RINDERT KROMHOUT
Het geheim voor achtentwintig dagen
Een winkel vol kooien, dozen, aquaria, terraria,
zakken en blikken voer, strooibussen wit schelpenzand, pieslucht,
waterplanten, hondemanden, klanten - en natuurlijk dieren.
Papegaaien, hamsters, sluierstaarten, hagedissen, piepende puppies,
enzovoort. En konijnen. Mannetjeskonijnen. Geen enkel wijfje was
erbij.
ik wil een vrouwtje,’ zei Peter, ‘want ik wil
later jongen.’
‘Als je een week geduld hebt, is er een nieuwe
voorraad,’ zei het winkelmeisje.
‘Daar zijn vast wel vrouwtjes bij.’
Maar Peter had geen week geduld. Er was hem
beloofd dat hij vandaag een konijn zou krijgen, hij had zich daarop
verheugd, dus moest en zou het ook doorgaan. Absoluut. Hij zuchtte.
Dan maar een mannetje. Niks aan te doen. Hij wees een mooie,
zwartwit gevlekte aan. Het dier werd door het winkelmeisje in z’n
nekvel gepakt (even controleren: ja hoor, heus een mannetje) en in
een doos gepropt, ondanks zijn gespartel. Ziezo, dat was dat.
Marianne, een leidster uit het kindertehuis waar Peter woonde,
betaalde en samen - nee, met z’n drieën verlieten ze de
winkel.
In de bus ging het konijn gelukkig flink te keer
in zijn doos. Peter sprak hem vermanend toe, lekker luid, zodat
iedereen merkte dat hij een doos met konijn op schoot had. Terug in
het kindertehuis hing het lege hok al klaar, tussen negen andere,
wèl gevulde hokken in.
Een eigen konijn. Prachtig. Robbie was een
uitstekende naam voor hem. Eigenlijk had het Sylvia moeten zijn en
had ze lekker veel jongen moeten krijgen. Maar dat kon hij nu wel
uit zijn hoofd zetten. Toch jammer, al zijn plannen voor niets
verzonnen. En het had hem allemaal zo mooi geleken. De jonge
konijnen zou hij verkopen (tegen een goeie prijs), van het geld zou
hij nieuwe volwassen dieren aanschaffen, die natuurlijk ook weer
jongen zouden werpen - en langzamerhand bouwde hij, Peter, op die
manier een grote konijnenfokkerij op. Waarom had die rotwinkel geen
wijfjes? Bah!
Peter bekeek zijn konijn eens goed. Hij tilde
hem uit het hok en zette hem op schoot. Het beest spartelde al wat
minder dan daarstraks; hij begon dus al aan Peter te wennen.
Terwijl hij Robbie achter zijn oren kriebelde, keek Peter naar de
andere konijnen. Negen waren er, acht wijfjes en één mannetje. Nu
dus acht en twee. Beslist voldoende om een fokkerij mee te
beginnen. Jammer dat ze niet allemaal van hem waren. En de anderen
in het kindertehuis zouden nooit van hun leven goed vinden dat
Peter met hun konijnen ging fokken. Zonde, maar waar.
Wanneer kreeg hij het idee? Tijdens het eten?
Ja, want ze aten vieze spruitjes en elke keer als hij er een in
zijn mond stak, probeerde hij aan iets anders te denken om het
gruwelijke groene ding niet zo erg te proeven. Bij een van de
laatste spruiten was het idee er plotseling.
Een geniaal idee, vond Peter zelf. Het
televisieprogramma van die avond was saai en traag. Peter vluchtte
naar de speelplaats, naar de schutting naast de zandbak, waaraan de
konijnehokken hingen. Op een veldje plukte hij wat gras en stopte
dat in de ruif van Robbies hok. ‘Eet maar lekker veel, straks krijg
je een verrassing.’ Nog één keer kriebelde hij het dier op zijn
neus, toen liep hij terug het huis in. Veegde zijn voeten
zorgvuldig af op de keukenmat, want het was zo’n beetje tijd om
naar bed te gaan. En in zandkorrels tussen de lakens had hij geen
zin.
Donker. En stil. De drie jongens met wie Peter
een kamer deelde, sliepen, dat was duidelijk. Want ze reageerden
niet toen hij met een zaklantaarn in hun gezichten scheen. Op de
gang was niemand. De traptreden kraakten gelukkig maar een beetje.
De deur van de woonkamer stond op een kier, binnen brandde licht en
zat de nachtwacht - alweer een nieuwe - aan een tafel over boeken
en schriften gebogen. Student. Peter sloop voorbij de kamerdeur, de
keuken in, de keukendeur door, de duistere speelplaats op. Er was
voldoende maanlicht om de konijnehokken al van afstand te kunnen
onderscheiden. Met een paar tikken tegen de tralies wekte Peter
Robbie. Of sliep het dier niet? Had hij allang aangevoeld dat er
iets geweldigs ging gebeuren vannacht? Nou ja, dat deed er ook niet
zoveel toe.
Peter liep naar het hok dat het dichtst bij de
zandbak hing. Opende het deurtje en tilde het konijn eruit. Een
lekker vet wijfje, dat eraan gewend was opgepakt te worden, want ze
hield zich rustig. Deurtje van Robbie ook open, wijfje bij hem in
het hok, deurtje weer dicht. Afwachten was het enige dat Peter nu
kon doen. De twee dieren besnuften elkaar. Eerst aarzelend, later
wat zekerder en zorgvuldiger. Plotseling, al vrij vlug zelfs, klom
Robbie bovenop het wijfje en begon hevig te trillen. Mooi, het ging
precies volgens plan. Prima konijn, Peter had een goeie keus gedaan
in de dierenwinkel.
Na een poosje worstelde het wijfje zich onder
Robbie vandaan en hupte naar een hoek van het hok. Peter pakte haar
op en zette haar terug in d’r eigen hok. Dat was één. Hij opende
het deurtje van een tweede hok, pakte het wijfjeskonijn eruit en
zette ook deze dame bij Robbie. Het snuffelen duurde korter dan de
eerste keer, Robbie had kennelijk geen zin in een uitgebreide
kennismaking. Hij beklom haar vrijwel onmiddellijk. ‘Goed zo
beestje,’ fluisterde Peter.
Bij het derde wijfje was alles zelfs binnen één
minuut achter de rug. Voortreffelijk. Peter liep nu even naar de
ramen van de woonkamer, gluurde door een spleet tussen de gordijnen
naar binnen, maar de student was nog ijverig aan het studeren.
Brave jongen. Het vierde - o nee, dat was het mannetje, terug in
zijn hok, want een bezoek van hém zou Robbie niet op prijs stellen.
Maar het vierde wijfje scheen al te snappen wat haar te wachten
stond. Ze beefde nerveus, maar hield zich wel in om Peter niet het
idee te geven dat ze er geen zin in had. Maar nu scheen Robbie er
opeens genoeg van te hebben. Hij snufte lang aan nummer vier (met
opgehaalde neus, leek het), hipte zelfs even bij haar vandaan, klom
na
eindeloos getreuzeld te hebben toch bovenop haar
en paarde met haar. Mevrouw vijf negeerde hij totaal. ‘Waarom wil
je niet meer?’ vroeg Peter.
Misschien was zijn zaad op, dat was heel best
mogelijk. En als dat inderdaad het geval was, kon Peter maar beter
tot de volgende nacht wachten met de laatste vier wijfjes. Anders
was het toch voor niets. Oké. Het wijfje ging terug in haar hok.
Robbie kreeg nog wat gras - want hij zou wel honger hebben - en een
aai over zijn konijnebol.
Peter sloop terug naar het tehuis en naar zijn
bed. Heel tevreden, want tot nu toe ging alles goed met zijn
Geweldige Plan, uitmuntend zelfs. Goed, morgen verder. En er vooral
met niemand over praten... Achtentwintig dagen later was de
verrassing beestachtig groot.