Februari 1981

Het is klaarlichte dag als Rose wakker wordt. Ben buigt zich over haar heen. Met twee handen pakt hij haar hand vast. 'Welkom terug.' Hij kust haar op beide wangen. 'Ik vind het erg, schat. Ik vind het heel erg.'

Maar ze had het eigenlijk al geweten. Het moment dat ze in die verschrikkelijke nacht, eeuwen geleden, wakker werd, wist ze het. 'Welke dag is het?' vraagt ze plotseling.

'Donderdag.'

'Wanneer is het dan gebeurd?'

Hij streelt haar haren. 'Gisteravond, schat. Nou, eigenlijk vanochtend, om twee uur.'

'Zeg me wat er gebeurd is. Ik kan me niets meer herinneren.'

Liefdevol en verdrietig vult Ben de ontbrekende fragmenten in.

'Waar is hij? Waar hebben ze hem heen gebracht?'

Met de achterkant van zijn hand wrijft Ben over zijn ogen. 'Ik weet het niet. De dokter zal zo wel komen.'

Het laat Rose koud. Ze begint te huilen. Een voor een legt ze de puzzelstukjes van de zwaarste nacht van haar leven op hun plaats. Het verdriet hoopt zich op en komt tot uitbarsting, hoopt zich op en komt tot uitbarsting, iedere keer opnieuw.

Rose zal de rest van haar leven huilen.