13
Cotton en Louisa gingen via de achterdeur het huis binnen. Toen ze door de gang naar de voorkamer liepen, bleef Cotton staan om door de halfgeopende deur de kamer in te kijken waar Amanda in bed lag.
‘Wat hebben de dokters gezegd?’
‘Men... taal trau... ma.’ Langzaam sprak Louisa de vreemde woorden uit. ‘Zo noemde de zuster het.’
Ze gingen naar de keuken, waar ze plaatsnamen op stoelen met dikke poten, gemaakt van met de hand geschaafd eiken, die door het gebruik zo glad waren geworden dat het hout als glas aanvoelde. Cotton trok een stapeltje papieren uit zijn aktetas en haalde een bril met stalen montuur uit zijn jaszak. Nadat hij die had opgezet bestudeerde hij de papieren een poosje, om vervolgens achterover te leunen, gereed om ze te bespreken. Louisa schonk hem een kop cichoreikoffie in. Hij nam een slok en zei lachend: ‘Als dit je niet op de been houdt, ben je halfdood.’
Louisa nam zelf ook een kop en zei: ‘En, wat ben je te weten gekomen van die lui?’
‘Je kleinzoon had geen testament, Louisa. Niet dat het er veel toe doet, want hij had ook geen geld.’
Louisa keek verbluft. ‘En al die prachtige boeken dan?’
Cotton knikte bedachtzaam. ‘Hoe goed ze ook waren, zijn boeken werden helemaal niet goed verkocht. Hij moest andere opdrachten aannemen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Bovendien had Oz bij zijn geboorte gezondheidsproblemen. Dat heeft een hoop geld gekost. En New York is niet bepaald goedkoop.’
Louisa keek naar het tafelblad. ‘Dat is nog niet alles,’ zei ze. Vragend keek hij haar aan. ‘Jack heeft me al die jaren geld gestuurd, en zo is het. Ik heb hem een keer geschreven om te zeggen dat hij het niet moest doen. Dat hij voor zijn gezin moest zorgen. Maar hij zei dat hij rijk was. Dat heeft hij me zelf geschreven! Hij wilde dat ik het aannam, zei hij, na alles wat ik voor hem had gedaan. Maar eigenlijk heb ik helemaal niets gedaan.’
‘Nou, het lijkt erop dat Jack van plan was om voor een filmstudio in Californië te gaan schrijven toen het ongeluk gebeurde.’
‘Californië?’ Louisa sprak het woord uit alsof het iets kwaadaardigs was. Daarna leunde ze met een zucht achterover. ‘Die jongen heeft me dus een rad voor ogen gedraaid. En me geld gegeven terwijl hij het niet had. En verdomme, ik heb het aangenomen.’ Even bleef ze voor zich uit staren voor ze verderging. ‘Ik heb een probleem, Cotton. De laatste drie jaren van droogte hebben bijna geen oogst opgeleverd. Ik heb nog maar vijf zwijnen en daarvan zal ik er één binnenkort moeten slachten. Dan heb ik nog drie zeugen en een beer over. Bij de laatste worp waren er alleen maar kleintjes. Drie koeien, die redelijk melk geven. Ik heb er een laten dekken, maar ze heeft nog niet gekalfd en ik begin me nu echt zorgen te maken. Bran is ziek. Van de schapen heb ik meer last dan gemak en de ouwe merrie kan niet meer werken en eet me de oren van mijn hoofd. Maar al die jaren heeft ze zich halfdood gewerkt voor me.’ Ze haalde diep adem. ‘En McKenzie, van de winkel, geeft ons mensen die op de berg wonen geen krediet meer.’
‘Het zijn zware tijden, Louisa, dat valt niet te ontkennen.’
‘Ik weet dat ik niet mag klagen; deze berg heeft me door de jaren heen alles gegeven wat ik nodig had.’
Cotton leunde naar voren. ‘Wat je nog wel hebt, Louisa, is land. Dat is een waardevol bezit.’
‘Kan het niet verkopen, Cotton. Wanneer de tijd daar is, gaat het naar Lou en Oz. Hun vader hield net zoveel van deze plek als ik. En Eugene ook. Hij hoort bij de familie. Hij werkt hard. Hij krijgt een deel van dit land, dan kan hij zelf een bedrijfje beginnen en een gezin stichten. Dat is niet meer dan redelijk.’
Cotton zei: ‘Dat geloof ik ook.’
‘Toen die mensen schreven of ik de kinderen in huis wilde nemen, had ik toen nee moeten zeggen? Amanda heeft geen familie meer, ik ben de enige die ze nog hebben. Niet dat het veel voorstelt, ik breng niet veel meer terecht van het boerenwerk.’ Zenuwachtig wrong ze haar handen en ze tuurde bezorgd uit het raam. ‘Al die jaren heb ik aan hen gedacht, me afgevraagd hoe het met hen ging. Amanda’s brieven gelezen, de foto’s bekeken die ze stuurde. Ze was zo trots op wat Jack allemaal deed. En die prachtige kinderen.’ Ze slaakte een diepe zucht, de rimpels in haar hoge voorhoofd leken op voren in een akker.
Cotton zei: ‘Je redt het wel, Louisa. Als je me nodig hebt, als ik moet komen helpen met planten, of met de kinderen, dan laat je het maar weten. Ik zou er heel trots op zijn om je te mogen helpen.’
‘Kom nou, Cotton, je bent een drukbezet advocaat.’
‘De mensen hier hebben mijn diensten niet vaak nodig. Misschien is dat niet eens zo verkeerd. Als ze een probleem hebben gaan ze naar rechter Atkins in het gerechtsgebouw, om het uit te praten. Advocaten maken de zaken alleen maar ingewikkeld.’ Hij glimlachte en gaf haar een klopje op haar hand. ‘Het komt wel goed, Louisa. Dat je de kinderen hierheen hebt gehaald is een goede zaak. Voor iedereen.’
Louisa glimlachte, maar toen fronste ze langzaam haar voorhoofd. ‘Cotton, Diamond zei dat er een paar mannen in de buurt van de kolenmijnen zijn geweest. Dat vind ik niet zo prettig.’
‘Bodemonderzoekers, experts op het gebied van mineralen, heb ik gehoord.’
‘Graven ze de bergen nog niet snel genoeg af? Ik word er beroerd van, telkens wanneer ik weer een nieuwe schacht zie. Ik zal mijn grond nooit aan die mijnen verkopen. Alles wat mooi is halen ze weg.’
‘Ik heb gehoord dat die lui op zoek zijn naar olie, niet naar kolen.’
‘Olie?’ zei ze ongelovig. ‘Het is hier geen Texas.’
‘Ik zeg alleen maar wat ik heb gehoord.’
‘Ik kan me niet druk maken om die onzin.’ Ze stond op. ‘Je hebt gelijk, Cotton, het komt allemaal wel goed. God zal ons dit jaar regen sturen. Zo niet, dan vind ik er wel wat op.’
Nadat Cotton was opgestaan om te vertrekken, keek hij de gang in. ‘Louisa, vind je het goed dat ik even bij miss Amanda binnenloop om haar goedendag te zeggen?’
Louisa dacht erover na. ‘Een andere stem zou misschien goed voor haar zijn. En je gaat altijd zo goed met mensen om, Cotton. Hoe komt het toch dat je nooit getrouwd bent?’
‘Ik ben nog steeds op zoek naar de juiste vrouw die het met een man als ik kan uithouden.’
In Amanda’s kamer zette Cotton zijn aktetas neer en daarna liep hij rustig naar het bed. ‘Miss Cardinal, ik ben Cotton Longfellow. Ik vind het heel prettig kennis met u te maken. Ik heb het gevoel dat ik u al ken, want Louisa heeft me voorgelezen uit de brieven die u haar hebt gestuurd.’ Zoals te verwachten was vertrok Amanda geen spier en Cotton keek naar Louisa.
‘Ik heb tegen haar gepraat. Oz ook. Maar ze zegt nooit iets terug. Ze beweegt zelfs geen vinger.’
‘En Lou?’ vroeg Cotton.
Louisa schudde haar hoofd. ‘Dat kind ontploft nog eens, ze is een echte binnenvetter.’
‘Misschien zou het een goed idee zijn om Travis Barnes uit Dickens eens naar Amanda te laten kijken.’
‘Dokters kosten geld, Cotton.’
‘Travis is me nog iets schuldig. Hij komt wel.’
Zachtjes zei Louisa: ‘Dank je.’
Hij keek de kamer rond en zag een bijbel op de toilettafel. ‘Mag ik nog eens terugkomen?’ vroeg hij. Louisa keek hem vragend aan. ‘Ik dacht dat ik... nou, dat ik haar misschien iets zou kunnen voorlezen. Mentale stimulatie. Ik heb erover gehoord. Ik zeg niet dat het succes zal hebben, maar als ik íéts kan, is het lezen.’
Voor Louisa kon antwoorden keek Cotton naar Amanda. ‘Het zal me een genoegen zijn om u voor te lezen.’