•14•
Toen LuAnn uit de taxi stapte, keek ze op naar het immens hoge Empire State Building. Ze kreeg niet veel tijd om zich over het bouwkundig fenomeen te verbazen, want ze voelde bijna meteen een hand op haar arm.
‘Deze kant op, dan kunnen we praten.’ De stem klonk vriendelijk en geruststellend, maar al haar nekhaartjes gingen recht overeind staan.
Ze trok haar arm los en keek hem aan. Hij was erg lang en had brede schouders. Zijn gezicht was gladgeschoren en zijn haar was dik en donker, net als zijn wenkbrauwen. Zijn ogen waren groot en stralend.
‘Wat wil je?’ Nu ze de man van het briefje voor zich zag staan, was LuAnn al niet zo bang meer.
Romanello keek om zich heen. ‘Weet je, zelfs in New York zouden we de aandacht trekken als we hier midden op het trottoir met elkaar blijven praten. Er is een lunchroom aan de overkant. Ik stel voor dat we daarheen gaan.’
‘Waarom zou ik?’
Hij sloeg zijn armen over elkaar en keek haar glimlachend aan. ‘Je hebt blijkbaar mijn briefje en het krantenbericht gelezen. Anders zou je hier niet zijn.’
‘Ik heb het gelezen,’ zei LuAnn rustig.
‘Dan lijkt het me wel duidelijk dat we het een en ander met elkaar te bespreken hebben.’
‘Wat heb jij daarmee te maken? Was jij betrokken bij die drugshandel?’
De glimlach verdween van zijn lippen en hij deed een stap naar achteren. ‘Zeg...’
‘Ik heb niemand vermoord,’ zei ze heftig.
Romanello keek nerveus om zich heen. ‘Wil je dat iedereen hier weet wat wij te bespreken hebben?’
LuAnn keek naar de voorbijgangers en liep toen in de richting van de lunchroom, op de voet gevolgd door Romanello.
Eenmaal binnen, namen ze een tafeltje achterin. Romanello bestelde koffie en keek LuAnn toen aan. ‘Trek in iets?’ vroeg hij vriendelijk.
‘Niets.’ Ze zond hem een felle blik toe.
Toen de serveerster weg was, keek hij haar aan. ‘Omdat ik me wel kan voorstellen dat je dit gesprek zo kort mogelijk wilt houden, zullen we maar meteen ter zake komen.’
‘Hoe heet je?’
Hij keek geschrokken. ‘Hoezo?’
‘Verzin maar wat. Dat schijnt iedereen te doen.’
‘Waar heb je het...’ Hij zweeg en dacht even na. ‘Goed, noem me maar Rainbow.’
‘Rainbow, hè? Dat is weer eens iets anders. Jij lijkt op geen van de regenbogen die ik ooit heb gezien.’
‘Kijk, daar vergis je je nou in.’ Zijn ogen schitterden een ogenblik. ‘Regenbogen hebben een pot met goud aan het eind staan.’
‘Nou?’ LuAnn sprak kalm, maar haar blik was behoedzaam.
‘Nou, jij bent mijn pot met goud, LuAnn. Aan het eind van mijn regenboog.’ Hij spreidde zijn handen. Ze maakte aanstalten om op te staan.
‘Ga zitten!’ De woorden schoten uit zijn mond. LuAnn bleef half opgericht staan en keek de man aan. ‘Ga zitten, als je de rest van je leven niet in de gevangenis wilt doorbrengen, maar in het paradijs.’ Hij werd weer kalm en nodigde haar met een beleefd handgebaar uit om weer te gaan zitten. Ze deed het langzaam en bleef hem daarbij recht aankijken.
‘Ik ben nooit erg goed in spelletjes geweest, meneer Rainbow, dus zegt u nou maar wat u te zeggen hebt, dan zijn we daar ook weer klaar mee.’
Romanello wachtte even omdat de serveerster terugkwam met de koffie. ‘Weet je zeker dat je niet ook wilt? Het is kil buiten.’
Hij zag de kilte in LuAnns ogen en drong niet verder aan. Hij wachtte tot de serveerster de koffie had neergezet en gevraagd had of ze nog iets anders wilden. Toen ze weg was, boog hij zich over de tafel. Zijn ogen waren misschien nog maar tien centimeter van die van LuAnn verwijderd. ‘Ik ben in je caravan geweest, LuAnn. Ik heb de lijken gezien.’
Ze huiverde even. ‘Wat deed je daar?’
Hij leunde achterover. ‘Ik kwam toevallig voorbij.’
‘Jij lult uit je nekharen, dat weet je net zo goed als ik.’
‘Misschien. Maar weet je, ik zag je in die auto naar de caravan rijden, dezelfde als op die krantenfoto. Ik zag je op het station een pak bankbiljetten uit de reiswieg van je kind trekken. Ik zag je een aantal telefoongesprekken voeren.’
‘Nou en? Mag ik niet meer telefoneren?’
‘In de caravan lagen twee lijken en een flinke partij drugs, LuAnn. Dat was jóúw caravan.’
LuAnn kneep haar oogleden enigszins samen. Was Rainbow een politieman die haar tot een bekentenis probeerde te brengen? Ze verschoof op haar stoel. ‘Ik weet niet waar je het over hebt. Ik heb nooit lijken gezien. Je hebt zeker iemand anders uit die auto zien stappen. En wie zegt dat ik mijn geld niet mag bewaren waar ik wil?’ Ze stak haar hand in haar zak en haalde het krantenbericht tevoorschijn. ‘Hier, neem dit maar terug en ga iemand anders bang maken.’
Romanello pakte het stuk krant, wierp er een blik op en stopte het in zijn zak. Toen zijn hand weer in het zicht kwam, begon LuAnn bijna onbedaarlijk te beven toen ze het afgescheurde stuk van een bloederig overhemd zag.
‘Herken je dit, LuAnn?’
Ze had grote moeite haar gezicht onder controle te houden. ‘Dat lijkt me een stuk van een overhemd met vlekken erop. Nou en?’
Hij glimlachte. ‘Weet je, ik had niet verwacht dat je hier zo kalm onder zou blijven. Jij bent een achterlijke trut uit een boerengat. Ik had gedacht dat je me op je knieën om genade zou smeken.’
‘Sorry als ik niet ben wat jij had gedacht. Als je nog eens beweert dat ik achterlijk ben, sla ik je van die stoel af.’
Zijn gezicht werd plotseling hard en hij trok de rits van zijn jasje open tot ze de kolf van zijn 9 mm kon zien. ‘Dat moet je vooral niet doen, LuAnn: mij kwaad maken,’ zei hij rustig. ‘Als ik me kwaad maak, kan ik erg onaangenaam worden. Sterker nog, dan word ik gewelddadig.’
LuAnn wierp nauwelijks een blik op het wapen. ‘Wat wil je van me?’
Hij trok de rits van zijn jasje weer dicht. ‘Zoals ik al zei: jij bent mijn pot met goud.’
‘Ik heb geen geld,’ zei ze vlug.
Hij schoot bijna in de lach. ‘Waarom ben je in New York, LuAnn? Ik wed dat je nooit eerder uit dat godvergeten Rikersville vandaan bent geweest. Waarom ben je uitgerekend naar New York vertrokken?’ Hij hield zijn hoofd een beetje schuin alsof hij op een antwoord wachtte.
LuAnn wreef nerveus over het onregelmatige tafelblad. Toen ze eindelijk sprak, keek ze hem niet aan. ‘Goed, misschien wist ik wat er in die caravan was gebeurd. Maar ik heb niks verkeerds gedaan. Ik moest daar wel weg, want ik wist dat ik in grote moeilijkheden kon komen. Ik had ook ergens anders heen kunnen gaan, maar het werd toevallig New York.’ Ze keek op om te zien hoe hij op haar uitleg reageerde. Hij had nog steeds die glimlach.
‘Wat ga je met al dat geld doen, LuAnn?’
Ze keek hem geschrokken aan. ‘Waar heb je het over? Welk geld? Dat in de reiswieg?’
‘Ik hoop dat je niet gaat proberen honderd miljoen dollar in een reiswieg te proppen.’ Hij keek naar haar borst. ‘Of in je beha, al kan daar heel wat in.’ Ze staarde alleen maar naar hem terug, haar lippen een klein beetje van elkaar. ‘Eens kijken,’ ging hij verder. ‘Wat is tegenwoordig het tarief voor chantage? Tien procent? Twintig procent? Vijftig procent? Ik bedoel, zelfs als je de helft overhoudt, heb je nog miljoenen op je bankrekening. Daarmee zijn jij en je kind voorgoed uit de nood, nietwaar?’ Hij nam een slokje koffie en leunde achterover. Terwijl hij naar haar keek, speelden zijn vingers met de randen van zijn servet.
LuAnn greep haar hand die voor haar lag krampachtig vast. Een ogenblik dacht ze erover hem te lijf te gaan, maar ze bedwong die aandrang.
‘Jij bent gek, man, echt waar.’
‘Morgen is de persconferentie, LuAnn.’
‘Welke persconferentie?’
‘Je weet wel, waar je die grote cheque in je handen hebt en lacht en naar de teleurgestelde massa wuift.’
‘Ik moet weg.’
Zijn rechterhand schoot uit en greep haar arm vast. ‘Ik denk niet dat je dat geld kunt uitgeven als je in een cel zit.’
‘Ik zei dat ik weg moest.’ Ze trok haar hand los en stond op.
‘Doe niet zo dom, LuAnn. Ik zag je dat lottoformulier kopen. Ik was bij de trekking van de lotto. Ik zag de brede lach op je gezicht, en hoe je juichend door de straten rende. En ik was in het lottogebouw toen je je prijs kwam opeisen. Dus je kunt me niets wijs maken. Als je hier nu wegloopt, bel ik meteen naar Rikersville en vertel ik de sheriff daar alles wat ik heb gezien. En dan stuur ik ze dit stuk van een overhemd. Je zou ervan staan te kijken wat voor geweldige technische dingen ze tegenwoordig in hun laboratoria hebben. En dan leggen ze de stukjes van de puzzel aan elkaar. En als ik ze vertel dat jij net de lotto hebt gewonnen en dat ze je misschien moeten grijpen voordat je verdwenen bent, kun je je nieuwe leven wel gedag zeggen. Al heb je dan vermoedelijk wel het geld om je kind in een goed tehuis onder te brengen terwijl jij in de gevangenis wegrot.’
‘Ik heb niks verkeerds gedaan.’
‘Nee, je hebt iets doms gedaan, LuAnn. Je bent weggelopen. En als je wegloopt, denken de smerissen altijd dat je schuldig bent. Zo denken smerissen. Ze geloven dat je er tot je nek in zat, tot aan je mooie hoofdje. Op dit moment zijn ze je nog niet op het spoor. Maar dat komt nog wel. Jij mag nu beslissen of ze over tien minuten weten waar je bent, of over tien dagen. Als het over tien minuten gebeurt, ben je dood. Als het over tien dagen gebeurt? Nou, ik neem aan dat je van plan bent voorgoed te verdwijnen. Dat ben ik trouwens ook van plan. Je betaalt me maar één keer, dat garandeer ik je. Ik zou al dat geld nooit kunnen uitgeven, al deed ik nog zo mijn best, en jij ook niet. Op die manier hebben we allebei gewonnen. Op de andere manier verlies jij, dan ben je alles kwijt. Nou, wat wordt het?’
Ze hing nog verstijfd boven haar stoel. Langzaam, centimeter voor centimeter, ging ze weer zitten.
‘Erg verstandig van je, LuAnn.’
‘Ik kan je niet de helft geven.’
Zijn gezicht betrok. ‘Niet hebberig worden, dame.’
‘Daar heeft het niets mee te maken. Ik kan je wel betalen. Ik weet nog niet hoeveel, maar het wordt een heleboel. Genoeg voor jou om te doen wat je maar wilt doen.’
‘Ik begrijp niet...’ begon hij.
LuAnn onderbrak hem door Jacksons woorden te gebruiken: ‘Je hoeft niets te begrijpen. Maar als ik dit doe, wil ik dat je één vraag beantwoordt, en ik wil de waarheid, of anders mag je de politie bellen, dat kan me niet schelen.’
Hij keek haar behoedzaam aan. ‘Welke vraag dan?’
LuAnn boog zich over de tafel en sprak met een gedempte maar intense stem. ‘Wat deed je in die caravan? Je kwam niet toevallig voorbij. Dat weet ik zeker.’
‘Hoor nou eens, wat maakt het uit waarom ik daar was?’ Hij maakte een nonchalant gebaar.
LuAnn liet haar arm zo snel uit schieten als een ratelslang, en greep zijn pols vast. Hij huiverde toen ze daarin kneep met een kracht die hij niet van haar had verwacht. Hoe groot en sterk hij ook was, hij zou al zijn kracht moeten gebruiken om die greep te verbreken. ‘Ik zei dat ik een antwoord wilde, en ik hoop voor jou dat het de waarheid is.’
‘Ik verdien de kost...’ Hij glimlachte en verbeterde zichzelf. ‘Ik verdiendé de kost door kleine problemen voor mensen op te lossen.’
LuAnn bleef zijn pols vasthouden. ‘Welke problemen? Had dat iets te maken met de drugs waar Duane in handelde?’
Romanello schudde al met zijn hoofd. ‘Ik weet niets van drugs. Duane was al dood. Misschien bedroog hij zijn leverancier. Misschien hield hij geld achter. Hoe dan ook, die andere kerel heeft hem overhoop gestoken. Wie zal het zeggen? Wie kan het wat schelen?’
‘Wat is er met die andere kerel gebeurd?’
‘Jij was toch degene die hem sloeg? Zoals ik al in het briefje schreef: zo dood als een pier.’ LuAnn zei niets. Hij zweeg even om diep adem te halen. ‘Je kunt mijn pols nu wel loslaten.’
‘Je hebt mijn vraag niet beantwoord. En als je dat niet doet, mag je van mij de sheriff bellen, want dan krijg je geen rooie cent van me.’
Romanello aarzelde, maar toen won zijn hebzucht het van zijn gezond verstand. ‘Ik ging daarheen om jou te doden,’ zei hij simpelweg.
Ze liet langzaam zijn pols los na er nog één keer hard in geknepen te hebben. Hij nam even de tijd om erover te wrijven en de bloedsomloop weer op gang te laten komen.
‘Waarom?’ vroeg LuAnn fel.
‘Ik stel geen vragen. Ik doe alleen waarvoor ik betaald word.’
‘Wie heeft je opdracht gegeven mij te doden?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet.’ Ze greep weer naar zijn pols, maar ditmaal was hij daarop voorbereid en trok hij vlug zijn arm weg. ‘Ik zeg je dat ik het niet weet. Het is niet zo dat mijn cliënten bij me langskomen en dat ze me dan bij een kopje koffie vertellen wie ik koud moet maken. Ik word gebeld, ik krijg de helft van het geld van tevoren. De rest krijg ik als ik het werk heb gedaan. Over de post.’
‘Ik leef nog.’
‘Dat klopt. Maar alleen omdat ik werd teruggeroepen.’
‘Door wie?’
‘Door degene die me in dienst had genomen.’
‘Wanneer werd je teruggeroepen?’
‘Ik was in je caravan. Ik zag je uit de auto stappen en weglopen. Ik ging naar mijn auto, en toen werd ik gebeld. Om ongeveer kwart over tien.’
LuAnn leunde achterover. De waarheid begon haar te dagen: Jackson. Dus zo rekende hij af met degenen die niet op zijn voorstel ingingen.
Toen ze niets zei, boog Romanello zich naar voren: ‘Zo, nu heb ik al je vragen beantwoord. Zullen we het dan nu over onze kleine regeling hebben?’
LuAnn keek hem een volle minuut aan voordat ze iets zei: ‘Als ik erachter kom dat je tegen me liegt, zal het je slecht vergaan.’
‘Weet je, iemand wiens beroep het is mensen te doden, boezemt mensen meestal een beetje meer angst in dan me bij jou is gelukt,’ zei hij, en zijn donkere ogen schitterden haar toe. Hij trok zijn jasje weer een beetje open om haar de kolf van de 9 mm nog eens te laten zien. ‘Voorzichtig!’ zei hij dreigend.
LuAnn wierp een minachtende blik op het pistool en keek hem toen weer aan. ‘Ik ben mijn hele jeugd door krankzinnige mensen omringd geweest, meneer Rainbow. Boerenkinkels die dronken werden en mensen een jachtgeweer in het gezicht duwden en dan voor de lol de trekker overhaalden, of die iemand zo erg met een mes bewerkten dat hun moeder ze niet meer zou herkennen, om dan weddenschappen af te sluiten over hoe lang het zou duren voordat ze doodbloedden. En dan was er nog de zwarte jongen die met een doorgesneden keel en zonder zijn edele delen in een meer terechtkwam, omdat iemand dacht dat hij zich een beetje te veel aan een blank meisje opdrong. Ik weet vrij zeker dat mijn vader daar iets mee te maken had, niet dat het de politie ook maar een snars interesseerde. Dus ik ben heus niet bang voor je pistooltje en je geouwehoer. Laten we dit afwerken, dan kun je uit mijn leven verdwijnen.’
Het gevaar in de diepten van Romanello’s ogen trok snel weg. ‘Goed,’ zei hij rustig, en hij trok de rits van zijn jasje weer dicht.