HANS DORRESTIJN
Niet verder vertellen
Nou loop ik er al twee dagen mee rond! Ik
moet het kwijt! Gelukkig weet ik dat kinderen heel goed een geheim
kunnen bewaren, veel beter dan volwassenen. Grote mensen, dat weet
ieder kind, lullen alles door. Als je ze vraagt: ‘Papa, mama,
vertelt u alstublieft niet aan tante Emmie dat ik verliefd ben op
Katja?’ wat is dan de eerste vraag van tante Emmie de eerstvolgende
keer? Juist: ‘En schattebout, is het nog aan met Katja?’ Je ouders
hebben hun mond weer eens niet kunnen houden. De kunst van het
geheimen bewaren zijn de volwassenen niet machtig. Maar dan het
kind! Als een kind geheimhouding belooft, zwijgt het als het graf.
En het is merkwaardig: hoe jonger, hoe beter kinderen die kunst
verstaan. Eens vertelde ik een vreselijk geheim aan een kind van
beneden het jaar. Ik kan bewijzen dat het dat geheim nooit verder
verteld heeft. Daarom heb ik vertrouwen in de jeugd en daarom durf
ik het geheim dat ik nu heb ook aan jullie te vertellen. Op
voorwaarde natuurlijk dat je niets verder vertelt. Daar gaat hij
dan, maar mondje dicht jullie.
Als ik tijd heb, werk ik graag in mijn tuin.
Struiken die op een verkeerde plek staan, verplaats ik. Ik snoei,
ik verplant, kortom ik ben druk bezig. En hoe drukker ik bezig ben,
hoe meer ik tot rust kom. Ik hou van de natuur, van de stilte. En
mijn tuin wordt in de loop van de jaren steeds mooier. Maar laatst
was er een prunusboom die doodging. In de lente had hij nog
gebloeid maar in de zomer werd hij kaal. Ik wilde dat dooie ding
niet in mijn tuin hebben, dus ik begon hem uit te graven. En de
wortels van dat kreng zaten toch diep! Niet te geloven. Ik spitte
steeds verwoeder in de grond, de zweetdruppels kropen kriebelend
over mijn gezicht, maar ik groef dapper door. Onderwijl merkte ik
dat de grond steeds taaier werd. De kleur veranderde van lichtbruin
in donkerbruin en zwart. Uit het gat steeg een vieze moderne lucht
op. Ik zwoegde voort. Zo zwaar werd de aarde dat de steel van mijn
schop brak. Ik werd nijdig. Kostte me die boom ook nog honderd
gulden voor een nieuwe schep. Ik stond stil om uit te rusten en
toen zag ik dat de bodem van het gat bedekt was door een dikke
drabbige laag. De wortels waren met een glimmende laag bedekt. De
geur werd sterker. Ik moest sterk denken aan een benzinestation,
want daar rook het precies zo. Ik stak voorzichtig een vinger in de
dikke vloeistof en rook eraan. Waarachtig, het was olie! Olie in
mijn tuin! Wat een vieze troep is olie toch! Het spul stinkt, het
maakt je mooiste boom kapot, het verpest kortom al je plezier.
Kankerend klom ik uit het gat. Mijn vrouw op het terras vroeg wat
er aan de hand was. Ik stond op het punt het haar te vertellen,
maar toen slikte ik mijn woorden in. Het drong tot me door dat ik
beter mijn mond kon houden. Als Pia wist dat er olie in onze grond
zat, zou ze er onmiddellijk werk van gaan maken. Ze zou er een
ingenieur bijroepen en die zou er een heel leger ingenieurs
bijhalen en die zouden er honderden arbeiders bijroepen en eer je
het wist, was de hele tuin, mijn kleine prachtige paradijsje,
overhoop gehaald. Want Pia wist natuurlijk net zo goed als ik dat
we aan die olie veel geld zouden verdienen. Aangezien ze veel geld
nodig heeft (een jurkje van ƒ 100.- is haar te min) zou ze
gegarandeerd het olieveld onder het adres Oude Mollen 11 in
Wijnheren willen exploiteren.
Dan was de rust weg. Dan kon ik mijn leuke
tuintje wel vergeten, is er wat?’ herhaalde Pia.
‘Niks Pia, schat,’ zei ik, ‘lieveling, er is
helemaal niks. Alleen het uitgraven van die boom is me te veel
werk. Er is geen beginnen aan.’
Met die woorden gooide ik razendsnel de eerste
scheppen aarde in de kuil om de prunus. Een kwartier later stampte
ik de aarde om de dode boom weer aan. Daarna ging ik trillend van
moeheid en van de zenuwen binnen op de bank zitten om bij te
komen.
Wat een akelig gevoel is het als je heen en weer
geslingerd wordt tussen je verlangen om rijk te zijn en je behoefte
aan rust en stilte. Ik hoefde maar naar de telefoon te lopen en te
bellen en een half uur later kwamen ze aanhollen. Ze zouden in twee
dagen tijds de hele omgeving verpesten. Je kent dat wel: als
volwassenen eenmaal geld ruiken, zijn ze niet te houden. Al
verdienen ze een miljoen per dag, dan hebben ze spijt van de ƒ 20,-
die het kost om de omgeving schoon te houden. Ik weet ook zeker dat
jullie, mijn lieve kleine lezers, nooit zo zullen worden. Daarom
vertel ik het jullie, als je in godsnaam je kaken maar op elkaar
houdt.
Op de bank gezeten werd ik getroffen door een
vreemde gedachte: als ik rijk ben, zo dacht ik, kan ik eindelijk de
peperdure Boedelaria Prima Tropicana kopen. Dat is de duurste
struik die er in Europa te koop is. Per stuk honderdduizend gulden.
Misschien kon ik er zelfs twee laten zetten. Of een hele haag. Wat
dondert het als je rijk bent. Anderzijds, een hele heg van
boedelaria’s is vast en zeker geen gezicht tussen boortorens.
Je snapt dat ik behoorlijk met dit probleem in
mijn maag zit. Misschien kun je er eens met me over komen praten en
me van advies dienen. Jongeren hebben vaak zo’n heldere kijk op
zulke dingen. Je weet het adres: Oude Mollen 11, Wijnheren. De
postcode weet ik niet. Op het ogenblik kun je mijn tuin herkennen
aan die dooie boom. Je belt maar gerust aan. Maar mondje dicht als
mijn vrouw open doet. Die mag er niks van weten. En laat vooral
niks aan je vader of moeder merken als je van huis gaat. Ook je
oudere broers en zussen mogen er niks van weten. Ze kletsen er
meteen over en voor je het weet, staan ze bij me op de stoep met
jaknikkers en boortorens. En dat wil ik niet. Ik wil met rust
gelaten worden. Ik wil dat mijn heesters groeien. En ik wil zeker
niet dat het hier in Wijnheren net zo’n smerige bende wordt als in
het westen, in het gebied dat ze Randstad noemen, maar dat beter
Randbelt genoemd kan worden. Daar zijn de geldwolven aarde, lucht
en water aan het verknoeien. Daaraan kun je zien dat grote mensen
niet zo beschaafd zijn als kinderen. Kinderen verpesten het milieu
niet. Nou ja, er is wel eens een idioot die voor de lol struikjes
uittrekt, maar dat gebeurt zelden. Zo’n kind is misschien aan het
oefenen om later sloper te worden of fabrikant. Ik zal niet zeggen
dat alle kinderen deugen en geen enkele volwassene, dat hoor je mij
niet zeggen. Maar negen van de tien grote mensen zullen als ze
horen over de olie in mijn tuin driftig worden en een ingezonden
brief naar de krant schrijven, zo van: ‘Geachte heren, was het u
bekend dat er olie onder het adres Oude Mollen 11 zit en de
bewoners willen er niks mee doen? Schande! Ik heb het gehoord van
mijn zoontje Wilfred. Ik meende het mijn plicht u hiervan op de
hoogte te stellen. Vooral nu de benzine zo duur is. Het wordt hoog
tijd dat de regering ingrijpt. Hoogachtend J.A. Wolfsma.’ Nou, je
weet als de regering zich ergens mee bemoeit, dan loopt de boel
meteen spaak. Dat moet ik niet hebben. Dus meisjes en jongens,
zwijg over deze zaak. En doe me een plezier: verscheur dit stukje
als je het uit hebt in heel kleine snippers. Ouders zijn zo
nieuwsgierig. Op zoek naar de liefdesbrieven die je ver
stopt hebt op je kamertje zien ze allicht dit
verhaal liggen. Dan bladeren ze erin en zo vallen misschien de
geheime olievelden onder mijn tuin toch nog in hun handen. Gooi
alsjeblieft de snippers niet domweg in de prullenmand, want ik ken
veel vaders en moeders die de deeltjes bij elkaar zoeken uit
nieuwsgierigheid. En dan zijn we nog in de aap gelogeerd.
Nee, verscheuren alleen is niet voldoende. Je
moet met de snippertjes naar buiten gaan en ze aan de wind
overgeven. Je gooit ze omhoog en dan lijkt het net of het sneeuwt.
Ritselend vliegen de minuscule papiertjes de tuin in. Ze waaien het
tuinpad over, de straat in. Hier en daar blijft een snippertje
achter de stekels van de berberis haken of aan de doornen van de
rozebottelstruiken. Op zo’n klein stukje papier staat alleen het
woord olie of boortorens of geheim. Met zo weinig gegevens kunnen
zelfs ouders niks beginnen. Maar ik ben verloren als je deze
bladzijden niet in echt kleine stukjes scheurt. Dan vinden
volwassenen wellicht een papiertje erop met de mededeling: ‘...van
de rozebottelstruiken.’ Op zo’n klein stukje papier staat alleen
het woord olie of boortorens of geheim. Met zo weinig gegevens
kunnen zelfs ouders niks beginnen. Maar ik ben verloren als je deze
bladzijden niet in echt kleine stukjes scheurt...’ Als je ouders
die regels gelezen hebben, worden ze pas echt goed nieuwsgierig.
Dan drammen ze net zo lang door tot je je geheim prijsgeeft. ‘Waar
ging dat stukje over dat je verscheurd hebt?’ zullen ze vragen,
‘wat olie en boortorens en waarom is die man verloren als je die
bladzijden niet in kleine stukjes scheurt?’ Dan kunnen we ons
olieveld onmogelijk langer geheim houden. Dus kleine, hele kleine
snippers dat is het dringende verzoek van Hans Dorrestijn.