16
Louisa maakte de snee in Lou’s gezicht schoon met water en lysolzeep en smeerde er daarna wat zelfgemaakte zalf op die prikte als vuur, maar Lou vertrok geen spier.
‘Fijn dat je zo goed begonnen bent, Lou.’
‘Ze scholden ons uit voor yankees!’
‘Lieve hemel,’ zei Louisa met gespeelde verontwaardiging.
‘En hij heeft Oz pijn gedaan.’
Louisa’s gezicht werd zachter. ‘Je moet toch naar school, lieverd. Je moet leren om verder te komen.’
Lou keek lelijk. ‘Waarom kunnen ze niet met ons opschieten?’
‘Omdat zij hier thuishoren. Ze doen zo omdat ze nog nooit kinderen als jullie hebben gezien.’
Lou stond op. ‘U weet niet wat het is om een buitenbeentje te zijn.’ Ze holde de deur uit. Louisa keek haar hoofdschuddend na.
Oz zat op de veranda op zijn zus te wachten.
‘Ik heb je tas in je kamer gelegd,’ zei hij.
Lou ging op de trap zitten, met haar kin op haar knieën.
‘Met mij is alles oké, Lou.’ Oz ging staan en draaide een keer rond, waarbij hij bijna van de veranda viel. ‘Zie je wel, hij heeft me geen pijn gedaan.’
‘Dat is maar goed ook, anders had ik hem echt te grazen genomen.’
Oz keek van dichtbij naar haar gescheurde lip. ‘Doet het erg pijn?’
‘Ik voel er niets van. Jeetje, misschien kunnen ze koeien melken en akkers omploegen, maar die jongens uit de bergen kunnen niet vechten.’
Ze keken op toen Cottons auto het erf op reed. Hij stapte uit, met een boek onder zijn arm.
‘Ik hoorde van jullie avontuurtje op school, vandaag,’ zei hij, naar hen toe lopend.
Lou keek verbaasd. ‘Dat is snel.’
Cotton ging naast hen op de trap zitten. ‘Wanneer er hier ergens flink gevochten wordt, bewegen de mensen hemel en aarde om het nieuws rond te vertellen.’
‘Als gevecht stelde het niet veel voor,’ zei Lou trots. ‘Billy Davis dook weg en jammerde als een baby.’
Oz voegde eraan toe: ‘Hij heeft Lou’s lip opengehaald, maar het doet geen pijn.’
Ze zei: ‘Ze scholden ons uit voor yankees, alsof het een of andere ziekte is.’
‘Nou, als je je er beter door voelt, ik ben ook een yankee. Uit Boston. En ze hebben me hier geaccepteerd. Dat wil zeggen, de meeste mensen.’
Lou sperde haar ogen wijdopen toen ze het verband legde en zich afvroeg waarom ze er niet eerder aan had gedacht. ‘Boston? Longfellow? Bent u...’
‘Henry Wadsworth Longfellow was de overgrootvader van mijn grootvader. Ik denk dat dat de beste manier is om het uit te leggen.’
‘Henry Wadsworth Longfellow. Goh!’
‘Ja, gossie!’ zei Oz, hoewel hij eerlijk gezegd geen flauw idee had waar ze het over hadden.
‘Ja, gossie, zeg dat wel. Ik heb als kind al schrijver willen worden.’
‘Waarom bent u het dan niet?’ vroeg Lou.
Cotton glimlachte. ‘Hoewel ik geïnspireerd, doorwrocht schrijven meer kan waarderen dan de meeste mensen, raak ik volkomen in de war wanneer ik het zelf probeer. Misschien ben ik daarom hierheen gekomen nadat ik mijn rechtenstudie had afgerond. Zo ver mogelijk bij het Boston van Longfellow vandaan. Ik ben geen bijzonder goed advocaat, maar ik red me wel. En het geeft me tijd om de boeken te lezen van diegenen die goed kunnen schrijven.’ Hij kuchte en droeg daarna met een prettige stem voor: ‘Dikwijls denk ik aan de mooie stad aan zee; vaak loop ik in gedachten heen en weer…’
Lou nam het gedicht over: ‘De fraaie straten van die goede, oude stad. Dan komt mijn jeugd terug.’
Cotton was onder de indruk. ‘Je kunt Longfellow citeren.’
‘Hij was een van mijn vaders lievelingsschrijvers.’
Hij hield het boek dat hij bij zich had, omhoog. ‘En dit is een van míjn lievelingsschrijvers.’
Lou wierp een vluchtige blik op het boek. ‘Dat is de allereerste roman die mijn vader geschreven heeft.’
‘Heb je hem gelezen?’
‘Mijn vader heeft me een deel ervan voorgelezen. Een moeder verliest haar enige zoon en ze denkt dat ze helemaal alleen is. Het is heel droevig.’
‘Het is ook een verhaal over genezing, Lou. Over elkaar helpen.’ Hij zweeg even. ‘Ik wil het je moeder voorlezen.’
‘Pap heeft al zijn boeken al aan haar voorgelezen,’ zei ze koeltjes.
Cotton begreep wat hij zojuist had gedaan. ‘Lou, ik probeer niet om de plaats van je vader in te nemen.’
Ze stond op. ‘Hij was een echte schrijver. Hij hoefde het werk van anderen niet aan te halen.’
Cotton stond eveneens op. ‘Ik weet zeker dat je vader, als hij hier was, tegen je zou zeggen dat het geen schande is om de woorden van anderen te herhalen. Het is eigenlijk een soort van eerbetoon. En ik heb het grootste respect voor het talent van je vader.’
‘Denkt u dat het helpt? Om haar voor te lezen?’ zei Oz.
‘U verdoet uw tijd maar als u daar zin in hebt.’ Lou wandelde weg.
‘Ik vind het best als u haar voorleest,’ zei Oz.
Cotton gaf de jongen een hand. ‘Dank je voor je toestemming, Oz. Ik zal mijn best doen.’
‘Kom je, Oz, we moeten aan het werk!’ riep Lou.
Oz holde weg en Cotton keek nog eens naar het boek alvorens naar binnen te gaan. Louisa was in de keuken.
‘Ben je gekomen om Amanda voor te lezen?’ vroeg ze.
‘Nou, ik was het wel van plan, maar Lou heeft me heel duidelijk gemaakt dat ze niet wil dat ik uit haar vaders boeken voorlees. Misschien heeft ze gelijk.’
Louisa keek uit het raam en zag Lou en Oz in de stal verdwijnen. ‘Ik zal je eens wat zeggen. Ik heb een heleboel brieven bewaard die Jack me de afgelopen jaren heeft geschreven. Er zijn er een paar bij die hij me gestuurd heeft toen hij op de universiteit zat, en die ik altijd mooi heb gevonden. Hij heeft een paar moeilijke woorden gebruikt waarvan ik niet weet wat ze betekenen, maar de brieven zijn toch mooi. Waarom lees je haar die niet voor? Weet je, Cotton, volgens mij is het niet belangrijk wát iemand haar voorleest. Ik geloof dat we er het beste aan doen door tijd met Amanda door te brengen, om haar duidelijk te maken dat we de hoop niet opgeven.’
Cotton lachte tegen haar. ‘Je bent een verstandige vrouw, Louisa. Ik denk dat het een prima idee is.’
Lou bracht de emmer met kolen binnen, waaruit ze de kolenkit vulde die naast de haard stond. Daarna sloop ze naar de gang en ze luisterde. Het gemompel van een stem werd hoorbaar. Ze glipte naar buiten en staarde naar Cottons auto, maar ten slotte kreeg haar nieuwsgierigheid de overhand. Ze liep naar de zijkant van het huis, waar ze onder het raam van haar moeders kamer bleef staan. Het raam stond open, maar het was te hoog voor haar om naar binnen te kunnen kijken. Ze ging op haar tenen staan, maar dat hielp niet.
‘Hallo.’
Met een ruk draaide ze zich om en ze zag Diamond. Ze greep hem bij de arm en trok hem bij het raam vandaan. ‘Je moet niet zo stilletjes komen aansluipen,’ zei ze.
‘Sorry,’ zei hij lachend.
Lou zag dat hij iets achter zijn rug hield. ‘Wat heb je daar?’
‘Waar?’
‘Achter je rug, Diamond.’
‘O, dat. Nou, zie je, ik liep net langs het weiland en, eh, daar stonden ze en ze waren zo mooi. En ik durf te zweren dat ze jouw naam riepen.’
‘Wie?’
Diamond haalde een bosje gele krokussen achter zijn rug vandaan en gaf die aan Lou.
Het meisje was geroerd, maar ze wilde het natuurlijk niet laten merken. Ze bedankte Diamond en ze gaf hem zo’n harde tik op zijn wang dat hij begon te hoesten.
‘Ik heb je vandaag niet op school gezien, Diamond.’
‘Eh, nee.’ Hij leek niet op zijn gemak. Met zijn ene, blote voet wreef hij in het zand, hij pakte zijn tuinbroek vast en keek naar van alles en nog wat, behalve naar Lou. ‘Wat deed je eigenlijk bij dat raam, toen ik eraan kwam?’ zei hij ten slotte.
Lou vergat de school voor het moment. Ze had een idee, maar net als Diamond wilde ze de verklaring verbergen achter iets anders. ‘Wil je me ergens mee helpen?’
Even later begon Diamond heen en weer te wiebelen en Lou gaf hem een klap op zijn hoofd om hem te laten stilstaan. Dat kon ze gemakkelijk doen, omdat ze op zijn schouders zat en haar moeders kamer in keek. Amanda lag in bed. Cotton zat naast haar in de schommelstoel en hij las haar voor. Tot haar verbazing hoorde Lou dat hij niet las uit het boek dat hij had meegebracht, maar uit een brief die hij in zijn hand hield. Ze moest toegeven dat de man een prettige stem had.
Cotton had de brief die hij voorlas gekozen uit een stapeltje dat Louisa hem had gegeven. Deze brief leek hem heel toepasselijk.
Louisa, het zal je genoegen doen te horen dat de herinneringen aan de bergen nog even sterk zijn als de dag waarop ik wegging, nu drie jaar geleden. Het valt me, eerlijk gezegd, heel gemakkelijk om terug te keren naar de hoge rotsen van Virginia. Ik hoef alleen maar mijn ogen te sluiten, dan zie ik onmiddellijk heel veel trouwe vrienden voor me, als lievelingsboeken die je op een speciale plaats bewaart. Je kent het groepje berken bij de kreek? Wanneer hun takken zich tegen elkaar aan drukten stelde ik me altijd voor dat ze elkaar deelgenoot maakten van hun geheimen. Vlak voor me liep een groepje vrouwtjesherten met hun kalfjes langzaam langs de rand van de door jou omgeploegde akkers, tot bij de bomen. Dan keek ik naar de hemel en volgde ik de warrelige vlucht van de onrustige zwarte kraaien, om vervolgens mijn blik te richten op een eenzame havik die afstak tegen de kobaltblauwe lucht.
Die hemel. O, die hemel. Je hebt me zo vaak verteld dat je in de bergen het gevoel hebt dat je je hand maar hoeft uit te steken om die te pakken, om die vast te houden en te strelen als een slapende poes, zodat je de overvloedige schoonheid kunt bewonderen. Ik heb de hemel altijd vergeleken met een zachte deken waar ik mezelf in zou willen wikkelen, Louisa, om dan lange tijd op de veranda te liggen slapen, genesteld in die behaaglijke warmte. En wanneer de avond viel zou ik de herinnering aan die hemel altijd willen vasthouden als een prachtige droom, tot aan het gloeiende roze van de zonsopgang.
Ik herinner me ook dat je vertelde hoe je dikwijls uitkeek over je land. Je wist heel goed dat het je nooit echt toebehoorde, evenmin als het zonlicht je kon toebehoren of je de lucht die je inademde, kon bewaren. Soms haal ik me een groot aantal van onze familieleden voor de geest, zoals ze bij de deur van de boerderij staan en naar diezelfde grond turen. Maar er zal een moment komen waarop de hele familie Cardinal zal zijn verdwenen. Je moet daar niet bedroefd om zijn, Louisa, want het open land in het dal, de stroom van bedrijvige rivieren en de zachte glooiing van de met groen bedekte hellingen, waar hier en daar kleine straaltjes gouden licht uit tevoorschijn komen, dat alles gaat door. Ze worden ook niet slechter van de kleine veranderingen die wij, stervelingen, in hun eeuwige bestaan aanbrengen, in de wetenschap dat God ze heeft gemaakt om tot in eeuwigheid te blijven bestaan, zoals je me zo vaak hebt verteld.
Hoewel ik nu een nieuw leven heb en het me over het algemeen wel bevalt in de grote stad, zal ik nooit vergeten dat het doorgeven van herinneringen de sterkste schakel is in de ragdunne keten die ons mensen met elkaar verbindt. Als je me iets geleerd hebt, dan is het wel dat hetgeen we in ons hart bewaren het belangrijkste element is van de mensheid.
Cotton hoorde een geluid en hield op met lezen. Hij keek naar het raam en zag nog juist een glimp van Lou, voor ze wegdook. Zwijgend las Cotton het laatste deel van de brief door en vervolgens besloot hij het met luide stem voor te lezen. Hij zou evenzeer spreken tegen de dochter, van wie hij wist dat ze zich vlak onder het raam verstopt hield, als tegen de moeder die in bed lag.
Na al die jaren te hebben gadegeslagen hoe je je leven leidt, eerlijk, waardig en vol mededogen, weet ik dat niets zo krachtig is als de bemoedigende vriendelijkheid van een mens die contact zoekt met een medemens die gevangen is in wanhoop. Ik denk elke dag aan je, Louisa, en dat blijf ik doen zolang mijn hart blijft kloppen. Heel veel liefs, Jack.
Lou stak haar hoofd weer boven de vensterbank uit. Stukje bij beetje draaide ze zich om tot ze haar moeder kon zien. Er was echter geen verandering opgetreden bij de vrouw. Totaal niet. Nijdig trok Lou zich van het venster terug. De arme Diamond helde nu gevaarlijk over, want haar duw tegen de vensterbank bracht hem uit zijn evenwicht. Ten slotte verloor de arme jongen de strijd en hij en Lou vielen om. De val eindigde in gekerm en gekreun toen ze languit op de grond terechtkwamen.
Cotton liep snel naar het raam en zag nog juist dat het tweetal om de hoek van het huis wegrende. Hij richtte zich tot de vrouw in het bed. ‘U moet echt bij ons terugkomen, miss Amanda,’ zei hij, en zachtjes, alsof hij bang was dat iemand anders het zou horen, liet hij erop volgen: ‘om een groot aantal redenen.’