•42•
De bmw stopte op de oprijlaan. LuAnn zat in de auto en keek op naar het huis. Nadat ze een tijdje had rondgereden, had ze besloten hierheen te gaan. De jeep stond er, dus hij zou er ook wel zijn. Ze stapte uit de bmw en liep de brede verandatrap van het Victoriaanse huis op.
Riggs hoorde haar aankomen. Hij was net klaar met zijn telefoongesprek. Het papier dat voor hem lag, was bedekt met notities, meer informatie dan hij ooit had willen hebben. Zijn ingewanden trokken zich samen bij de gedachte aan dat alles.
Hij deed open toen ze aanklopte, en ze ging naar binnen zonder hem aan te kijken.
‘Hoe ging het?’ vroeg hij.
LuAnn liep even door de kamer, liet zich toen op de bank zakken en keek schouderophalend naar hem op. ‘Helemaal niet goed.’ Haar stem klonk lusteloos. Riggs wreef over zijn ogen en ging in de stoel tegenover haar zitten.
‘Vertel me wat er is gebeurd.’
‘Waarom? Waarom zou ik jou bij dit alles betrekken?’
Hij zweeg even, dacht na over wat hij ging zeggen. Hij kon hier niet zomaar van weglopen. Blijkbaar gaf ze hem de gelegenheid om dat te doen. Hij kon nu gewoon zeggen dat ze gelijk had en haar naar buiten leiden, zijn leven uit. Hij keek naar haar, zag hoe vermoeid en alleen ze was, en sprak haar zacht maar indringend toe.
‘Ik wil je helpen.’
‘Dat is aardig van je, maar ik zou echt niet weten waar ik moest beginnen.’
‘Bijvoorbeeld met tien jaar geleden, Georgia, en dat je voor de politie op de vlucht bent vanwege een moord die je niet hebt begaan.’
Ze keek hem aan, beet op haar lip. Ze wilde deze man zo graag vertrouwen; dat was een bijna lichamelijke behoefte. Maar toen ze door de gang naar zijn kantoor keek, waar ze die vorige keer had gezien dat hij gemakkelijk en snel al die informatie over haar had verkregen, begon ze weer te twijfelen. Jackson vertrouwde de man niet. Wie was hij? Waar kwam hij vandaan? Wat had hij in zijn vroegere leven gedaan?
Toen ze zich weer naar hem omdraaide, zag ze dat hij aandachtig naar haar keek. Hij zag de onzekerheid, de argwaan in haar ogen.
‘LuAnn, ik weet dat je me niet helemaal vertrouwt. Nog niet. Maar je kúnt me vertrouwen.’
‘Ik wil je graag vertrouwen, Matthew. Echt waar. Het is alleen...’ Ze stond op en begon weer door de kamer te lopen. ‘Het is alleen zo dat ik er de afgelopen tien jaar een gewoonte van heb gemaakt om nooit iemand te vertrouwen. Niemand anders dan Charlie.’
‘Nou, Charlie is er niet, en het ziet ernaar uit dat je dit niet in je eentje de baas kunt.’
Ze verstijfde toen ze die woorden hoorde. ‘Je zou er versteld van staan wat ik de baas kan.’
‘Daar twijfel ik niet aan. Helemaal niet,’ zei hij met een oprechte, ontwapenende stem.
‘En als ik jou erbij betrek, betekent dat uiteindelijk dat ik je in gevaar breng. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben.’
‘Ik ben gevaarlijke dingen, en gevaarlijke mensen, gewend. Daar zou je nog van staan te kijken.’
Ze keek hem met een vaag glimlachje aan. Haar bruine ogen hadden een bedwelmend effect op hem. Ze herinnerden hem meteen aan hun liefdesspel.
‘En toch wil ik niet dat jou iets overkomt.’
‘Waarom ben je dan hier? Hoe geweldig het vanmorgen ook was, ik geloof toch niet dat je hier voor een middagnummertje bent gekomen. Je hebt wel wat anders aan je hoofd. Dat kan ik zien.’
Ze leunde weer achterover en vouwde haar handen samen. Nadat ze een volle minuut had nagedacht, begon ze ernstig te spreken. ‘De man heet Thomas Donovan. Hij is journalist of zoiets. Hij heeft onderzoek naar me gedaan.’
‘Waarom? Waarom naar jou? Die moord?’
LuAnn aarzelde even en zei toen: ‘Dat ook.’
‘Wat dan nog meer?’
LuAnn gaf nu geen antwoord; ze sloeg haar ogen neer. Het ging tegen haar verstand in om persoonlijke informatie te verstrekken aan iemand anders dan Charlie.
Riggs besloot een schot voor de boeg te wagen. ‘Had het met de lotto te maken?’
Ze keek langzaam op. De verbazing droop van haar gezicht.
‘Toen ik je echte naam wist, klikte er iets. Je hebt tien jaar geleden honderd miljoen dollar gewonnen. De kranten stonden er toen vol van. En daarna ben je verdwenen.’
Ze keek hem argwanend aan. In haar hoofd gingen allerlei alarmbelletjes over. Maar zijn gezicht drukte niets dan oprechtheid uit, en ten slotte nam haar argwaan enigszins af, in elk geval tijdelijk.
‘Ja, ik heb dat geld gewonnen.’
‘En wat wil Donovan nu? Je verhaal over de moord?’
‘Dat ook.’
‘En wat nog meer?’ drong hij aan.
Nu begonnen de alarmbellen weer te rinkelen, en ditmaal lieten ze zich niet door Riggs’ eerlijke gezicht tot zwijgen brengen. LuAnn stond op. ‘Ik moet weg.’
‘Kom nou, LuAnn. Vertel het me.’
‘Ik denk dat ik al meer heb gezegd dan ik had moeten doen.’
Riggs wist veel meer dan ze hem had verteld, maar hij wilde het van haarzelf horen. De bron van de informatie over LuAnn had natuurlijk willen weten waarom hij erom vroeg. Hij had gelogen, of tenminste, bijna gelogen. Hij zou LuAnn Tyler niet verraden, tenminste, nog niet. Hij had geen enkele reden om haar te vertrouwen en veel redenen om dat niet te doen. Toch vertrouwde hij haar. Hij geloofde in haar.
Toen ze haar hand op de deurknop had gelegd, riep hij haar toe.
‘LuAnn, als je van gedachten verandert: ik ben hier.’
Ze keek hem niet aan, bang als ze was voor wat er zou kunnen gebeuren wanneer ze dat deed. Ze zou hem zo graag alles willen vertellen. Ze wilde zijn hulp, ze wilde weer de liefde met hem bedrijven. Na al die jaren van verzinsels, van leugens, bedrog en voortdurende angst voor ontdekking, wilde ze zo graag dat hij haar in zijn armen nam, dat hij van haar hield om haarzelf, niet om de enorme rijkdom die ze bezat.
Riggs keek haar bmw na toen ze wegreed. Toen de auto uit het zicht was verdwenen, draaide hij zich om en ging naar zijn kantoor terug. Na zijn verzoek om informatie over LuAnn Tyler, wist Riggs, zou de fbi vast en zeker een paar agenten naar Charlottesville sturen om met hem te praten. Het minste dat ze zouden doen, was het regionale fbi -kantoor inlichten. Maar vanwege zijn speciale status zouden ze eerst door nogal wat bureaucratische hoepels moeten springen. Hij had wat tijd, al was het niet veel. En als de fbi -jongens er eenmaal waren, was het gedaan met LuAnn Tyler. Al haar zorgvuldige manoeuvres van de afgelopen tien jaar om verborgen te blijven, zouden dan in één klap door Riggs zijn weggevaagd. Riggs had opeens heel sterk het gevoel dat hij dat niet mocht laten gebeuren, ondanks alles wat hij over de vrouw wist. In de loop van zijn vroegere carrière was bedrog een deel van zijn leven geworden. Dat gold ook voor het doorzien van mensen: hij had steeds beter geleerd de goeden van de slechten te onderscheiden. LuAnn was een goed mens; tot die conclusie was Riggs al veel eerder gekomen. Ook als ze zijn hulp niet wilde, zou ze die krijgen. Maar ze had blijkbaar met erg gevaarlijke mensen te maken. En, dacht Riggs bij zichzelf, hij nu ook.