22
Het schooljaar was afgelopen en het harde werk op de boerderij was begonnen. Elke dag stond Louisa heel vroeg op, nog voor de nacht goed en wel leek te zijn gevallen, en dan maakte ze Lou ook wakker. Het meisje moest zowel haar eigen karweitjes als die van Oz doen, als straf voor haar vechtpartij met Billy, en daarna werkten ze allemaal de hele dag op het land. Ze aten een eenvoudige lunch waar ze koel bronwater bij dronken in de schaduw van een magnolia. Geen van allen zei veel, het zweet droop door hun kleren. Tijdens deze rustpauzes gooide Oz stenen zo ver weg dat de anderen lachten en in hun handen klapten. Hij werd groter, de spieren van zijn armen en schouders ontwikkelden zich steeds meer en het harde werk maakte hem tegelijkertijd mager en sterk. Hetzelfde was het geval met zijn zus, zoals het bij iedereen scheen te gaan die hier worstelde om te overleven.
De dagen waren nu zo warm dat Oz alleen zijn tuinbroek droeg en geen overhemd of schoenen. Lou liep ook blootsvoets rond in een tuinbroek, maar zij had er een oud, katoenen hemdje onder aan. Op deze hoogte was de zon sterk en ze werden met de dag blonder en bruiner.
Louisa bleef de kinderen van alles leren. Ze legde uit welke bonen draden hadden en welke niet. De snijbonen die langs stokken groeiden waren wel draderig en moesten eerst worden afgehaald, anders zouden ze erin stikken. Ook vertelde ze hun dat ze zelf het grootste deel van het zaad voor de volgende oogst konden bewaren, behalve voor haver, omdat er machines nodig waren om die te pletten, machines die de eenvoudige boeren op de berg nooit zouden bezitten. Ze wisten nu hoe ze kleren moesten wassen met behulp van het wasbord en weinig zeep, die werd gemaakt van lysol en varkensvet – maar niet te veel –, hoe ze het vuur flink brandend moesten houden, de kleren goed uitspoelen en bij de derde spoeling blauwsel toevoegen om alles mooi wit te laten worden. ’s Avonds leerden ze bij het schijnsel van het vuur om hun kleren met naald en draad te verstellen. Louisa sprak er zelfs over dat het tijd werd dat Lou en Oz leerden de ezels te beslaan en quilts te maken.
Eindelijk vond Louisa ook tijd om Lou en Oz te leren rijden op Sue, de merrie. Eugene zette de kinderen om de beurt op het paard, dat niets op haar rug droeg, nog geen deken.
‘Waar is het zadel?’ vroeg Lou. ‘En de stijgbeugels?’
‘Je zadel is je romp en een paar sterke benen zijn je stijgbeugels,’ antwoordde Louisa.
Lou zat op Sue en Louisa stond naast de merrie.
‘Nu moet je de teugels in je rechterhand houden, Lou, zoals ik je heb voorgedaan, nu komt het eropaan!’ zei Louisa. ‘Sue zal je een poosje je gang laten gaan, maar je moet haar laten voelen wie de baas is.’
Lou trok aan de teugels, drukte haar voeten in de flanken van het paard, maakte er veel lawaai bij en Sue bleef volkomen stilstaan, alsof ze diep in slaap was.
‘Stom paard,’ verklaarde Lou na een tijdje.
‘Eugene,’ riep Louisa in de richting van de akker. ‘Geef me eens even een zetje, jongen.’
Eugene kwam naar hen toe hinken en hielp Louisa op het paard. Ze ging achter Lou zitten en pakte de teugels.
‘Het probleem is niet dat Sue stom is, maar dat jij haar taal nog niet spreekt. Wanneer je wilt dat Sue gaat lopen, duw je zacht met je voeten tegen de onderkant van haar buik en dat hou je vast. Voor haar betekent het dat ze in beweging moet komen. Wanneer je haar van richting wilt laten veranderen, ruk je niet aan de teugels maar laat je ze zachtjes glijden. Om te stoppen geef je een licht rukje naar achteren, zo.’
Lou deed wat Louisa haar had voorgedaan en Sue begon te lopen. Het meisje liet de teugels naar links glijden en het paard ging die kant op. Daarna gaf ze een rukje aan de teugels en Sue kwam langzaam tot stilstand.
Lou begon uitbundig te lachen. ‘Hé, kijk nu eens. Ik kan paardrijden.’
Cotton had zijn hoofd uit Amanda’s slaapkamerraam gestoken om hen gade te slaan. Daarna keek hij omhoog naar de stralende hemel en vervolgens naar Amanda in het bed.
Een paar minuten later ging de voordeur open. Cotton droeg Amanda naar buiten en zette haar in de schommelstoel, naast een bosje klimplanten met grote, paarse bloemen.
Oz, die nu samen met zijn zus op Sue zat, keek naar het huis, zag zijn moeder en viel bijna van het paard. ‘Hé, mam, kijk eens, ik ben een cowboy!’ Louisa stond naast het paard en staarde naar Amanda. Ten slotte keek Lou ook die kant op, maar ze leek niet erg enthousiast toen ze haar moeder buiten zag. Cottons ogen gingen van dochter naar moeder en zelfs hij moest toegeven dat de vrouw totaal niet op haar plaats leek in de stralende zon. Haar ogen bleven gesloten, het briesje speelde niet met haar korte haar, alsof zelfs de elementen haar in de steek hadden gelaten. Hij droeg haar weer naar binnen.
Een paar dagen later, op weer zo’n prachtige zomermorgen, was Lou net klaar met melken. Ze kwam de stal uit met twee volle emmers. Plotseling bleef ze doodstil staan en keek naar de akkers in het eerste ochtendlicht. Daarna rende ze zo snel naar het huis dat de melk over haar voeten klotste. Ze zette de emmers op de veranda en vloog het huis in, langs Louisa en Eugene heen de gang door, onder het slaken van opgewonden kreten. Ze stoof haar moeders kamer in, waar Oz naast Amanda zat, bezig haar haren te borstelen.
Lou was buiten adem. ‘Het is gelukt! Het is groen. Alles wat we gezaaid hebben komt op! Oz, je moet gaan kijken.’ Oz holde zo snel de kamer uit dat hij vergat dat hij nog in zijn ondergoed liep. Lou bleef hijgend midden in het vertrek staan, met een brede lach op haar gezicht. Toen ze weer normaal kon ademhalen liep ze naar haar moeder en ging bij haar zitten, terwijl ze een van de krachteloze handen pakte. ‘Ik dacht dat je het wel zou willen weten. We hebben er zo hard voor gewerkt.’ Zwijgend bleef het meisje nog een minuut zitten. Daarna legde ze de hand neer en ze stond op. Haar enthousiasme was verdwenen.
Zoals ze dat vaker deed, was Louisa ook die avond in haar slaapkamer bezig op de Singer-trapnaaimachine die ze negen jaar geleden voor tien dollar op afbetaling had gekocht. Ze wilde niet aan de kinderen vertellen wat ze maakte en ze mochten er ook niet naar raden. Toch wist Lou dat het iets moest zijn voor haar en Oz, en daardoor voelde ze zich nog schuldiger over de vechtpartij met Billy Davis.
De volgende avond ging Oz na het eten naar zijn moeder. Eugene was in de stal om de zeis te repareren. Nadat Lou de borden had afgewassen, ging ze naast Louisa op de veranda zitten. Een poosje zei geen van beiden iets. Lou zag een paar grote mezen uit de schuur vliegen, waarna ze op het hek gingen zitten. Ze waren mooi, met hun grijze veren en hun puntige kuif, maar het meisje schonk er weinig aandacht aan.
‘Het spijt me dat ik gevochten heb,’ zei ze snel. Ze slaakte opgelucht een zucht omdat ze eindelijk haar excuus had aangeboden.
Louisa keek naar de twee ezels in de kraal. ‘Dat vind ik fijn,’ zei ze, verder niets. De zon begon onder te gaan en de hemel was tamelijk helder, zonder noemenswaardige wolken. Een grote kraai vloog eenzaam in grote cirkels rond en liet zich telkens meevoeren op een zuchtje wind, als een traag vallend blad.
Lou raapte een handvol aarde op en keek naar de mieren die in slagorde over haar hand liepen. De kamperfoelie stond in volle bloei, de geur zweefde om hen heen, samen met die van rozen en roze klaver, en de paarse bloemen van de klimplant schermden de veranda af. Een wilde roos met vlammend rode bloemen had zich langs de meeste palen geslingerd.
‘George Davis is een afschuwelijke man,’ zei Lou.
Louisa leunde met haar rug tegen de rand van de veranda. ‘Hij laat zijn kinderen werken als ezels en hij behandelt zijn ezels beter dan zijn kinderen.’
‘Nou, Billy hoefde niet zo gemeen tegen me te doen,’ zei Lou. Toen begon ze te grinniken. ‘Het was zo grappig om hem uit die boom te zien vallen toen hij de dode slang zag die ik in zijn lunchdoos had gestopt.’
Louisa boog zich naar haar toe en keek haar vragend aan. ‘Zat er nog iets anders in die doos?’
‘Iets anders? Wat dan?’
‘Eten.’
Lou keek verward. ‘Nee, de doos was leeg.’
Louisa knikte langzaam, leunde opnieuw tegen het hekje en keek naar het westen, waar de zon achter de bergen wegzonk en de hemel roze en rood kleurde.
Louisa zei: ‘Weet je wat ik zo gek vind? Dat kinderen denken dat ze zich moeten schamen omdat hun vader hun geen eten meegeeft. Dat ze zich zo schamen dat ze een lege doos mee naar school nemen en doen alsof ze eten, om niemand te laten merken dat ze niets te eten hebben. Vind je dat grappig?’
Lou schudde haar hoofd en sloeg haar ogen neer. ‘Nee.’
‘Ik weet dat ik niet met je over je vader heb gepraat. Maar ik hou heel veel van jou en Oz, en ik hou nog meer van jullie omdat ik zijn verlies wil goedmaken, al weet ik dat ik dat niet kan.’ Ze legde haar hand op Lou’s schouder en draaide het meisje naar zich toe. ‘Maar jullie hadden een fijne vader. Een man die van jullie hield. Ik weet dat het daardoor des te moeilijker is om te accepteren dat hij er niet meer is, dat is zowel een zegen als een vloek die we allemaal in ons leven moeten meedragen. Maar het is wel zo dat Billy Davis elke dag met zijn vader moet leven. Ik zou liever in jouw schoenen staan. En ik weet dat Billy Davis dat ook zou willen. Ik bid elke dag voor al die kinderen. Dat zou jij ook moeten doen.’