Hoofdstuk 34


Kat gaf een gil toen ze met iets scherps een por kreeg in haar ribbenkast. Ze rolde opzij, zodat ze haar rug naar haar aanvaller draaide.

‘Opstaan,’ zei de man. Hij sprak Engels met een zwaar accent.

Kat trok haar ellebogen op voor haar borst om zich te verdedigen. Toen besefte ze dat haar polsen niet meer waren samengebonden. Nathan en Victoria waren weg. Roger Landers was er ook niet meer. In plaats daarvan zag ze tegenover zich een bewaker met een tulband en een lichtgeel jack van Gore-Tex.  Hij torende boven haar uit en zag eruit alsof hij niet goed wist wat hij moest doen.

Kat kneep haar ogen samen, omdat de bewaker met zijn zaklantaarn in haar gezicht scheen.

‘Ik zei opstaan en wegwezen, juffrouw. Nu.’

Kats mond viel open toen ze rondkeek en de omgeving in zich opnam. Er klonken echo’s van stemmen; mensen haastten zich over de betegelde vloer naar hun bestemming. Ze lag op een oude, eiken bank, een van de banken die de open ruimte afschermden. Ze zag bewerkte ijzeren bogen boven schilderijen van Canadese landschappen met bossen en bergen.  Het duurde even voordat ze besefte dat ze zich bevond in het Waterfront treinstation in het centrum van Vancouver. Te oordelen naar de horden forensen was het spitsuur, misschien halfacht of acht uur ‘s morgens. Het was maandagmorgen. Nog maar een paar uur en dan verstreek Zachary’s deadline.

‘Het spijt me, mijnheer. Ik ga al.’ Kat stond op en snoof de geur op van verse koffie en muffins afkomstig van de Starbucks aan de andere kant van de stationshal. Ze voelde in haar broekzak of ze kleingeld had om koffie te kopen. Niets. Ze keek naar haar kleren. De joggingbroek en het T-shirt die ze vannacht aan had gehad. Godzijdank had ze schoenen aangetrokken voordat ze naar de aangrenzende hotelkamer was gegaan.

Ze voelde in haar andere zak om haar mobieltje te pakken, maar ook die zak was leeg. Natuurlijk, dat lag nog in het Tides Resort, samen met haar portemonnee, geld, laptop en de documenten van het World Institute. Hadden Nathan, Victoria of misschien ook Landers haar Edgewater-rapport gevonden? Ze huiverde bij de gedachte.

Zouden ze haar ook hebben ontvoerd als ze gisteravond niet naar die andere kamer was gegaan? Waarschijnlijk wel. Landers wist waar ze was en die werkte duidelijk samen met Nathan en Victoria. En hoe zat het met Jace? Hij was ook weg; misschien had hem nog wel een erger lot getroffen dan haarzelf.

Jace zou nooit zonder haar zijn weggegaan, ook al hadden ze ruzie gemaakt. De enige mensen die wisten waar hij was, waren diegenen die gisteravond in de kamer waren – Nathan en Victoria Barron en Roger Landers. Hadden ze Jace ook ergens achtergelaten? Dat moest wel. Als ze hem echt hadden vermoord, dan zouden ze haar dat wel duidelijk hebben gemaakt om haar bang te maken. Misschien was Nathans gepraat over dat ‘ongelukje’ gewoon bluf geweest. Misschien was Jace er toch vandoor gegaan om de informatie te beschermen die ze hadden ontdekt. Kat zag het iets zonniger in toen ze zich realiseerde dat dat inhield dat ze hem misschien zou kunnen vinden. De enige vraag was waar ze moest zoeken.

De blokhut van Kurt misschien, omdat Jace daar vanaf Hideaway Bay naar toe kon lopen. Maar dat was niet waarschijnlijk. Hij zou nooit zonder de juiste uitrusting die bergtocht zijn gaan maken. Hadden Nathan en zijn helpers Jace ook op het station achtergelaten? Dan was hij misschien naar huis gegaan. En zou haar hebben gebeld, maar natuurlijk lag haar mobieltje nog in het conferentieoord. Het was zeer onwaarschijnlijk dat ze Jace thuis zou aantreffen, maar het was niet helemaal onmogelijk.

Ze voelde zich beter toen ze besefte hoe dicht ze bij haar huis was. Ze had alleen geld nodig voor de bus om thuis te komen. Misschien lag er wat kleingeld op haar kantoor acht straten verderop.

Kat verliet het station en voelde direct een koude windvlaag tegen haar gezicht toen ze de zware deur openduwde. De regen viel schuin naar beneden door de harde wind. De natte sneeuw prikte tegen haar wangen en haar haren waaiden voor haar ogen. Forensen sjokten voorbij en hielden de kraag van hun jas voor hun gezicht ter bescherming. Ze rilde toen de ijskoude lucht dwars door haar dunne T-shirt sneed.

In de verte klampte een bedelaar een stel aan dat voorbijliep. De man stak een honkbalpetje naar hen uit in de hoop wat kleingeld te krijgen. Het stel ging vlugger lopen en maakte aan hem duidelijk dat hij moest maken dat hij weg kwam. Kat liep over de parkeerplaats naar de hoek van de straat waar de zwerver zich bevond. Zijn uitgestrekte hand deed haar eraan denken dat ze zelf minstens een paar dollar nodig had voor de bus naar huis. Een taxi kon ze wel uit haar hoofd zetten.

De bedelaar zag haar kijken en trok zijn petje dichter naar zich toe, omdat hij dacht dat zij dat weleens af zou willen pakken. ‘Dit is mijn plek. Zoek je eigen plek.’ Hij keek haar vuil aan. Er ontbraken een paar voortanden.

‘Hè?’ Plotseling kreeg ze door dat hij dacht dat zij ook aan het bedelen was. Met andere woorden: dat ze concurrentie was. Zag ze er echt zó erg uit? Het was pas acht uur in de ochtend, maar ze had zich al twee keer diep waardeloos gevoeld vandaag.

Kat liep over Water Street naar haar kantoor in de buurt Gastown, haar armen gekruist voor zich als bescherming tegen de wind. De keien van de stoep waren glad onder haar sportschoenen, omdat de sneeuw aan het smelten was. Het water sijpelde haar schoenen in, wat haar deed denken aan haar warme laarzen die nog in het conferentieoord stonden, samen met de rest van haar bezittingen.

Hoewel de temperatuur boven nul was, raakte ze door de harde wind en regen tot op het bot versteend. Tandenklapperend en rillend liep ze door de verlaten straat. De meeste daklozen waren naar binnen gegaan om beschutting te zoeken tegen de vochtige kou. Ze passeerde het Café Marseilles. Een groepje zwervers stond tegen het gebouw aan met hun handen gevouwen om papieren koffiebekertjes.

Tegen de tijd dat ze aankwam bij het gebouw waar ook haar kantoor was gevestigd, was ze door en door verkleumd. Haar handen waren zo gevoelloos geworden dat ze niet eens voelde dat ze met haar knokkels op de glazen deur klopte. Het gebouw zat ‘s morgens gewoonlijk op slot, vooral ‘s winters als daklozen beschutting zochten tegen de kou.

Na wat een eeuwigheid leek te zijn, kwam de conciërge binnen ergens uit een zijdeur tevoorschijn om te kijken waar het lawaai vandaan kwam. Hij wierp een snelle blik en gebaarde dat ze weg moest gaan.

‘Marcus, ik ben het – laat me naar binnen.’ Kat zwaaide uit alle macht naar hem, maar hij liep terug zijn kamer in. Carter & Partners was al drie jaar een van de huurders van Hudson House. Hoe kon hij haar nou niet herkennen? Ze bonsde opnieuw op de deur, zo hard als ze kon. ‘Marcus!’

Verschillende voorbijgangers met regenjassen en paraplu’s keken Kat minachtend aan en haastten zich verder. Ze vermeed hun blikken, omdat ze zich schaamde voor hoe ze eruitzag. Ze had geen spiegel nodig om te weten dat ze door haar gescheurde kleren, piekhaar en onopgemaakte gezicht deed denken aan een dakloze. Was dit hoe het voelde als de mensen je de hele dag als oud vuil behandelden?

Eindelijk verscheen Marcus weer. Hij liep met grote stappen op de deur af en zwaaide hem open.

‘Nou wegwezen of ik bel de –’

‘Marcus, zie je niet wie ik ben? Kat? Van de vierde verdieping?’

Eindelijk begon het bij hem te dagen en hij stond opeens stil. Zijn mond viel open. ‘Wat is er in hemelsnaam met jou gebeurd?’ Hij hield de deur open en gebaarde dat ze naar binnen kon komen.

‘Ik kan nu even niet praten.’ Kat wurmde zich langs hem heen en liep naar de lift; ze kreeg langzaam weer gevoel in haar benen. Ze drukte op de knop om naar boven te gaan en wachtte, met haar rug naar Marcus gekeerd. Ze was nu even niet in de stemming om nadere uitleg te geven en hij verdiende die ook niet echt.

Hij liep achter haar aan. ‘Kat – het spijt me. Ik had geen idee dat jij het was.’

Ze reageerde niet en stapte de lift in. Ze drukte op het knopje van de vierde verdieping.

Nathan en Victoria zouden hier niet mee wegkomen. Wat hadden ze met Jace gedaan? En waarom was hij wel verdwenen en Landers niet? Nathan wist dat beide mannen de plannen van het World Institute hadden gezien. Tenzij Landers al deel uitmaakte van het complot, wat dat dan ook inhield. Het was eigenlijk wel duidelijk dat Landers met hen onder een hoedje had gespeeld. Zoals gewoonlijk had hij alleen zijn eigen belang op het oog gehad.

Nathan Barron had gezegd dat Jace een ‘ongelukje’ was overkomen. Dat klonk onheilspellender dan datgene wat haar was overkomen. Ze was er betrekkelijk onbeschadigd van afgekomen, afgezien van een paar blauwe plekken en hoofdpijn als gevolg van het spul waarmee ze haar hadden geïnjecteerd. Was Jace hetzelfde overkomen als Svensson? Ze hadden dan wel een heel verschillende achtergrond, maar beiden hadden ze zich uitgesproken tegen het World Institute en de machtselite. Was dat voldoende reden om uit de weg geruimd te worden? Kat huiverde bij de gedachte. Nee, daar wilde ze niet aan denken.

Svensson was om het leven gekomen kort nadat hij van mening was veranderd en zich niet langer meer kon vinden in het dogma van het World Institute. Jace’ verdwijning kon te maken hebben met zijn artikel over de hypotheekfraude. Tenslotte was het zo dat er om die reden een brandbom bij hen naar binnen was gegooid. Maar Jace was verdwenen in Hideaway Bay. Betekende dit dat het intrekken van zijn verhaal over het onroerend goed in Vancouver verband hield met het World Institute? En zo ja, hoe dan? Of was het doel simpeler: gewoon al diegenen die zich verzetten tegen leden van het WI het zwijgen opleggen? Als hun stemmen niet meer werden gehoord, dan kon het World Institute zonder risico op vervolging zijn plannen doorzetten. Zo liepen de dingen in de kringen waar echte macht werd uitgeoefend. Belemmeringen moesten uit de weg worden geruimd. Hebzucht deed lelijke dingen met mensen.

Misschien ging het hun wel helemaal niet om de documenten van het World Institute. De publiciteit daarover was misschien heel onwelkom, maar het was niet per se het artikel van Jace dat ze wilden tegenhouden. Er stond een groter belang op het spel. Het ging om zijn mening, om het geluid dat hij liet horen. Hij was een gerespecteerd journalist naar wie de mensen luisterden, net zoals ze naar Svensson luisterden. De stem van zulke mensen kon niet zomaar worden afgedaan of ontkend. Maar die mensen konden wel uit de weg worden geruimd.

Hoewel ze het ruwe concept waaraan hij zaterdag in het conferentieoord had gewerkt niet had gelezen, wist ze dat zijn artikel over het World Institute alle leden van het instituut gezamenlijk op de korrel zou nemen, maar dat de aandacht speciaal zou uitgaan naar Nathan Barron en Gordon Pinslett. Naar Nathan omdat hij geld van beleggers in Edgewater had doorgesluisd om het World Institute en zijn doelstellingen te financieren, en naar Gordon Pinslett omdat hij artikelen die ongunstig waren voor het WI tegenhield. Het was één ding om te proberen een politiek onwelkome theorie door te drukken, maar het was heel iets anders om daar buitensporig veel aan te verdienen door middel van het manipuleren van valuta en het handelen met voorkennis. En dan was er ook nog de censuur van de media en de corruptie die daaraan gekoppeld was.

Eén ding was duidelijk. Degenen die de moed hadden om zich ertegen uit te spreken werd het zwijgen opgelegd. Jace was ontslagen en zijn artikel was door de Sentinel ingetrokken, een krant die ‘toevallig’ het eigendom was van Gordon Pinslett. Was Jace definitief het zwijgen opgelegd? Ze kon de gedachte niet verdragen.

Jace had gelijk. Je kon natuurlijk je mond houden zo lang jou niets overkwam. Maar dan zou er ook niemand voor jóú opkomen. Door je mond te houden liep je het risico dat je je vrijheid zou verliezen, je economische welvaart, je recht op vrije meningsuiting. Als zij zich niet zou uitspreken, wie dan wel?

Sommige dingen waren het waard om voor te vechten ongeacht de mogelijke consequenties.