Februari 1994

Een donkere, trieste dag in februari. Rose heeft een hekel aan februari. De lucht is bedompt, claustrofobisch, kleuren zijn weggevaagd. Alles om haar heen is onveranderlijk grijs.

Natuurlijk regent het al sinds vanochtend vroeg. De taxi is niet komen opdagen, dus brengt zij Ben om zes uur naar het vliegveld. Ze is opgelucht dat hij weggaat. Hij is de laatste tijd bijzonder moeilijk. Of misschien is zij wel moeilijk. Ze weet het niet meer.

Als iemand haar vraagt hoe het met haar gaat, antwoordt ze steevast: 'Ik ben moe.' Haar energie laat haar deze dagen steeds vlugger en vaker in de steek.

Ze verheugt zich er nu al op om vroeg naar bed te gaan. Een afhaalmaaltijd, een bad en dan naar bed. Simpele genoegens.

Sinds Kerstmis is Ben steeds rustelozer geworden. Of misschien zelfs al voor kerst. Het ene moment loopt hij over van energie, het andere moment is hij futloos. Hij is afstandelijker geworden, alsof het voor hem allemaal niet meer zo hoeft. En hij drinkt ook meer dan Rose denkt dat goed voor hem is.

Gisteravond had ze aarzelend voorgesteld om samen uit te gaan voor hij een week naar Londen ging. Tot haar verrassing stemde hij onmiddellijk toe. Het was de eerste positieve reactie die ze, op welk vlak dan ook, sinds maanden had gehad. Hij ontglipt haar, glijdt van haar weg. Rose wordt bang als ze eraan denkt.

Misschien dat ze nu tot hem doordringt, dat ze zich een weg kan banen tussen het prikkeldraad om hem heen.

Als ze na een lange, stille wandeling bij de pub zijn aangekomen, loopt Ben meteen door naar de bar. Rose gaat op zoek naar een paar stoelen.

Achter in haar keel zit iets waardoor ze bijna stikt. Ze glimlacht tegen een paar bekenden, haar gezicht is emotieloos. Ze denkt aan het rijmpje uit haar jeugd: als het klokje van Rome slaat, blijft je gezicht zo staan.

Ben baant zich een weg terug van de bar. Rose kijkt naar zijn op elkaar geklemde kaken, zijn starre houding. Hij tandenknarst vaak in zijn slaap. Het is net alsof hij dat nu ook doet.

Hij ploft naast haar neer. 'Ik wou dat ik nu niet weg hoefde.'

Roses hart slaat over. Krijgt ze hem terug? Zegt hij haar dat hij van haar houdt, dat hij liever bij haar blijft?

'De timing is verkeerd. Barry Herbert heeft zijn huiswerk niet gedaan. Ze zijn er daar nog niet klaar voor om een contract te tekenen. Ik voel het aan mijn water.'

Hij neemt een grote slok whisky. Rose ziet dat het een dubbele is.

'Wat is er aan de hand, Ben?' vraagt ze rustig.

De brok in haar keel verschuift ineens. Ze kan weer ademen.

Hij reageert meteen. Rose vindt dat hij er plotseling een stuk bleker uitziet.

'Wat bedoel je?'

'Je bent zo in beslag genomen. We hebben al maanden niets meer samen gedaan. Ik maak me zorgen over je.'

Deze aanpak werkt meestal. Ben heeft een hekel aan confrontaties, houdt er niet van herinnerd te worden aan welke tekortkoming dan ook, reëel of niet.

Rose denkt dat ze iets van opluchting op zijn gezicht bespeurt. Verbeeldt ze het zich? Dacht hij dan echt dat ze een scène in het openbaar zou maken? Kent hij haar dan nog niet?

Ben pakt haar hand en knijpt erin. 'Sorry, schat. Deze transactie zit me niet lekker. Barry neemt alles veel te makkelijk op naar mijn zin en ik ben bang dat ik op een puinhoop afsteven.'

'Gaat hij nu met je mee?'

Ben zwaait naar iemand aan de bar. Hij wacht even voor hij haar weer recht aankijkt. Hij neemt nog een flinke slok whisky. 'Nee, hij kan hier niet weg. Luister, er is niets waarover je je zorgen hoeft te maken. Ik vind wel een oplossing en dan wordt alles weer normaal. Nog wat drinken?'

Rose knikt. De nederlaag daalt over haar neer als een donkere februariwolk. Als Ben terugkomt, is hij vrolijker, de bleekheid is verdwenen.

Ze doet haar uiterste best zijn goede bui over te nemen. Hun gesprek verloopt soepeler, op de wandeling naar huis is ze bijna opgewekt. Het lijkt of de afstand tussen hen beiden wat kleiner is geworden. Misschien vlijen ze vanavond wel.

Ben gaat bij de kinderen kijken terwijl Rose zich uitkleedt. Terug in de slaapkamer kust Ben haar vluchtig. 'Ik ga douchen. Ik moet morgen om vijf uur op. Kun je wat spullen in mijn koffer gooien? Blijf maar niet  wakker, ik moet nog wat papieren bij elkaar zoeken.'

Rose knikt verslagen. Een deel van haar wil roepen: Doe Het Zelf Maar!

Ze vouwt zeven overhemden, zeven stropdassen en twee kasjmier truien op. Dan zet ze de koffer voorzichtig aan Bens kant van het bed, doet het licht uit en valt in slaap.

Het is vijf uur en er is geen taxi.

Ze zet Ben bij het vliegveld af, nog steeds verwonderd over zijn enorme gespannenheid. Ze begint kwaad te worden op Barry Herbert. Als Ben al weg is, krijgt Rose langzaam spijt dat ze zo negatief is. Dan is ze opgelucht dat ze alleen is. Een week lang. Ruimte.

Aan het einde van de middag begint ze te merken dat ze al om vijf uur is opgestaan. Heen en weer naar school, boodschappen doen, naar het zwembad, even langs bij haar vader, de wekelijkse berg wasgoed en strijk. Haal me hiervandaan, denkt ze om negen uur.

Eenmaal in bad, begint Rose terug te denken. Er is iets ongrijpbaars aan Ben, iets waar ze niet achter kan komen. De midlifecrisis? Misschien is het dat wel.

Ze neemt zich voor meer haar best te doen als hij van Londen terugkomt.

Hou jas en tas paraat.

Weer zo'n gezegde van haar moeder. De manier waarop zij haar eigen leven heeft geleid. Druk met de kinderen, het huishouden, wat dan ook — Roses moeder ging met haar vader weg zodra hij daar het sein voor gaf.

Roses vader hield niet zo van uitgaan, haar moeder ook niet. Maar tijdens de vele, vele avonden die Rose zich uit haar jeugd kan herinneren, vouwde haar vader zijn avondkrant dubbel, keek hij naar haar moeder die aan de andere kant van de haard tevreden in haar armstoel zat te breien of te naaien en zei: 'Zullen we nog een blokje om gaan voor we gaan slapen?'

Het brei- of verstelwerk werd daarop onmiddellijk neergelegd. Tegen Ellen werd gezegd dat ze nu de baas was en Rose moest daarna naar bed. Kevin en Grace lagen volgens Rose hoe dan ook al in bed. In haar herinnering kwamen ze niet voor.

Daar gingen ze dan, stevig gearmd, de lange laan uit die naar de zee liep. Ellen en Rose namen dan hun plaatsen in naast de haard, zetten thee en bleven eten tot het tijd was om naar bed te gaan.

Winterherinneringen.

Rose glimlacht terwijl ze haar benen inzeept.

Misschien dat ze een les kon trekken uit datgene wat meer dan twintig jaar bij haar vader en moeder had gewerkt. Misschien doet ze iets wel niet goed.

Weer helemaal opgekikkerd besluit Rose dat ze Ben zal vragen of dat zo is. Als ze wist hoe ze hem vanavond kon bereiken, zou ze hem meteen bellen.

Pas dan, vol van liefde, beseft Rose dat Ben geen telefoonnummer voor haar heeft achtergelaten waar ze hem kan bereiken.

Dat is ongewoon.

Rose zucht, maar ze voelt zich niet ongelukkig. Haar kans komt weer. Ze zal het morgen allemaal n og eens overdenken, als ze niet zo moe is.