeltjes van emotionele intimiteit gadegeslagen, en ze was getuige geweest van hartstochtelijke uitbarstingen van publieke verontwaardiging. Sommige van die tochtjes had ze gemaakt met haar vader, die zo dikwijls tegen haar had gezegd dat de keuze om schrijver te worden niet slechts het kiezen van een beroep was, maar eerder het kiezen voor een levensstijl. Hij had zorgvuldig uitgelegd dat een schrijver zich bezighield met alle aspecten van het leven, zowel in zijn verheffende glorie als in zijn ingewikkelde zwakheid. Lou was op de hoogte geraakt van de resultaten van dergelijke observaties, geboeid door de overpeinzingen van de bekendste auteurs van die tijd, die ze had gelezen in de beslotenheid van het bescheiden driekamerappartement van de Cardinals in Brooklyn.

Hun moeder had haar en Oz meegenomen naar alle wijken van de stad om hen geleidelijk aan kennis te laten maken met de diverse economische en sociale lagen van de stadsbevolking, want Amanda Cardinal was een goed opgeleide vrouw met een intense nieuwsgierigheid naar dergelijke zaken. De kinderen hadden een degelijke opvoeding genoten, waardoor Lou zowel respect als belangstelling had gekregen voor haar medemensen.

Ondanks dat alles was ze nooit erg enthousiast geworden over de stad. Waar ze nu naartoe ging, dáár wilde ze alles van weten. Ondanks het feit dat Jack Cardinal het grootste deel van zijn leven in New York had gewoond, waar hij werd omringd door een enorme hoeveelheid stof tot schrijven die andere schrijvers door de jaren heen aanzien en financieel succes had opgeleverd, had hij ervoor gekozen al zijn boeken te situeren op de plek waar de trein zijn gezin nu naartoe bracht: de bergen van Virginia die hoog oprezen in de teen van de topografische laars van de staat. Omdat haar geliefde vader zijn levenswerk aan die plek had gewijd, had het Lou weinig moeite gekost te beslissen daar nu naartoe te gaan.

Ze schoof opzij zodat Oz ook naar buiten kon kijken. Als hoop en vrees ooit tot één emotie konden worden samengebracht en door een gezicht konden worden uitgedrukt, dan was dat nu het geval bij de kleine jongen. Bij elke ademtocht leek het of Oz Cardinal óf zo hard in lachen zou kunnen uitbarsten dat zijn ribben er pijn van deden, óf zou kunnen flauwvallen van pure angst. De afgelopen paar uur waren er echter slechts tranen geweest.

‘Van hieruit lijkt het kleiner,’ merkte hij op, met een knikje naar de snel kleiner wordende stad met zijn kunstlicht en betonnen huizenblokken.

Lou knikte instemmend. ‘Wacht maar tot je de bergen van Virginia ziet, die zijn pas groot. En dat blijven ze, van welke kant je ze ook bekijkt.’

‘Hoe weet je dat? Je hebt die bergen nooit gezien.’

‘Natuurlijk wel. In boeken.’

‘Lijken ze op papier echt zo groot?’

Als Lou niet beter had geweten had ze misschien gedacht dat Oz brutaal probeerde te zijn, maar ze wist dat haar broer geen greintje kwaadaardigheid bezat.

‘Geloof me nu maar, Oz, ze zijn groot. En ik heb er ook over gelezen in paps boeken.’

‘Je hebt niet alle boeken van pap gelezen. Hij zei dat je er niet oud genoeg voor was.’

‘Nou, ik heb er één gelezen. En hij heeft me stukken voorgelezen uit alle andere.’

‘Heb je die vrouw gesproken?’

‘Wie? Louisa Mae? Nee, maar de mensen die haar geschreven hebben zeiden dat ze graag wilde dat we kwamen.’

Oz dacht er even over na. ‘Dat is goed, denk ik.’

‘Ja.’

‘Lijkt ze op pap?’

Dat was een lastige vraag voor zijn zus. ‘Ik geloof niet dat ik ooit een foto van haar heb gezien.’

Het was duidelijk dat dit antwoord Oz niet beviel. ‘Denk je dat ze misschien gemeen is en er eng uitziet? Als dat zo is, kunnen we dan terug naar huis?’

‘Virginia is nu ons thuis, Oz.’ Lou lachte tegen hem. ‘Ze ziet er vast niet eng uit. En ze is ook niet gemeen. Als dat zo was zou ze nooit goedgevonden hebben dat we bij haar in huis kwamen.’

‘Heksen doen dat toch soms, Lou? Weet je nog van Hans en Grietje? Ze lokken je in de val. Omdat ze je willen opeten. Dat doen ze allemaal. Ik weet het; ik lees ook boeken.’

‘Zolang ik bij je ben zal geen heks je kwaad doen.’ Ze pakte hem bij zijn arm om hem te laten merken hoe sterk ze was en eindelijk ontspande hij zich, waarna hij naar de andere inzittenden van hun slaapcoupé keek.

Deze reis was geheel gefinancierd door de vrienden van Jack en Amanda Cardinal, die gezamenlijk kosten noch moeite hadden gespaard om de kinderen comfortabel op weg te sturen naar hun nieuwe leven. Dit hield in dat er een verpleegster met hen meereisde, die in Virginia nog geruime tijd bij hen zou blijven om voor Amanda te zorgen.

Helaas scheen deze verpleegster zich te hebben voorgenomen om, behalve toezicht te houden op de gezondheid van de moeder, ook op te treden als strenge oppasser van onhandelbare kinderen. Het was dan ook begrijpelijk dat zij en Lou niet bepaald goed met elkaar overweg konden. Lou en Oz keken toe terwijl de lange, magere vrouw zich met haar patiënte bezighield.

‘Kunnen we een poosje bij haar blijven?’ vroeg Oz ten slotte met een zacht stemmetje. Voor hem was de verpleegster deels een draak, deels een boosaardige figuur uit een sprookje, en ze maakte hem doodsbang. Hij had het gevoel dat de hand van de vrouw elk moment kon veranderen in een mes en dat hij het enige doelwit van dat wapen zou zijn. Het idee dat hun overgrootmoeder een heks zou kunnen zijn was hem niet alleen ingegeven door het sombere verhaal van Hans en Grietje. Oz koesterde geen enkele hoop dat de verpleegster gunstig op zijn verzoek zou reageren, maar tot zijn verbazing deed ze het wel.

Nadat ze de deur van de coupé achter zich had dichtgeschoven keek Oz Lou aan. ‘Misschien is ze nog zo kwaad niet.’

‘Oz, ze is weggegaan om een sigaret te roken.’

‘Hoe weet je dat ze rookt?’

‘Als ik de nicotinevlekken op haar vingers niet had gezien, zou het feit dat ze naar tabak ruikt al voldoende zijn geweest.’

Oz ging naast zijn moeder zitten, die in het onderste bed lag, met haar armen over haar middel gevouwen. Haar ogen waren gesloten en ze ademde vluchtig, maar ze leefde tenminste nog.

‘Wij zijn het, mam, ik en Lou.’

Lou keek wanhopig. ‘Oz, ze hoort je niet.’

‘Ja, ze hoort me wel!’ Er lag een scherpe klank in de woorden van de jongen. Lou schrok ervan, hoewel ze aan al zijn stemmingen gewend was. Ze sloeg haar armen over elkaar en wendde haar blik af. Toen ze weer naar haar broer keek had deze een klein doosje uit zijn koffer gehaald. Hij maakte het open. Aan de halsketting die hij eruit haalde hing een kleine steen van kwarts.

‘Oz, toe nou,’ zei ze smekend, ‘hou daarmee op.’

Hij luisterde niet naar haar maar hield de ketting boven zijn moeder.

Amanda kon eten en drinken, hoewel ze om voor haar kinderen onbegrijpelijke redenen haar ledematen niet kon bewegen, niet kon spreken, en haar ogen nooit opendeed. Oz had hier veel moeite mee maar tegelijkertijd putte hij er hoop uit. Hij veronderstelde dat er een kleinigheid mis moest zijn, zoals een steentje in een schoen, of een prop in een buis. Het enige wat hij moest doen, was dit obstakel wegnemen, dan zou zijn moeder weer bij hen zijn.

‘Oz, wat ben je toch dom. Niet doen.’

Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Het probleem met jou is dat je nergens in gelooft, Lou.’

‘En jouw probleem is dat je overal in gelooft.’

Oz liet de ketting langzaam boven zijn moeder heen en weer slingeren. Hij sloot zijn ogen en begon woorden te prevelen die niet goed te verstaan waren, misschien ook niet door hem.

Lou bleef er geïrriteerd naar kijken, maar ten slotte kon ze zijn dwaze gedoe niet meer verdragen. ‘Als iemand je zo bezig ziet zou hij zeggen dat je gek was. Zal ik je eens wat zeggen? Dat ben je ook!’

Oz hield op met zijn geprevel en keek haar nijdig aan. ‘Nou heb je het verpest. Het moet absoluut stil zijn, anders kan ze niet genezen.’

‘Genezen? Hoezo, genezen? Waar heb je het over?’

‘Wil je dat mam zo blijft?’

‘Nou, als dat gebeurt is het haar eigen schuld,’ beet Lou hem toe. ‘Als zij geen ruzie had gemaakt met pap zou dit allemaal niet gebeurd zijn.’

Oz was verbijsterd door haar woorden. Lou leek zelf verbaasd omdat ze zoiets had kunnen zeggen. Maar omdat ze nu eenmaal koppig was, was ze niet van plan om er een woord van terug te nemen, nu ze het had uitgesproken.

Op dat moment keken ze geen van beiden naar Amanda. Als ze het hadden gedaan, hadden ze iets kunnen zien, niet meer dan een trilling van de oogleden, die aangaf dat Amanda op de een of andere manier haar dochter had gehoord, om vervolgens nog dieper weg te zakken in de afgrond die haar al zo in zijn greep had.

Hoewel de meeste reizigers het niet merkten, begon de trein geleidelijk naar links over te hellen toen de rails van de stad afbogen, op weg naar het zuiden. Terwijl dit gebeurde was Amanda’s ene arm van haar buik gegleden en bungelde nu over de rand van het bed.

Een ogenblik bleef Oz verbijsterd staan kijken. Het was duidelijk dat de jongen geloofde dat hij zojuist getuige was geweest van een wonder van bijbelse afmetingen, als een weggeslingerde steen die een reus had geveld. Hij schreeuwde: ‘Mam! Mam!’ In zijn opwinding duwde hij Lou bijna tegen de grond. ‘Lou, zag je dat?’

Lou kon geen woord uitbrengen. Ze had niet gedacht dat haar moeder ooit nog eens zoiets zou kunnen doen. Ze begon juist het woord ‘mam’ uit te spreken toen de coupédeur opengeschoven werd en de verpleegster de ruimte vulde als een witte aardverschuiving. Haar grove gezicht stond ontstemd. Slierten sigarettenrook kronkelden boven haar hoofd alsof ze op het punt stond spontaan te ontbranden. Als Oz niet zo op zijn moeder gefixeerd was geweest, was hij waarschijnlijk uit het raam gesprongen bij het zien van de vrouw.

‘Wat is hier aan de hand?’ Wankelend deed ze een stap naar voren toen de trein opnieuw begon te schommelen alvorens als een pijl uit een boog door New Jersey te denderen.

Oz liet de ketting vallen en wees naar zijn moeder alsof hij een jachthond was die geprezen wilde worden voor het ophalen van de buit. ‘Ze bewoog. Mam heeft haar arm bewogen. We hebben het allebei gezien, nietwaar, Lou?’

Lou kon echter niets anders doen dan van haar moeder naar Oz staren en weer terug. Het leek wel of iemand een stok in haar keel had geduwd; ze kon geen woord uitbrengen.

De zuster onderzocht Amanda. Daarna stond haar gezicht zo mogelijk nog zuurder; kennelijk vond ze het onvergeeflijk dat ze bij haar rookpauze gestoord was. Ze legde Amanda’s arm weer terug op haar buik en bedekte haar met het laken.

‘De trein ging door een bocht. Dat is alles.’ Toen ze zich bukte om het laken in te stoppen zag ze de ketting op de vloer liggen als bezwarend bewijsstuk van Oz’ plan om het herstel van zijn moeder te bespoedigen.

‘Wat is dit?’ vroeg ze op boze toon, terwijl ze zich bukte om bewijsstuk A in haar zaak tegen de kleine jongen op te rapen.

‘Ik heb het alleen maar gebruikt om mam te helpen. Het is een soort...’ Oz keek nerveus naar zijn zus, ‘een soort magie.’

‘Wat een onzin.’

‘Ik wil het graag terug hebben.’

‘Je moeder ligt in coma,’ zei de vrouw op een koude, pedante toon die bedoeld was om iedereen die onzeker was, en kwetsbaar, schrik aan te jagen. Oz was een gemakkelijk doelwit. ‘Er bestaat weinig hoop dat ze ooit nog bij bewustzijn komt. En dat zal zeker niet gebeuren vanwege een ketting, jongeman.’

‘Geef hem alstublieft terug,’ zei Oz, zijn handen stijf gevouwen alsof hij bad.

‘Ik heb je al gezegd…’ Ze werd onderbroken door een tikje op haar schouder. Toen ze zich omdraaide zag ze Lou vlak voor zich staan. Het meisje leek de afgelopen paar seconden verscheidene centimeters te zijn gegroeid. De manier waarop ze haar hoofd in haar nek gooide leek agressief. ‘Geef hem terug!’

Het gezicht van de verpleegster werd rood bij deze brutaliteit. ‘Ik neem geen orders aan van een kind.’

Bliksemsnel deed Lou een uitval naar de ketting, maar de zuster was onverwacht sterk en ze slaagde erin hem in haar zak te stoppen, ondanks Lou’s tegenwerking.

‘Hier is jullie moeder niet mee geholpen,’ snauwde de verpleegster, bij elk woord de lucht van haar Lucky Strikes uitblazend. ‘En nu gaan jullie zitten en houden jullie mond!’

Oz keek naar zijn moeder. Op zijn gezicht stond het verdriet te lezen omdat hij zijn kostbare ketting was kwijtgeraakt vanwege een bocht in de rails.

Lou en Oz gingen bij het raam zitten. De eerstvolgende kilometers bleven ze zwijgend naar de ondergaande zon kijken. Toen Oz onrustig heen en weer begon te schuiven, vroeg Lou wat eraan scheelde.

‘Ik vind het naar om pap daar helemaal alleen achter te laten.’

‘Oz, hij is niet alleen.’

‘Hij lag toch helemaal alleen in die kist. Nu wordt het donker. Misschien is hij bang. Het is niet goed, Lou.’

‘Hij is niet in die kist, hij is bij God. Ze zitten nu daarboven te praten, en ze kijken op ons neer.’

Oz keek naar de hemel. Hij tilde zijn hand op om te zwaaien, maar hij keek er onzeker bij.

‘Je kunt best naar hem wuiven, Oz. Hij is daarboven.’

‘Zweer je het?’

‘Ik zweer het. Zwaai maar gerust.’

Oz wuifde en daarna brak een van de zeldzame lachjes op zijn gezicht door.

‘Wat is er?’ vroeg zijn zus.

‘Ik weet het niet, het voelde gewoon goed. Denk je dat hij teruggezwaaid heeft?’

‘Natuurlijk. God ook. Je weet hoe pap is, die zit vast verhalen te vertellen. Waarschijnlijk zijn ze al goede vrienden geworden.’ Lou zwaaide ook, en toen haar vingers langs het koele glas streken wenste ze heel even dat ze ervan overtuigd was dat het waar was wat ze had gezegd. Het voelde goed.

Sinds de dood van hun vader was de winter bijna onmerkbaar overgegaan in de lente. Met de dag miste ze hem meer, de enorme leegte in haar groeide bij elke ademhaling. Ze wilde dat haar vader veilig en gezond was. Bij hen. Maar het zou nooit meer zo zijn. Haar vader was echt weg. Het was een ongelooflijk verdrietig gevoel. Ze keek naar de lucht.

Hallo, pap. Vergeet me alsjeblieft nooit, want ik zal jou nooit vergeten. Haar lippen vormden de woorden geluidloos, zodat Oz ze niet kon horen. Toen ze uitgesproken was, was ze het liefst zelf in tranen uitgebarsten, maar dat kon ze niet doen waar Oz bij was. Als zij begon te huilen was de kans groot dat Oz ook zou beginnen en dat hij de rest van zijn leven zou blijven huilen.

‘Hoe is het om dood te zijn, Lou?’ Oz tuurde de donkere nacht in terwijl hij de vraag stelde.

Na een poosje zei ze: ‘Nou, ik geloof dat het ergens betekent dat je niets meer voelt. Maar op een andere manier voel je alles. Alleen maar goede dingen. Als je een fatsoenlijk leven hebt geleid. Als dat niet zo is, nou, je weet wel.’

‘De duivel?’ vroeg Oz met een verschrikt gezicht.

‘Daar hoef jij je niet druk om te maken, Oz. En pap ook niet.’

Met tussenpozen wierp Oz een blik op Amanda. ‘Gaat mam dood?’

‘We gaan allemaal een keer dood.’ Lou wilde het niet verbloemen, zelfs niet tegenover Oz, maar ze drukte hem stevig tegen zich aan. ‘Laten we het maar nemen zoals het komt.’

Lou staarde uit het raam terwijl ze haar broertje tegen zich aan hield. Ze wist al dat niets blijvend was.