Maandag 24 juli 12.15 uur.

Rose wachtte tot Martha die volgende maandag naar Galway was vertrokken voordat ze op zoek ging naar Ben. Deze keer had ze het gevoel dat het nu echt afgelopen was. Nu hij haar geld had gestolen, wist Rose dat hij het lef niet had haar nogmaals onder ogen te komen. Deze keer was hij voorgoed weg. Hoewel het haar niets deed, was Rose toch nieuwsgierig of hij met Caroline weg was, of met iemand anders. Was hij ver weg? Het maakte haar niets meer uit, maar ze had het toch graag willen weten.

Maandagmiddag vroeg deed ze een beroep op Jane. Zoals altijd was dat geen probleem. Het was heerlijk weer, en een bezoek aan het strand begon plotseling vorm te krijgen. Brian en Lisa waren dolgelukkig.

'Het heeft zeker geen zin om je nogmaals te bedanken?' zei Rose. 'Ik voel me net de Engels des Doods, degene die constant slecht nieuws brengt.'

'Juist niet, je hebt steeds uitstekende wijn meegebracht. Ik ben nu blij dat ik er zo van genoten heb! Neem je tijd. We gaan toch picknicken.'

'Tot straks dan.'

'Succes. Weet je zeker dat je niet wilt wachten tot ik erbij kan zijn?'

'Voor honderd procent. Er is niets meer om ruzie over te maken.'

Rose was kalm toen ze naar Bens appartement in Howth reed.

Er zaten behoorlijk wat mensen op hun balkonnetjes, anderen zaten onder felgekleurde parasols op het plein toen Rose aan kwam rijden. Ze parkeerde voor Bens deur en klopte aan. Ze verwachtte eigenlijk geen antwoord. Dit was meer voor de vorm.

Er zat een vrouw in haar eentje te lezen. Ze zag er wat ouder uit dan de anderen. Rose liep op haar af. 'Neem me niet kwalijk. Ik ben op zoek naar de bewoner van nummer 9. Zijn naam is Ben Holden?'

De vrouw sloeg haar boek dicht. 'Ik ook. En wie mag u dan wel zijn?'

Rose was even van haar stuk gebracht door haar directe manier van optreden. 'Ik ben Rose Holden. Zijn... ex-vrouw.'

De vrouw knikte. Ze pakte een grote canvas tas van de grond. 'Ik denk dat hij verhuisd is. Wilt u met me meekomen?'

Rose volgde haar. De vrouw rommelde wat in haar tas en haalde er een grote hos sleutels uit. 'Ik ben Geraldine Kenny. Ik bezit een paar appar tementen hier.'

Ook niet slecht, dacht Rose bij zichzelf.

De vrouw maakte Bens voordeur open. 'Toen er vanochtend niet werd opengedaan, heb ik alle vuilniszakken eruitgehaald. Het begon hier te stinken.'

D e kamer was zo goed als leeg. Alleen aan de wijnvlek was te zien dat Hen hier ooit was geweest.

'Hij liet deze achter,' zei ze en overhandigde Rose een stapeltje brieven. 'Ik wilde ze posten, maar niet overal staat een adres op. Alleen namen. Ik had al zo'n idee dat er iemand langs zou komen. Wilt u ze meenemen?'

Rose had het idee dat de vrouw zich niet op haar gemak voelde. Waaraan zou ze denken? Zelfmoord? Moord? Misschien had ze wat mensen zien komen en gaan bij Ben. Wat ze ook gezien of gemerkt had, de vrouw vertrouwde het duidelijk niet.

'Ja, ik neem ze wel mee.'

Rose stond net op het punt om iets te vragen toen de vrouw haar voor was: 'Hij heeft geen schuld en alles is betaald.'

Ze wilde van hem af. Wij allebei, dacht Rose. Alle oude gevoelens van wrok, die even waren geluwd, begonnen weer op te laaien. Voor de zoveelste keer mocht ze weer eens zijn rommel opruimen. Ze stak haar hand uit om de brieven aan te pakken. 'Mooi. Ik zorg hier wel verder voor.'

Met haar geld was waarschijnlijk ook de huur betaald, de klootzak.

'Wilt u dat ik de post doorstuur?'

'Nee,' zei Rose. 'Ik heb er absoluut geen idee van waar hij naartoe is. Bedankt voor uw hulp.'

Ze wachtte tot ze thuis was alvorens de brieven open te maken.

Er was er een voor Barry, een voor Jack Morrissey van de bank, een voor haar, een voor zijn advocaat, en dan zaten er nog twee namen bij die ze niet kende.

Ze maakte ze allemaal open.

Toen ze de brieven had gelezen, pakte ze vijf nieuwe enveloppen en schreef de adressen erop. De zesde hield ze boven de gootsteen.

Ze rommelde wat in de la, op zoek naar lucifers. Ze stak er een aan, hield de brief aan een kant vast en stak de andere kant aan. Ze keek met plezier toe hoe alles brandde. Vervolgens spoelde ze de resten door de gootsteen. Ze werd er moe van. Haar falen, haar fout, zijn behoefte zichzelf te vinden. Het was beter geweest, veel beter, als hij was vertrokken zonder een woord te zeggen.

Ze haalde het restant van Martha's whisky uit de kast in de woonkamer en deed geen moeite het deurtje op slot te doen. Dat had geen zin. Er zat toch niets meer in.

Ze toetste de nieuwe alarmcode in.

Met de fles onder haar arm liep ze de inmiddels bekende route naar het gezonde verstand en naar Jane.