8
In de boerderij sprak de verpleegster met de vrouw over Amanda’s toestand en andere belangrijke zaken. De vrouw luisterde aandachtig en stelde scherpe vragen.
‘We kunnen het meteen ook wel over míjn voorwaarden hebben,’ zei de verpleegster ten slotte. ‘Ik ben allergisch voor dieren en pollen en u moet ervoor zorgen dat hun aanwezigheid hier tot het minimum beperkt wordt. Onder geen enkele omstandigheid mogen dieren in het huis verblijven. Ik moet ook een bepaald dieet volgen, daar zal ik u een lijst van geven. Tevens wil ik de vrije hand hebben wat het toezicht op de kinderen betreft. Ik weet dat het mijn formele verplichtingen te buiten gaat, maar die twee hebben duidelijk een straffe hand nodig en ik ben van plan daarvoor te zorgen. In het bijzonder het meisje, dat is een lastpost. Ik ben ervan overtuigd dat u mijn openhartigheid op prijs zult stellen. Nu kunt u me mijn kamer wijzen.’
Louisa Mae Cardinal zei tegen de verpleegster: ‘Ik stel het op prijs dat u meegekomen bent, maar we hebben geen kamer voor u.’
De lange verpleegster stond zo rechtop als mogelijk was, maar ze was nog steeds kleiner dan Louisa Mae Cardinal. ‘Pardon?’ zei ze verontwaardigd.
‘Zegt u maar tegen Sam dat hij u terug moet brengen naar het station. Daar komt een trein langs die naar het noorden gaat. Een goede plek voor een wandeling terwijl u moet wachten.’
‘Er is me opgedragen hiernaartoe te gaan en voor mijn patiënte te zorgen.’
‘Amanda is bij mij in goede handen.’
‘U bent niet gediplomeerd.’
‘Sam en Hank moeten nu weg, lieve kind.’
‘Ik moet hierover met iemand bellen.’ Het gezicht van de verpleegster was zo rood geworden dat het erop begon te lijken dat zíj de patiënte zou kunnen worden.
‘De dichtstbijzijnde telefoon is onder aan de berg, in Tremont. Maar al belt u met de president van de Verenigde Staten, dit is nog steeds míjn huis.’ Louisa Mae pakte de vrouw zo stevig bij haar elleboog, dat ze met haar ogen begon te knipperen. ‘En we hoeven Amanda hier niet mee lastig te vallen.’ Ze loodste de zuster de kamer uit en deed de deur achter hen dicht.
‘Verwacht u nu echt van me dat ik geloof dat u geen telefoon hebt?’ zei de verpleegster.
‘Ik heb ook geen elektriciteit, maar ik versta u heel goed. Nogmaals bedankt, en een goede reis terug.’ Ze drukte de verpleegster drie verfrommelde dollarbiljetten in de hand. ‘Ik wilde dat het meer was, lieve kind, maar het is al het eierengeld dat ik heb.’
De verpleegster keek even naar het geld, voor ze zei: ‘Ik blijf tot ik er gerust op ben dat mijn patiënte…’
Louisa Mae pakte haar opnieuw bij haar elleboog en leidde haar naar de voordeur. ‘De meeste mensen hier hebben regels voor als er iemand op verboden terrein komt. Er wordt een waarschuwingsschot afgevuurd, vlak langs het hoofd. Om de aandacht te trekken. Het volgende schot wordt veel persoonlijker. Nou, ik ben te oud om een waarschuwingsschot af te vuren en ik heb ook nooit zout in mijn geweer gebruikt. Duidelijker kan ik het niet zeggen.’
Toen de Hudson stilhield stond de ambulance nog steeds voor de boerderij, die een grote, koele veranda had waarvan de schaduw langer werd naarmate de zon hoger klom. Lou en Oz stapten uit en bekeken hun nieuwe huis. Het was kleiner dan het uit de verte had geleken. Het viel Lou op dat er verscheidene aanbouwtjes waren, opzij en aan de achterkant, allemaal op een afgebrokkelde basis van steen, met los opgestapelde rotsblokken die een trap vormden van de grond naar de veranda. Het dak had geen spanten, maar leek te bestaan uit zwart asfaltpapier. Een houten leuning liep langs de hier en daar doorzakkende veranda. De schoorsteen was gemaakt van handgevormde steentjes waar de metselspecie op sommige plaatsen langs was gelekt. Het hout moest nodig geschilderd worden, er zaten heel wat bladders op en op de plekken waar het vocht was binnengedrongen waren de planken kromgetrokken.
Lou accepteerde het voor wat het was: een oud huis dat verscheidene malen verbouwd was en dat op een plaats stond waar de elementen vrij spel hadden. Maar het gras van het voorerf was keurig gemaaid, de stoep, de ramen en de vloer van de veranda waren schoon en ze merkte op dat er lentebloemen in glazen potten en houten kuipen op de vensterbanken en langs de rand van de veranda stonden. Een klimroos kroop omhoog tegen de steunpalen, een meidoornstruik schermde een deel van de veranda af en een kamperfoelie die op uitkomen stond groeide tegen een van de muren. Op de veranda was een ruwe werkbank neergezet waar gereedschap op verspreid lag en daarnaast stond een houten stoel.
Bruine kippen begonnen hen tokkend voor de voeten te lopen en even later kwamen er een paar vals uitziende ganzen aanrennen, zodat de kippen er krijsend vandoor gingen. Daarna kwam een haan op gele poten aanstampen om de ganzen te verjagen. Hij hield zijn kop scheef naar Lou en Oz, kraaide een keer en stampte weer terug naar waar hij vandaan was gekomen. De merrie begroette hen hinnikend vanuit de kraal, waar de twee muilezels in het niets stonden te staren. Hun vacht was roetzwart, hun oren en snuit leken niet met elkaar in evenwicht. Oz deed een stap in hun richting om ze beter te kunnen bekijken, maar deinsde terug toen een van de ezels een geluid maakte dat hij nog nooit had gehoord maar dat erg bedreigend klonk.
De aandacht van Lou en Oz verplaatste zich naar de voordeur toen die met meer geweld dan nodig was werd opengegooid. Hun moeders verpleegster kwam naar buiten gestormd. Op hoge benen liep ze langs de kinderen, haar lange armen en benen bewogen driftig en ze straalde kille woede uit.
‘Dit hou je toch niet voor mogelijk,’ jammerde ze tegen de Appalachen. Zonder nog een woord te zeggen of een lelijk gezicht te trekken, zonder met haar armen te zwaaien of met haar benen te schoppen, klom ze in de ziekenauto. Ze sloot de deuren met twee zachte dreunen toen metaal op metaal bonsde en daarna blies de brigade vrijwilligers verlegen de aftocht.
Stomverbaasd draaiden Lou en Oz zich om naar het huis om het antwoord hierop te vinden. Toen zagen ze de vrouw.
In de deuropening stond Louisa Mae Cardinal. Ze was heel lang en hoewel ze ook heel mager was, leek ze sterk genoeg om een beer te wurgen en vastberaden genoeg om het daadwerkelijk te doen. Haar gezicht was verweerd, de rimpels leken erin geëtst als houtnerven. Hoewel ze bijna tachtig jaar was, waren haar wangen nog stevig. De kaak was ook sterk, hoewel haar mond een beetje omlaag trok. Haar zilveren haar werd met een eenvoudig lintje in de hals bijeengehouden, vanwaar het tot op haar middel hing.
Het stelde Lou gerust dat ze geen jurk droeg, maar een slobberige spijkerbroek, zo verbleekt dat hij bijna wit was, en een donkerblauw overhemd dat op verscheidene plaatsen was versteld. Haar voeten staken in oude werkschoenen. Ze had iets van een majestueus standbeeld, maar ze had een opvallend paar lichtbruine ogen waaraan blijkbaar niets ontging.
Onverschrokken liep Lou naar haar toe, terwijl Oz zijn best deed zich achter de rug van zijn zus te verschuilen. ‘Ik ben Louisa Mae Cardinal. Dit is mijn broer, Oscar.’ Lou’s stem trilde maar ze bleef vastberaden staan, op slechts enkele centimeters afstand van haar naamgenote en deze nabijheid onthulde een opmerkelijk feit: hun profiel was bijna identiek. Ze leken een tweeling die door drie generaties werd gescheiden.
Louisa zei niets. Haar ogen volgden de ambulance.
Lou zag het en zei: ‘Was het niet de bedoeling dat die vrouw hier bleef om te helpen onze moeder te verzorgen? Ze is er niet best aan toe en we moeten ervoor zorgen dat ze het goed heeft.’
Haar overgrootmoeder richtte haar aandacht op de Hudson.
‘Eugene,’ zei Louisa Mae met een stem die nauwelijks nasaal klonk maar waarin toch een onmiskenbaar zuidelijk accent doorklonk, ‘breng de koffers naar binnen, jongen.’ Pas daarna keek ze naar Lou en hoewel het een strenge blik was, leek er toch iets achter de ogen te schemeren wat Lou het gevoel gaf dat ze welkom waren. ‘We zullen goed voor je moeder zorgen.’
Louisa Mae draaide zich om en liep het huis in. Eugene volgde met hun koffers. Oz concentreerde zich volledig op zijn beer en zijn duim. Hij knipperde snel met zijn grote, blauwe ogen, het bekende teken dat zijn zenuwen koortsachtig werkten. Het leek erop dat hij op dat moment het liefst helemaal naar New York terug zou willen lopen. Dat zou hij misschien ook gedaan hebben, als hij had geweten in welke richting New York lag.