SJOERD KUYPER
Het liefste dier
Twee maanden woonde Jelle nu al in deze
badplaats, twee maanden zat hij al in deze klas, maar vrienden had
hij nog niet.
‘Nodig dan eens iemand uit,’ zei z’n moeder, ‘om
hier te komen spelen.’ Maar Jelle zou niet weten wie. Er was er
eigenlijk maar één die hij wel wilde uitnodigen. Dat was Cupido, de
onderwijzer. Kon z’n moeder zien dat hij niet overdreef als hij zei
dat Cupido gek was. Jelle had alle verhalen verteld: over de
zilveren fiets, de viool met de drie snaren, de blote voeten in de
rubberlaarzen, het snorpoetsen bij het fonteintje... Z’n moeder had
er om gelachen, maar of ze hem ook geloofde? Geen vrienden en een
gekke onderwijzer - je kon het beter treffen. Maar Jelles moeder
hield de moed erin. ‘Wacht het schoolreisje maar af,’ zei ze
vrolijk, ‘dan komt iedereen wel los. Voor je het weet maak je pret
met iedereen.’
Ze beloofde het haast en dat was aardig van
haar. Maar Jelle moest het nog zien.
De bus reed voor en Cupido trok de deur
open.
‘Geen gedrang!’ riep hij. iedereen gaat gewoon
op z’n plaats zitten, zoals ie ook in de klas zit. Eerst de
muurrij.’
Zo kwam ook Jelle te zitten waar hij altijd al
zat: helemaal vooraan, naast Jack, de rooie krullebol. En voor de
rest had het ook al weinig van een schoolreisje. De bus was een
klas op wielen. Cupido viste zijn viool uit de plastic zak,
probeerde te stemmen en ging voor in de bus staan, naast de
chauffeur. ‘Jack,’ zei hij.
En Jack stond op, nam de bladmuziek en hield die
hoog boven zijn hoofd, zodat Cupido de noten goed kon lezen. ‘Het
schoolreisjeslied!’ riep de onderwijzer.
Hij streek de eerste noot uit een snaar, hief
zijn strijkstok en de hele klas begon bulderend te zingen. Het was
het stompzinnigste lied dat Jelle ooit gehoord had, maar hij bromde
mee omdat hij zo vooraan zat en Cupido hem af en toe strak aankeek.
De man stond stevig op zijn benen, dat moest gezegd. Want terwijl
Jack bij iedere bocht heen en weer zwaaide als een ruitewisser,
wankelde de onderwijzer geen moment. Jelle bestudeerde de viool -
was die ene snaar nu écht een elastiekje of niet? Hij kwam er niet
uit. Aan de muziek te horen waren het vier elastiekjes. Bestreken
door een rekstok. Al twee maanden verwonderde Jelle zich erover dat
Jack nooit lamme armen kreeg. En geen walkman droeg. ‘Over
anderhalf uur verzamelen we ons weer hier, bij de ingang,’ zei
Cupido. Een seconde later was de hele klas verdwenen in de doolhof
van de dierentuin. De hele klas, behalve Jelle. Die stond daar nog
en wist niet waar hij het eerste heen zou gaan.
‘Kom op jongen, ga je eens vermaken,’ hoorde hij
de stem van Cupido achter zich.
Jelle keek om en zag tot zijn verbazing dat de
chauffeur van de bus de dierentuin binnen kwam wandelen met aan
zijn hand de zilveren fiets van de onderwijzer. Het was een
goedkoop soort zilververf waarmee het ding was ingesmeerd, maar
Cupido hield vol dat de fiets van zilver was. Je kon zien dat hij
het meende ook. ‘Ja meneer,’ zei Jelle. ‘Goed meneer.’
Na een uurtje hield Jelle de dieren wel voor
gezien. In het apenhuis stonk het; in het aquarium stond een
vreemde man hem steeds zo aan te staren. Voor de rest van de dieren
was Jelle eigenlijk bang, ook al wist hij heel goed dat ze hem
niets konden doen. Het liefste was hij naar de kinderboerderij
gegaan, maar hij was bang dat iemand uit zijn klas hem daar zou
zien. Op een bankje in een stille hoek van de dierentuin ging Jelle
zitten. Hij keek in z’n portemonnee, hij had nog massa’s geld over.
Hij wipte even op en stak de portemonnee diep in zijn achterzak.
Hij deed de rits van de zak zorgvuldig dicht. Vreemd genoeg dacht
hij aan het opstel dat ze morgen vast en zeker over het
schoolreisje zouden moeten schrijven. Jelle wist maar één zin: Ik
had niet eens meer zin in een ijsje... Hij keek op en zag de
buffel. De buffel zag Jelle. Het dier stond op een betonnen
vloertje in een hok dat niet veel groter was dan Jelles slaapkamer.
Hij probeerde zijn kop tussen de dikke tralies door te duwen. Hij
probeerde het niet écht; hij wist al jaren dat het toch niet lukken
zou. Jelle was daar niet zo zeker van. Hij schoof wat achteruit. De
buffel hield op met duwen, hij keek alleen nog maar. Een beetje
nieuwsgierig - alsof hij Jelle voor het eerst zag. En dat was ook
zo natuurlijk. En heel erg verdrietig - alsof hij nu al wist dat
Jelle straks weer weg zou gaan. En dat was ook zo.
En opeens zag Jelle dat de buffel misschien wel
tien keer groter was dan hij zelf, en misschien wel honderd keer zo
zwaar, maar... hun ogen waren even groot. Of even klein. Maar wel
precies. En Jelle leunde voorover. Hij stelde zich voor, de buffel
stelde zich voor, en voor Jelle begreep wat er gebeurde vertelde de
buffel hem verhalen over toen hij nog jong was en vrij in de weidse
prairies en... Jelle schrok op van wegspattend grind vlak naast
hem. Cupido stapte van zijn fiets en stalde die tegen het bankje.
Hij liep naar het hok van de buffel, boog zich over het hek en
drukte op de knop in de drinkbak. Er spoot water te voorschijn. De
onderwijzer maakte zijn vingers nat en poetste daarmee zijn snor.
Daarna kwam hij naast Jelle zitten. ‘Vriend van je?’ vroeg hij en
knikte naar de buffel. Jelle glimlachte verlegen.
"t Is een ouwe,’ zei Cupido, ‘hij heeft nog in
het wild geleefd. Hij heeft tenminste nog een kop vol herinnering
aan vrijheid.’ ‘Dat heeft hij me verteld,’ zei Jelle. En schrok dat
hij zoiets idioots zei. ‘Niet écht natuurlijk...’ zei hij snel.
‘Tuurlijk niet,’ zei Cupido, ‘dat kan immers niet.’ ‘Nee,’ zei
Jelle.
De onderwijzer stond op en pakte zijn fiets.
‘Kom,’ zei hij. ‘Achterop jij.’
Jelle ging voorzichtig zitten, een been aan
iedere kant. Cupido fietste langzaam weg, keek toen achterom.
‘Wat is dat nou?’ vroeg hij streng. ‘Dat is de
bedoeling niet! Doe toch kunstjes, jongen! Ga staan! Op één been!
En schreeuw! Naar iedereen uit de klas, naar iedereen die je ziet:
verzamelen bij de ingang. Het is tijd!’ Aarzelend ging Jelle op de
bagagedrager staan. ‘Wel goed vasthouden, hoor,’ fluisterde
Cupido.
Maar Jelles haar woei in de wind! Hij vloog over
de prairie! Met één been hoog geheven hield hij zich staande op de
bezwete rug van zijn voortijlende paard. En hij schreeuwde! Zijn
oorlogskreet, zijn keel rauw... Alle kinderen uit de klas volgden
hem in een woeste dans. En zo arriveerde er een uitgelaten
schreeuwende, springende en lachende groep scholieren met hoogrode
koppen bij de uitgang van de dierentuin.
‘Opstel over het schoolreisje!’ riep Cupido de
volgende dag. Hij liep vlak langs Jelle naar het fonteintje
achterin de klas. Jelle keek naar beneden, diep de laarzen in, en
zag dat Cupido werkelijk geen sokken droeg. Titel: Het liefste dier
in de dierentuin. De onderwijzer draaide de kraan open en poetste
zijn snor.