•28•
LuAnn reed over de oprijlaan en stopte voor het huis. Ze zag de pick-up nergens staan. Waarschijnlijk was hij met een ander karwei bezig. Ze wilde net weggaan, maar toen ze zag hoe mooi Matt Riggs’ huis was, bleef ze staan. Ze stapte uit de bmw en ging de verandatrap op. De gracieuze lijnen van het oude huis, en de zichtbare zorg en bekwaamheid waarmee het was gerestaureerd – het was zo’n mooi huis dat ze het wilde bekijken, al was de eigenaar er niet.
Ze liep om de brede veranda heen en streek met haar hand over het sierlijke houten krulwerk. Ze maakte de hordeur open en klopte op de voordeur, maar er kwam niemand. Ze aarzelde en probeerde toen de deurknop. Die gaf gemakkelijk mee. Waar zij was opgegroeid, deden mensen hun deur ook niet op slot. Zijzelf lette tegenwoordig erg op beveiliging, maar het was goed om te weten dat er nog zulke plaatsen op de wereld waren. Ze aarzelde opnieuw. Als ze het huis van de man binnenging zonder dat hij het wist, zou dat de zaak nog ingewikkelder kunnen maken. Maar als hij er nooit achter kwam? Misschien kon ze nuttige informatie over hem vinden, iets wat ze kon gebruiken om zich uit deze potentiële rampsituatie te redden.
Ze duwde de voordeur open en deed hem toen zachtjes achter zich dicht. De huiskamer had eikenhouten planken van verschillende breedte, vlekkerig van ouderdom. De meubelen waren eenvoudig maar zorgvuldig gearrangeerd, en ze waren allemaal van uitstekende kwaliteit. LuAnn vroeg zich af of Matt Riggs de meubelen in kapotte staat kocht en ze dan zelf restaureerde. Ze liep door de kamers en bleef hier en daar staan om het handwerk van de man te bewonderen. Boven sommige meubelstukken hing een lichte vernislucht. Het huis was netjes en schoon. Er waren geen foto’s van familie: geen vrouw, geen kinderen. Ze wist niet waarom ze dat vreemd vond. Ze ging naar zijn kantoor en keek naar binnen. Ze liep zachtjes naar zijn bureau en bleef een ogenblik staan, want ze meende een geluid te horen dat ergens uit het huis kwam. Haar hart begon te bonken en ze dacht er even over om weg te vluchten. Maar het geluid herhaalde zich niet en ze kwam tot rust en ging achter het bureau zitten. Het eerste dat haar opviel, was het papier waarop Riggs zijn aantekeningen had gemaakt. Haar naam en andere informatie over haar. Toen zag ze de informatie over de Honda. Ze keek op haar horloge. Riggs was duidelijk niet een man die van een lui leventje hield. En hij kon informatie uit bronnen krijgen die voor anderen gesloten bleven. Dat was verontrustend. Opeens keek LuAnn op. Ze keek door het brede raam naar de achtertuin. Er stond daar een soort schuur. De deur stond een beetje open. LuAnn had gedacht dat ze daar iets zag bewegen. Toen ze opstond om naar buiten te gaan, stak ze haar hand in haar jaszak. Haar vingers sloten zich om de .38.
Ze ging het huis uit en begon naar haar auto terug te lopen. Toen kon ze haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ze sloop naar de schuurdeur en gluurde naar binnen. Een plafondlamp verlichtte het interieur. De schuur bleek een werkplaats en opslagruimte te zijn. Over de hele lengte van twee wanden stonden zware werkbanken en tafels, en LuAnn zag meer gereedschap dan ze ooit eerder bij elkaar had gezien. De twee andere wanden hadden planken waarop hout en andere materialen zorgvuldig gesorteerd lagen opgeslagen. LuAnn ging naar binnen en zag de trap aan de achterkant van de schuur. Vroeger zou ze zeker hebben geweten dat die trap naar een hooizolder leidde. Maar Riggs had geen vee dat hooi nodig had, tenminste niet voorzover ze kon zien. Ze vroeg zich af wat daar nu was.
Langzaam ging ze de trap op. Toen ze boven was, keek ze verbaasd om zich heen. De zolderruimte was ingericht als studeerkamer en observatieplaats. Ze zag twee boekenkasten, een oude leren stoel, een ottomane, en een oud potkacheltje. In een van de hoeken was voor een groot raam een ouderwetse telescoop opgesteld. Toen LuAnn de zolder opliep en door het raam keek, begon haar hart te bonken. Riggs’ truck stond achter de schuur.
Toen ze zich omdraaide om de trap weer af te rennen, keek ze opeens in de loop van een jachtgeweer.
Toen Riggs zag wie ze was, liet hij langzaam het wapen zakken. ‘Wat doet u hier?’ Ze probeerde langs hem te lopen, maar Riggs pakte haar arm vast. Ze trok hem meteen weer los.
‘U hebt me de stuipen op het lijf gejaagd,’ zei ze.
‘Sorry. Nou, wat doet u hier?’
‘Ontvangt u bezoekers in uw huis altijd op die manier?’
‘Bezoek komt meestal door de voordeur naar binnen, en alleen nadat ik die heb geopend.’ Hij keek om zich heen. ‘Dit is toch echt niet mijn voordeur, en ik kan me niet herinneren dat ik u heb uitgenodigd.’
LuAnn schuifelde van hem vandaan. Ze keek om zich heen en richtte haar blik toen weer op zijn woedende gezicht.
‘Dit is een mooie ruimte om rustig te zitten nadenken. Zou u er iets voor voelen om zoiets in mijn huis te maken?’
Riggs ging tegen de wand geleund staan. Hij richtte zijn jachtgeweer nog omlaag, maar hij kon het binnen een seconde naar boven zwaaien. ‘Misschien kunt u beter eerst mijn werk aan de omheining afwachten, voordat u me iets anders laat doen, mevrouw Savage.’
Ze deed alsof het horen van haar naam haar verraste, maar blijkbaar trapte Riggs daar niet in.
‘Nou, hebt u nog iets anders van belang in mijn kantoor gevonden, afgezien van wat ik over u aan de weet ben gekomen?’
Ze keek hem met nog meer respect aan. ‘Als het op mijn privacy aankomt, ben ik een beetje paranoïde.’
‘Dat heb ik gemerkt. Hebt u daarom een vuurwapen bij u?’
LuAnn keek naar haar zak. Er was een glinstering van de .38 te zien.
‘U hebt goede ogen.’
‘Een .38 heeft niet veel stopkracht. Als u het echt belangrijk vindt om uw privacy en uw veiligheid te beschermen, kunt u misschien beter een 9 mm nemen. Die semi-automatische revolvers zijn eigenlijk dingen van niks.’ De hand met het jachtgeweer bewoog even. ‘Weet u wat: als u die revolver tevoorschijn haalt, aan de loop, leg ik mijn jachtgeweer weg.’
‘Ik ga niet op u schieten.’
‘Daar hebt u volkomen gelijk in. Dat gaat u niet doen,’ zei hij rustig. ‘Doet u nu maar wat ik zeg, mevrouw Savage. En doet u het erg langzaam.’
LuAnn pakte de loop van de revolver vast en haalde hem uit haar zak.
‘En nu ontlaadt u hem en doet u de kogels in een zak en de revolver in de andere zak. En ik kan tot zes tellen, dus haalt u geen trucjes uit.’
LuAnn deed wat haar gezegd werd en keek hem daarbij woedend aan. ‘Ik ben het niet gewend om als een misdadiger te worden behandeld.’
‘U breekt bij me in met een wapen op zak, en zo zal ik u behandelen. Weest u maar blij dat ik niet iemand ben van eerst schieten en dan vragen stellen. Een schot hagel kan erg pijnlijk zijn.’
‘Ik heb niet ingebroken. De deur stond open.’
‘Probeert u dat maar niet als u voor een rechter staat,’ zei hij.
Toen Riggs zich ervan had vergewist dat ze de revolver leeg had gemaakt, klapte hij het jachtgeweer open en legde hij het op de boekenkast. Vervolgens sloeg hij zijn armen over elkaar en keek haar aan.
Een beetje van haar stuk gebracht, keerde LuAnn tot haar oorspronkelijke gedachtegang terug. ‘Mijn vriendenkring is erg klein. Als iemand in die kring binnendringt, word ik nieuwsgierig.’
‘Dat is grappig. U noemt het binnendringen, maar wat ik vanmorgen heb gedaan, zouden de meeste mensen anders opvatten: ik kwam u te hulp.’
LuAnn streek een haarlok van haar gezicht weg en wendde haar ogen even af. ‘Hoort u eens, meneer Riggs...’
‘Mijn vrienden noemen me Matt. Wij zijn geen vrienden, maar ik wil u dat voorrecht wel toestaan,’ zei hij koel.
‘Ik noem je liever Matthew. Ik wil je regels niet overtreden.’
Riggs keek haar even verrast aan en haalde toen zijn schouders op. ‘Zoals je wilt.’
‘Charlie zei dat je politieman bent geweest.’
‘Dat heb ik nooit gezegd.’
Nu was het haar beurt om hem verrast aan te kijken. ‘Nou, ben je dat geweest?’
‘Het gaat je niets aan wat ik ben geweest. En je hebt me nog steeds niet verteld wat je hier komt doen.’
Ze wreef met haar hand over de oude leren stoel. Ze gaf niet meteen antwoord, maar Riggs bleef net zo lang zwijgen tot ze iets zei. ‘Wat vanmorgen gebeurde, was een beetje ingewikkelder dan het leek. Het is iets wat ik zal afhandelen.’ Ze zweeg even en keek hem onderzoekend aan. ‘Ik stel op prijs wat je hebt gedaan. Je hebt me geholpen en dat had je niet hoeven te doen. Ik ben hierheen gekomen om je te bedanken.’
Riggs ontspande een beetje. ‘Goed, al verwachtte ik geen bedankje. Je had wat hulp nodig en ik was toevallig in de gelegenheid om die hulp te bieden. De een helpt de ander. De wereld zou veel leefbaarder zijn als we ons allemaal aan die regel hielden.’
‘Ik kom je ook om een dienst vragen.’
Riggs boog afwachtend zijn hoofd naar haar toe.
‘Die situatie van vanmorgen... ik zou het op prijs stellen als je dat alles gewoon zou vergeten. Zoals ik al zei, Charlie en ik handelen het af. Als jij erbij betrokken bent, wordt het moeilijker voor mij.’
Riggs dacht daar even over na.
‘Ken je die man?’
‘Ik wil er echt niet over praten.’
Riggs wreef over zijn kin. ‘Weet je, die kerel botste tegen me op. Dus ik heb al het gevoel dat ik erbij betrokken ben.’
LuAnn kwam wat dichter naar hem toe. ‘Ik weet dat je mij niet kent, maar het zou erg veel voor me betekenen als je het gewoon zou vergeten. Echt waar.’ Het leek wel of haar ogen groter werden bij elk woord dat ze uitsprak.
Riggs had het gevoel dat hij dichter naar haar toe ging, al had hij in werkelijkheid geen centimeter bewogen. Het was of haar ogen aan zijn gezicht vastgeplakt zaten, en het was ook net of al het zonlicht dat door het raam naar binnen viel werd tegengehouden, alsof de zon verduisterd werd.
‘Ik zal je vertellen wat ik doe: tenzij die kerel me nog meer moeilijkheden bezorgt, zal ik vergeten dat het ooit gebeurd is.’
LuAnn liet van opluchting haar schouders zakken. ‘Dank je.’
Ze liep langs hem naar de trap. De geur van haar parfum drong tot hem door. Zijn huid begon te tintelen. Dat was in lange tijd niet gebeurd.
‘Je hebt een mooi huis,’ zei ze.
‘Het is niet te vergelijken met dat van jou.’
‘Heb je het allemaal zelf gedaan?’
‘Het meeste wel. Ik ben nogal handig.’
‘Als je morgen nu eens langskomt, dan kunnen we bespreken wat voor werk je verder nog voor me kunt doen.’
‘Mevrouw Savage...’
‘Zeg maar Catherine.’
‘Catherine, je hoeft mijn stilzwijgen niet te kopen.’
‘Om een uur of twaalf. Dan heb ik de lunch klaarstaan.’
Riggs keek haar onderzoekend aan en haalde toen zijn schouders op. ‘Dat is goed.’
Toen ze de trap af ging, riep hij haar na: ‘Die kerel in die Honda, ik neem niet aan dat hij het zomaar opgeeft.’
Ze wierp een veelbetekenende blik op het jachtgeweer en keek hem toen weer aan.
‘Ik neem nooit meer iets aan, Matthew.’
‘Nou, het is een goed doel, John, en ze levert graag een bijdrage aan goede doelen.’ Charlie leunde in zijn stoel achterover en nam een slokje van de hete koffie. Hij zat aan een raamtafeltje in het restaurant van de Boar’s Head Inn, aan een zijstraat van Ivy Road, een eindje ten westen van de Universiteit van Virginia. Op twee borden lagen de resten van een ontbijt. De man tegenover hem straalde.
‘Nou, ik kan je niet zeggen hoeveel dit voor onze gemeenschap betekent. Dat zij hier is, dat jullie hier allebei zijn, is gewoon geweldig.’ John Pemberton had golvend haar en droeg een duur pak met twee rijen knopen. Hij had een kleurrijke pochet in zijn borstzak en een bijpassende das met noppen. Hij was een van de meest geslaagde en invloedrijkste makelaars in de stad. Hij zat ook in het bestuur van tal van liefdadigheidsinstellingen en plaatselijke organisaties. De man wist zo ongeveer alles wat in Charlottesville en omgeving gebeurde, en dat was precies de reden waarom Charlie hem voor het ontbijt had uitgenodigd. Bovendien had de courtage op de verkoop van LuAnns huis Pemberton een bedrag van zes cijfers voor de komma opgeleverd. Alleen al daarom was hij een vriend voor het leven.
Hij sloeg nu zijn ogen neer. Toen hij weer naar Charlie opkeek, verscheen er een schaapachtige grijns op zijn knappe gezicht. ‘We hopen mevrouw Savage op een dag persoonlijk te ontmoeten.’
‘Absoluut, John, absoluut. Zij verheugt zich ook op een ontmoeting met jullie. Dat kost alleen wat tijd. Ze leeft erg teruggetrokken, weet je.’
‘Natuurlijk, natuurlijk, we hebben hier erg veel van zulke mensen. Filmsterren, schrijvers, mensen met zoveel geld dat ze niet weten wat ze ermee moeten doen.’
Er speelde onwillekeurig een glimlachje om Pembertons mondhoeken. Charlie nam aan dat de man vaak dagdroomde over de kapitalen die hij aan courtages kon verdienen wanneer al die rijke mensen in Charlottesville kwamen wonen of weer weggingen.
‘Je zult het gewoon nog een tijdje met mijn gezelschap moeten doen.’ Er kwam een glimlach op Charlies gezicht.
‘En dat is ook erg aangenaam gezelschap,’ antwoordde Pemberton automatisch.
Charlie zette zijn koffiekop neer en schoof zijn ontbijtbord van zich af. Als hij nog gerookt zou hebben, zou hij nu een sigaret hebben opgestoken. ‘We laten Matt Riggs wat werk voor ons doen.’
‘Hij zet een omheining. Ja, dat weet ik. Dat is vast en zeker zijn grootste karwei tot nu toe.’
Toen hij Charlie verrast zag kijken, glimlachte Pemberton een beetje verlegen. ‘Charlottesville mag dan een kosmopolitische uitstraling hebben, het is evengoed maar een klein stadje. Er gebeurt hier maar erg weinig zonder dat de meeste mensen het binnen de kortste keren weten.’
Die woorden troffen Charlie als een hamerslag. Had Riggs het al aan iemand verteld? Was het een vergissing van hen geweest om hier te gaan wonen? Hadden ze zich beter tussen de zeven miljoen inwoners van New York kunnen planten?
Met enige moeite zette hij die verlammende gedachten van zich af. Hij ging verder. ‘Goed. Nou, de man had een paar erg goede referenties.’
‘Hij levert erg goed werk. Hij is betrouwbaar en professioneel. In de ogen van de meeste mensen hier woont hij nog niet lang in de stad, een jaar of vijf, maar ik heb nooit een kwaad woord over hem gehoord.’
‘Waar komt hij vandaan?’
‘Uit Washington. De stad, niet de staat.’ Pemberton streek met zijn vingers over zijn theekopje.
‘Was hij daar ook al aannemer?’
Pemberton schudde zijn hoofd. ‘Nee, hij heeft zijn aannemersvergunning pas gekregen toen hij hier al woonde.’
‘Maar hij kan daar bij een ander in dienst zijn geweest.’
‘Ik denk dat hij een natuurtalent voor dat vak heeft. Hij is een eersteklas timmerman, maar hij ging twee jaar in de leer bij Ralph Steed, een van de beste bouwers hier in de stad. Ralph overleed, en toen begon Riggs voor zichzelf. Hij heeft erg goed geboerd. Hij is een harde werker. En die opdracht van die omheining is natuurlijk een buitenkans voor hem.’
‘Zeker. Evengoed, die man verschijnt op een dag in de stad en begint aan iets nieuws. Daar is lef voor nodig. Ik bedoel, ik heb hem ontmoet, en het was niet zo dat hij net van school was gekomen toen hij hier aankwam.’
‘Nee, dat was hij niet.’ Pemberton keek in het kleine restaurant om zich heen. Toen hij weer sprak, deed hij dat met gedempte stem. ‘Je bent niet de eerste die nieuwsgierig is naar Riggs’ herkomst.’
Charlie boog zich naar voren, waardoor ze nog meer op een paar samenzweerders gingen lijken. ‘O nee? Wat is dit dan, een kleine plaatselijke intrige?’ Charlie probeerde zo luchtig en nonchalant mogelijk te spreken.
‘Natuurlijk zijn er altijd geruchten, en die kun je natuurlijk niet allemaal geloven. Evengoed heb ik uit verschillende bronnen gehoord dat Riggs een belangrijke functie bekleedde in Washington.’ Pemberton zweeg even om zijn woorden extra gewicht te geven. ‘Bij een inlichtingendienst.’
Achter het stenen masker van zijn gezicht vocht Charlie tegen de aandrang om zijn ontbijt er meteen weer uit te gooien. Hoewel LuAnn het geluk had gehad een van Jacksons lottowinnaars te worden, had ze daarna zoveel pech gehad dat het bijna niet te geloven was. ‘Bij een inlichtingendienst, zeg je? Je bedoelt dat hij een spion was?’
Pemberton bracht zijn handen omhoog. ‘Wie zal het zeggen? Zulke mensen leiden een leven vol geheimen. Al zou je ze folteren, dan zouden ze nog niets zeggen. Waarschijnlijk kauwen ze dan hun cyanidepil kapot, of wat ze maar in hun gebit hebben, en gaan dan vredig de duisternis in.’ Pemberton hield blijkbaar wel van een beetje dramatiek, vermengd met elementen van gevaar en intrige – vooral wanneer hij zelf op veilige afstand kon blijven.
Charlie wreef over zijn linkerknie. ‘Ik had gehoord dat hij politieman was geweest.’
‘Wie heeft je dat gezegd?’
‘Dat weet ik niet meer. Ik hoorde het in het voorbijgaan.’
‘Nou, als hij bij de politie is geweest, kan dat worden nagegaan. Als hij spion was, zijn daar vast geen gegevens meer van, hè?’
‘Dus hij heeft nooit met iemand over zijn verleden gesproken?’
‘Alleen in vage bewoordingen. Daarom zul je wel hebben gehoord dat hij politieman is geweest. Mensen horen stukjes en beetjes en vullen dan zelf de lege plekken in.’
‘Wel allemachtig.’ Charlie leunde achterover. Hij deed zijn best om kalm te blijven.
‘En toch is hij een erg goede bouwer. Jullie krijgen een goede omheining.’ Pemberton lachte. ‘Zolang hij maar niet begint rond te snuffelen. Als hij spion is geweest, kan hij dat misschien niet goed afleren. Ik heb een brandschoon leven geleid, maar iedereen heeft wel geheimen, nietwaar?’
Charlie schraapte zijn keel voordat hij antwoord gaf. ‘Sommigen meer dan anderen.’
Toen boog Charlie zich weer naar voren, met zijn handen gevouwen op de tafel. Hij wilde erg graag van onderwerp veranderen en wist nu ook hoe hij dat moest doen. ‘John,’ zei hij op gedempte toon, ‘John, ik moet je om een kleine gunst vragen.’
Pembertons glimlach werd nog breder. ‘Zeg het maar, Charlie, en het komt voor elkaar.’
‘We hebben laatst een man aan de deur gehad. Hij vroeg om een donatie voor een liefdadigheidsinstelling waarvan hij, zei hij, de leiding had.’
Pemberton keek verrast. ‘Hoe heette hij?’
‘Hij kwam hier niet vandaan,’ zei Charlie vlug. ‘Hij gaf me een naam op, maar ik weet niet zeker of het zijn echte naam was. Het was allemaal nogal verdacht, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Volkomen.’
‘Iemand in mevrouw Savages positie moet voorzichtig zijn. Er lopen veel bedriegers rond.’
‘Zeg dat wel. Wat vervelend.’
‘Ja. Nou, hoe dan ook, die man zei dat hij een tijdje in de omgeving bleef. Hij vroeg om een tweede gesprek met mevrouw Savage.’
‘Ik hoop dat jullie dat niet gaan doen.’
‘Ik heb het nog niet gedaan. De man liet een telefoonnummer achter, maar het was geen nummer uit Charlottesville. Ik heb het gedraaid. Het was een boodschappendienst.’
‘Hoe heette die instelling van hem?’
‘Dat weet ik niet precies meer, maar het had iets met medisch onderzoek te maken.’
‘Dat is zo gemakkelijk te verzinnen,’ zei Pemberton met enige deskundigheid. ‘Natuurlijk heb ik geen persoonlijke ervaring met dat soort oplichterij,’ voegde hij er zelfgenoegzaam aan toe, ‘maar ik weet dat het veel voorkomt.’
‘Precies. Nou, om een lang verhaal kort te maken: omdat de man zei dat hij een tijdje in de buurt bleef, leek het me waarschijnlijk dat hij ergens iets heeft gehuurd, in plaats van een hotelkamer te nemen. Zo’n hotelkamer wordt na een tijdje te duur, vooral wanneer je van de ene oplichterij naar de andere moet leven.’
‘En je wilt weten of ik erachter kan komen waar hij is?’
‘Precies. Ik zou het niet vragen als het niet erg belangrijk was. Als het om dat soort dingen gaat, kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Ik wil weten met wie ik te maken heb, voor het geval dat hij nog eens komt opdagen.’
‘Natuurlijk, natuurlijk.’ Pemberton liet zijn adem ontsnappen en nam een slokje thee. ‘Ik zal het voor je nagaan. Wat zulke dingen betreft, sta ik helemaal aan de kant van jou en mevrouw Savage.’
‘En we zullen je erg dankbaar zijn voor je hulp, als je ons die kunt geven. Ik heb met mevrouw Savage over een aantal van jouw goede doelen gesproken, en ze sprak in erg positieve termen over al die instellingen en over jouw werk daarvoor.’
Pemberton straalde nu over heel zijn gezicht. ‘Als je me nu eens een signalement van de man gaf? Ik heb vanochtend vrij, dus ik kan meteen aan mijn onderzoekje beginnen. Als hij binnen honderd kilometer afstand van Charlottesville zit, kan ik hem met mijn connecties vast en zeker vinden.’
Charlie beschreef de man, legde wat geld op de tafel voor het ontbijt en stond op. ‘We stellen dit erg op prijs, John.’