VERONICA HAZELHOFF
Dokter Zwaluws elfdaagse afslankkuur
‘Roosje! Al die pauzes zijn helemaal niet
goed voor je. Wil je eeuwig vet blijven?’ schreeuwt dokter Zwaluw.
‘Ellendeling,’ kreunt Roosje. Ze gaat verder touwtje springen.
Hannes stopt het lege zakje van de hagelslagboterhammen keurig in
zijn broekzak.
Dag één
Hannes sluipt door de tuin van Het Grote Huis.
Het staat er al heel lang. ‘Eeuwen!’ zou Nellie zeggen. Nellie
overdrijft graag. Toch zou Hannes het leuk vinden als ze nu naast
hem sloop. Maar Nellie heeft harples. De andere kinderen uit
Hannes’ klas rijden paard, spelen viool, voetballen of zitten op
ballet. Hannes zit nergens op. Niet omdat hij niet mag, maar omdat
hij niet wil.
‘School is al genoeg. Ik wil zelf mijn tijd
indelen,’ vertelt hij aan ooms, tantes en de buren, die zich
afvragen of Hannes zich niet vreselijk verveelt. ‘Ze hebben zelfs
roosters voor na schooltijd!’ schreeuwde hij tegen zijn moeder,
toen ze hem voorstelde op de modelbouwclub te gaan.
Hannes heeft geen vader. Dat is tenminste één
persoon minder om zich druk te maken over Hannes’
vrijetijdsbesteding. Daarom sluipt hij alleen door die tuin.
Het Grote Huis stond leeg, maar is onlangs
verkocht.
‘Er komt een gezondheidskliniek in,’ wist
Nellie. ‘Waar ze oefeningen doen.’ Nellie lachte geheimzinnig en
Hannes werd nieuwsgierig. Oefeningen? Inmiddels ligt hij op de
grond achter een grote hortensiastruik. Hij hoort geschater. Zou
dat bij die oefeningen horen? Hannes hoopt iets heel spannends te
zien als hij de struik opzij duwt. ‘Wat krijgen we nou?’ mompelt
hij. Op het grasveld voor Het Huis zijn een aantal grote mensen aan
het skippyballen. Groot in dubbele betekenis, want ze zijn allemaal
erg dik. Ze hupsen op die oranje ballen en vinden dat nog leuk ook.
Voor hen staat een magere man met zijn armen de maat aan te geven.
Zijn stem krast opgewonden: ‘Hup twee! Hup twee! Vèt er af! Wèg er
mee!’
Eén van de op en neer stuiterende mensen komt op
Hannes af. Het is een vrouw. Ze duvelt van de bal af en plet Hannes
bijna. ‘Au!’ zeggen ze allebei verschrikt. De vrouw gaat zitten.
‘Hee! Een gluurder!’ ik gluur niet, ik kijk.’ De vrouw vraagt: ‘Heb
je iets te eten bij je?’ ‘Nee,’ antwoordt Hannes.
De vrouw staart peinzend naar de grote blauwe
hortensiabloemen. ‘Denk je dat
die eetbaar zijn?’
‘Ik denk het niet,’ zegt Hannes.
Ze haalt haar mollige schouders op.
‘Jammer.’
‘Róósje! Róósje!’ De magere man roept in hun
richting. ‘Róósje! Je bent hier niet om stil te zitten!’
‘Roosje?’ giechelt Hannes. Mismoedig bekijkt de
vrouw haar lijf dat amper in de bloemetjesjurk past.
ik heet Roosje. Mijn ouders dachten er niet aan
dat kleine schattige baby’tjes groot kunnen worden. Hoe heet
jij?’
‘Hannes.’
Roosje staat moeizaam op.
‘Die naam past ook niet bij jou, mager
scharminkel.’ Ze trekt een gek gezicht, waarbij haar neus op een
dopje lijkt. Hannes besluit dat hij haar aardig vindt. ‘Dag
scharminkel.’ Roosje waggelt naar de anderen. Ze gaan naar binnen.
Hannes gaat naar huis, zich afvragend wat er nou precies in Het
Grote Huis gebeurt.
Dag twee
Hannes heeft niemand iets verteld. En als hij
weer achter de hortensia ligt, ziet hij dat ze volleyballen. Er
wordt veel gelachen. Roosje lacht niet mee, maar kijkt af en toe
Hannes’ kant op. Zou ze weten dat hij er weer is? Dat weet ze. Want
als de anderen niet opletten, ploft ze naast Hannes neer. ‘Heb je
iets te eten bij je?’
Hannes snapt er niets van. ‘Hoezo eten? Krijg je
niets?’ Roosje schudt haar hoofd.
‘Nauwelijks. Vandaag één ei en twee ons
spinazie. Gisteren één ei en tien worteltjes. Dat hoort allemaal
bij de Elfdaagse afslankkuur van dokter Zwaluw.’ Somber vervolgt
ze: ‘Het kost een hoop geld en ik wou dat ik weer thuis was.’
‘Waarom ga je dan niet?’ vraagt Hannes. ‘Zo’n afgang. En ik wil dit
kwijt.’ Roosje slaat op haar bubbelbuik. ‘Ze zijn allemaal rijk
hier, ook dat nog.’ ‘Jij niet?’
ik werk!’ zegt ze fier. in feite heb ik me een
ongeluk gewerkt om dit te kunnen betalen.’
Vóór Hannes kan vragen wat voor werk ze doet,
klinkt de stem van de magere man: ‘Waar is Roosje?’
Roosje staat op. ‘Daar gaan we weer.’
Hannes wijst, is dat dokter Zwaluw?’
‘Ja. Nou, tot ziens, scharminkel.’
Dag drie
De hortensia begint een vertrouwde plek voor
Hannes te worden. Hij heeft rozijnenkoekjes bij zich en badminton
is de sport vandaag. Roosje staat lusteloos te meppen en al gauw
geeft ze het op. Ze komt op Hannes af. ‘Heb je iets te eten bij
je?’
De koekjes zijn snel verdwenen.
‘Eén biefstuk en een portie sla,’ zegt ze
verontschuldigend, ik lijk mijn kinderen wel.’
‘Kinderen?’
‘Mijn balletkinderen,’ legt Roosje uit. ik ben
pianiste op een balletschool. Dag in dag uit kijk ik tegen magere
dansers aan. Ik kon er niet meer tegenop.’ Ze zucht.
‘Die dokter Zwaluw lijkt me een enge man,’ zegt
Hannes.
Roosje is het met hem eens. Maar ze gaat braaf
terug naar het badmintonspel.
‘Het zal me lukken,’ zegt ze grimmig. ‘Die
kilo’s moeten eraf vliegen op deze manier.’
Dag vier
Hannes neemt een boterham met pindakaas mee.
Roosje verslindt hem in drie happen.
Dag vijf
‘Wat doe je toch na schooltijd?’ vraagt Hannes’
moeder, ik zie je pas weer tegen het avondeten.’
‘Gewoon, spelen mam. Mag ik die druiven van de
schaal?’
‘Dan lust je straks je eten niet.’
‘O! jawel hoor.’ Hannes pikt ook nog een haring
uit de ijskast, in de hoop dat zijn moeder het niet merkt.
Dag zes
‘Ben je al afgevallen?’ vraagt Hannes als Roosje
naast hem uithijgt van het rondjes hollen. ‘Drie ons.’
‘Dat is ook niet veel.’
Chagrijnig zegt Roosje: ‘Jouw moeder maakt zich
zeker nooit druk om haar lijn, hè?’
Hannes denkt even na.
‘Nooit.’
‘En je vader?’
‘Heb ik niet.’
Roosje zwijgt. Dan vraagt ze: ‘Heb je iets
te...?’ Hannes haalt een rol drop te voorschijn, ik betaal je terug
hoor!’ belooft Roosje. ‘Hoeft niet,’ zegt Hannes gul.
Hij vertelt maar niet dat die drop eigenlijk van
zijn moeder was.
Dag zeven
‘Roosje! Al die pauzes zijn helemaal niet goed
voor je. Wil je eeuwig vet blijven?’ schreeuwt dokter Zwaluw.
‘Ellendeling!’ kreunt Roosje. Ze gaat verder met
touwtje springen. Hannes stopt het lege zakje van de
hagelslagboterhammen keurig in zijn broekzak.
Dag acht
‘Heb je een vriendinnetje?’ vraagt Nellie.
‘Mijn moeder heeft je al vier keer naar Het
Grote Huis zien gaan. Daar woont zeker een heel leuk meisje, hè?
Zo’n enig beeldschoon meisje.’
‘Wat doe je raar,’ zegt Hannes.
‘Nou, èn? Oelewap!’
‘Gekke meid,’ denkt Hannes.
Die middag neemt hij een groot stuk komijnekaas
voor Roosje mee. Ze schrokt het op.
‘Wéér een ei! Ik verander nog in een kip!’
‘Ach, nog drie dagen,’ troost Hannes.
‘Eèch!’ Roosje maakt een raar geluid. ‘Volgens
mij val ik ook niets meer af, ik ben eigenlijk gek.’
‘Een beetje,’ geeft Hannes toe. ‘Ga naar
huis.’
‘Nee!’ Roosje staat resoluut op. ‘Ik ga
korfballen.’
Dag negen
‘Ik moet met je praten,’ zegt Hannes’
moeder.
‘Waarover?’
‘Dat eten.’
‘O.’
‘We gaan naar de dokter, misschien heb je wel
een lintworm.’ Hannes’ moeder kijkt hem bezorgd aan.
‘Als je honger hebt, moet je dat gewoon zeggen,
in plaats van dingen te pikken. Dacht je dat het niet opviel?’
Hannes wordt rood. ‘Roosje heet ze.’
‘Waaat?’ Zijn moeder krijgt ronde knikkerogen.
‘Een lintworm Róósje?’
‘Nee!’ lacht Hannes. En hij vertelt over Roosje
en het Elfdaagse afvalplan van dokter Zwaluw.
‘Die man is een griezel en die mensen zijn gek!’
zegt zijn moeder. ‘Maar weet je wat? Vraag Roosje of ze overmorgen
komt eten. Dan maak ik honingbroodjes. Arme meid.’
‘Die eet ze nooit,’ zegt Hannes. ‘Ze mag alleen
ei en worteltjes.’
‘Hm,’ snuift zijn moeder, ‘maar ik eet ze wel!
Vraag haar nou maar.’
Dag tien
Het regent. Niemand te zien op het grasveld. De
hortensia’s zwiepen kledderig langs Hannes’ gezicht. Gisteren heeft
hij Roosje gevraagd of ze kwam eten, maar ze wilde erover
nadenken.
‘Ik ben een beetje bang voor voedsel,’ zei ze.
‘Morgen weet ik het.’
Het is nu morgen en waar blijft ze?
Hannes hoort een plof achter zich. Roosje? Nee,
Nellie.
‘Ha! Betrapt!’ zegt ze fel.
‘Ik ben je achterna gelopen. Je moeder zei dat
je vriendinnetje Roosje heet. Ze komt eten, hè? Nu wil ik haar wel
eens zien, dat mooie meisje.’ Opeens verandert haar toon. ‘O, kijk
eens wat een wandelende tent!’
Uit Het Grote Huis komt een zwart gevaarte
aangeploegd.
‘Roosje!’ zegt Hannes blij.
Nellie kijkt verbijsterd.
‘Is dat je vriendinnetje?’
Roosje doet de plastic vuilniszak die ze op haar
hoofd heeft af. ‘Nog een scharminkel!’
‘Dat is Nellie,’ zegt Hannes.
Nellie houdt haar mond.
‘Kom je nou morgen?’ vraagt Hannes.
‘Ja.’ Roosje doet de zak weer op haar natte
haren. ‘Jullie worden kletsnat. Ga maar gauw naar huis. Ik ga
binnen pingpongen.’
Hannes en Nellie soppen over straat. Nellie
zwijgt nog steeds.
‘Wat is er?’ vraagt Hannes. ‘Kom je ook eten
morgen?’
‘Niks,’ antwoordt Nellie. ‘Natuurlijk kom ik
eten.’ Ze rent hard weg.
Dag elf
‘Is alles gaar, mama? Hebben we genoeg? Zal ik
de tafel dekken?’
Hannes drentelt om zijn moeder heen. Ze klopt
slagroom.
‘Je mag straks afwassen. Alles is geregeld, dus
maak je geen zorgen.’ Ze geeft hem een van de mixergardes om
slagroom af te likken. De andere neemt ze zelf.
‘Ik heb gekookt voor een weeshuis. Roosje en
Nellie kunnen aanvallen.’ Ze neemt een grote lik uit de
slagroomkom.
Hannes zet die kom opzij. ‘Als je zo doorgaat,
hebben wij niks.’ Was dat de bel?
Roosje en Nellie staan op de stoep. Roosje geeft
een bos bloemen aan Hannes. ‘Voor jou. Waar is je moeder?’
Ze gaan de kamer in en dan gebeurt er iets heel
vreemds.
Eén blik op Hannes’ moeder en Roosje schiet me
daar toch in de lach!
‘O! Help!’ hinnikt ze. ‘O! Help! Waarom heb je
me dat nooit verteld?’
Hannes moeder doet al even raar. Ze kunnen niet
meer blijven staan en vallen gierend op de bank, die vervaarlijk
kraakt. Er is geen fatsoenlijk woord uit die twee vrouwen te
krijgen. De tranen stromen over hun wangen. ‘Wat is er?’ vraagt
Hannes. ‘Woehoe!’ lacht zijn moeder.
Hannes vreest acute gekte. ‘Wat hebben ze toch?’
vraagt hij aan Nellie.
Ze trekt haar ikweetalles gezicht.
‘Jouw moeder is toch ook hartstikke dik,
oelewap!’
Hannes bekijkt zijn moeder eens goed. Ze ziet er
inderdaad net zo uit als Roosje, ontdekt hij nu.
‘Ik heb er nooit aan gedacht,’ zegt hij. En zo
is het. Zijn moeder is gewoon zijn moeder. Niet iemand die ook dun
of dik zou kunnen zijn.
‘Weet je eigenlijk wel hoe ik eruit zie?’ vraagt
Nellie.
‘Eh... mooi.’
Nellie bloost.
‘Komen jullie aan tafel?’
Hannes moeder grinnikt wat na en hijst Roosje
overeind. ‘Vooruit, meid, eten! Heb je trek?’
Roosje heeft haar mond al vol.
Ze eet twee honingbroodjes achter elkaar op en
zucht tevreden. ‘Heerlijk, zeg! Zou het te veel gevraagd zijn als
je de slagroom doorgaf, scharminkel?’