TRUDE DE JONG

Het huis bij de viersprong 5. Galjoen van B en W

‘Dat wist ik al,’ zei ze.
Het tweede briefje was een rekening van dierenhandel d’Oprechte Dierenvriend uit Arnhem.
‘Wat moeten we daar nou mee?’ Jodi verfrommelde het papiertje en gooide het op de grond.
in die winkel weten ze misschien wel wie Roelof is,’ zei Gerard, ‘zag je dat het een rekening van drieëntachtig gulden was?’
‘Hij heeft natuurlijk lekker eten gekocht om jouw kat en mijn duif naar zich toe te lokken,’ zei Jodi.
Op het derde briefje stond: Kom vlug en help mee tegen Galjoen van B en W!
‘B en W betekent dat niet Burgemeester en Wethouders?’ vroeg Jodi.
‘Ja!’ zei Gerard, maar aan z’n gezicht zag Jodi dat hij nog nooit van B en W had gehoord.
‘Wat zou die Galjoen van plan zijn?’ vroeg Jodi. Gerard haalde zijn schouders op.
‘Waarom is die stomme Roelof er nou niet?’ Jodi’s maag rommelde. ‘Hij wil dat je komt, en als je dan komt, is meneer niet thuis!’
‘Hij is misschien een boodschap doen,’ zei Gerard. ‘Laten we nog vijf minuten wachten.’
‘Oké. En als ie er dan nog niet is, gaan we naar Arnhem en kopen een grote zak patat mét!’ ‘En een frikadel!’
‘Hoeah,’ zei Jodi met een vies gezicht, ‘weet je wel wat ze daar allemaal instoppen?’
‘Ja,’ knikte Gerard, ‘varkenskoppen, schapedarmen en ouwe postduiven!’ Jodi liep dreigend op hem af. ‘Solliciteer jij soms naar een dreun?’
Nauwelijks had ze het laatste woord uitgesproken of er klonk een geweldige dreun. Alsof er beneden iets zwaars op de grond viel. Jodi en Gerard keken elkaar met grote ogen aan. Ze luisterden ademloos. Het bleef stil. ‘Zullen we gaan kijken?’ fluisterde Jodi. Ze hoopte dat Gerard nee zou zeggen. Gerard knikte.
Ze liepen op hun tenen naar de deur. Jodi duwde de kruk naar beneden. ‘Krieeek...’ zeiden de in lang niet gesmeerde scharnieren. De donkere gang was leeg.
Gerard wees met zijn wijsvinger een paar keer naar de grond. Jodi zag niets bijzonders aan de houten planken. Ze haalde haar wenkbrauwen vragend op. ‘Naar beneden!’ siste Gerard. ‘Goed.’
Met bonzend hart sloop Jodi Gerard achterna. Ze was bang dat één van de vele deuren in de gang open zou gaan, en er een hand uit zou komen die haar mee naar binnen sleurde. Daarom greep ze Gerards arm. Gerard schrok. Hij haalde opgelucht adem toen hij merkte dat het Jodi maar was die hem beetpakte. Langzaam liepen ze de trap af. Opeens bleef Jodi staan en trok aan Gerards arm.
‘Wat nou weer?’ snauwde Gerard geschrokken. ‘Het schilderij!’
Het grote schilderij van Venetië, dat in de hal had gehangen, lag op de grond.
Ze renden de trap af. Jodi wilde het schilderij tegen de muur zetten toen ze een schrift zag dat aan de achterkant tussen de lijst zat. Ze pakte het schrift en zette het schilderij gauw neer.
‘Wat is dat?’ vroeg Gerard.
‘Hoe weet ik dat nou!’
Van opwinding vergaten ze te fluisteren.
Jodi sloeg het schrift open. Het was vol geschreven met moeilijk te ontcijferen hanepoten.
"t Lijkt het handschrift van de briefjes wel!’ zei Gerard. ‘Het is een dagboek,’ zei Jodi, ‘kijk maar, er staat steeds een datum boven.’ Ze bladerde het schrift door. De laatste bladzijden waren nog het best te lezen. ‘Gerard!’ Jodi stootte met haar elleboog in zijn ribben. Ze las voor: ‘Kan er niet meer tegen. Dit duurt nu al jaren. Doe de gekste dingen uit wanhoop. Die briefjes bijvoorbeeld...’
‘Het is van Roelof!’ zei Gerard, ‘lees door?’
‘Misschien komen ze terecht bij iemand die me helpen kan. Als het maar niet te laat is. Waar moet ik in hemelsnaam heen met al mijn... Wat staat daar, Gerard?’
‘Vrouwen, geloof ik.’
‘Och gek! Die sigaar heeft je hersens aangetast!’ ‘Ga nou door!’
‘Moet nog één keer met Galjoen praten. Betwijfel of het helpt. Die man is zo hard als het steen van z’n rottige... Wat staat daar nou weer?’ Gerard opende z’n mond, maar wat hij zeggen wou, zul je nooit te weten komen, want op hetzelfde ogenblik...