Hoofdstuk 29

 

 

Malcolm stond naast het raam in de woonkamer. Hij had de auto vaart zien minderen en de oprit op zien draaien, had staan kijken hoe de koplampen dichterbij kwamen. Het was verleidelijk geweest om meteen op de auto te schieten. Misschien kon hij de bestuurder hiervandaan raken, dan was het meteen voorbij. Maar hij wist dat hij waarschijnlijk alleen maar het raam aan diggelen zou schieten en daarmee Sebastian af zou schrikken voordat hij bij het huis was. Nee, hij moest geduld hebben, het juiste moment afwachten…

Maar zijn zenuwen stonden op scherp. De technische recherche was weg, zoals hij al gedacht had. Die kwamen vanavond niet meer, want er was geen enkele reden waarom hij hier terug zou komen. In het huis hadden ze overal sporen nagelaten van hun aanwezigheid: alles was bedekt met een laagje stof om vingerafdrukken op te sporen, en overal zat Luminol. Wat dat had aangetoond was voor Malcolm voldoende reden om hier weg te willen. De bloedsporen op het tapijt die via de gang naar zijn slaapkamer gingen waren precies de vorm van zijn voetstappen. Hij zag ze oplichten in het donker en haatte Latisha omdat ze hem gedwongen had de autoriteiten zoveel sporen na te laten.

‘En wat dan nog?’ Hij moest het hoofd koel houden. Hij kon niet op iedereen wraak nemen. Eerst Sebastian en Jane, die twee waren het belangrijkst. Dan moest hij maken dat hij de stad uitkwam en zich hier nooit meer laten zien.

Jane kreunde. Kennelijk had ze gemerkt dat haar liefje was gearriveerd. Of ze het geloofde of niet, Sebastians laatste uur had geslagen, en daar kon zij helemaal niets aan doen. Malcolm had haar aan een stoel gebonden, met een prop in haar mond. Toen Sebastian zich niet meteen liet zien, hield hij de loop van zijn pistool tegen haar hoofd. ‘Je moet maar hopen dat hij geen gekke dingen van plan is.’

Terwijl ze zo stonden te wachten, voelde Malcolm Janes haar klam worden van het zweet. Ze mocht dan stoer doen, ze was wel bang. En terecht. Als het lukte, wilde hij haar voor Sebastians ogen neerknallen. Misschien zou hij haar eerst verkrachten, om Sebastian af te nemen wat hij hem had afgenomen. Niets was genoeg om die man, die hij meer haatte dan ieder ander, te kwellen.

Hij stelde zich voor dat hij Sebastian zou verwonden en hem vervolgens vast zou binden, zodat hij van alles met hen allebei kon uithalen. Misschien zou hij Janes polsen doorsnijden en haar dan verkrachten, terwijl ze lag dood te bloeden aan Sebastians voeten.

Malcolm glimlachte bij het idee dat hij haar zou laten kreunen en gillen van pijn zonder dat Sebastian er iets aan kon doen. ‘Rustig maar, schatje.’ Hij streek over haar haren toen ze begon te trillen. ‘Over een paar minuten is het allemaal voorbij.’

Waar bleef Sebastian toch? Malcolm liet Jane even alleen om, geleund tegen het koude glas, te kijken of hij iets zag op het donkere erf bij de auto’s. Voor zijn adem het raam deed beslaan, kon hij best veel zien. Maar geen man. Er was ook geen geluid. Geen beweging.

‘Je zit me te belazeren, klootzak,’ riep hij, en Jane kreunde. ‘Ja, jij hebt het door, hè? Hij probeert me erin te luizen, en daar zullen jullie allebei voor boeten.’

Toen hoorde hij een knal die hard genoeg was om de doden wakker te schudden. Hij schrok op, maar ontspande zich meteen toen hij zich realiseerde wat die knal veroorzaakt had. Sebastian had de achterdeur ingetrapt. Hij was binnen.

Hij dwong zichzelf diep adem te halen, draaide Janes stoel de andere kant op en ging erachter staan, met het pistool tegen haar slaap. De show kon beginnen.

 

Met bonzend hart begon Jane in stilte te bidden. Laat hem alsjeblieft niet doodgaan. Laat hem alsjeblieft niet doodgaan. Ze was bang dat ze het niet aan zou kunnen om toe te moeten zien hoe Sebastian doodgeschoten zou worden. Niet nadat ze Noah, de enige andere man van wie ze ooit gehouden had, badend in het bloed had gevonden. Ze had Sebastian gevraagd weg te blijven, ze wilde ook echt dat hij wegbleef, ongeacht wat de gevolgen voor haarzelf zouden zijn. Maar ze wist dat de man die dat huis in Ione benaderd had alsof hij deel uitmaakte van een professioneel arrestatieteam, niet op safe zou spelen. Hoogstwaarschijnlijk had hij niet eens de politie ingelicht.

Wat hield dat in?

Dat hield in dat iemand dit huis niet levend zou verlaten. Het kon Sebastian zijn, of zij, of allebei. Alleen als ze heel veel geluk hadden, was het Malcolm.

Vastbesloten Sebastian duidelijk te maken waar het gevaar loerde, begon ze zo hard ze kon te kreunen en te grommen.

‘Bek dicht!’ siste Malcolm, en hij sloeg haar met zijn pistool een, twee, drie keer.

Bij elke klap werd de pijn erger. Ze voelde bloed in haar ogen druppelen, maar ze hield niet op. Malcolm zou haar niet vermoorden. Nog niet. Ze was Malcolms verzekeringspolis. En Sebastians handicap.

 

Sebastian hoefde alleen maar de gedempte geluiden te volgen om te weten waar hij heen moest. Maar hij ging niet de kamer binnen. Hij gebruikte de keukendeur als schild tegen de kogels die hem mogelijk om de oren zouden vliegen.

Met zijn infraroodbril zag hij Malcolm achter Jane staan, die aan een stoel was vastgebonden. Het liefst had hij meteen zelf geschoten, maar dat ging niet omdat hij niet het risico wilde lopen de verkeerde te raken.

‘Laat haar gaan.’

Malcolm was zo kwaad dat Sebastian hem piepend hoorde ademhalen. ‘Die stomme trut!’ schreeuwde hij. ‘Ik schiet haar zo kapot. Ik schiet jullie allebei kapot, met Gods hulp.’

‘Je zult zeker iemands hulp nodig hebben,’ zei Sebastian. ‘Want als zij dood is – dan ben jij het ook.’

‘Ze is niet dood,’ riep hij, en hij trok haar hoofd bij haar haren omhoog. ‘Zeg eens wat!’ beet hij haar toe.

Jane kreunde en haar oogleden bewogen, maar ze leek in de war, slap. Tot zijn ontzetting zag hij dat ze bloedde. Dat had hij niet verwacht. Hij was ervan uitgegaan dat Malcolm hem zo graag wilde hebben, dat hij met Jane geen risico’s zou nemen.

Malcolm begon door te slaan, liet zich leiden door emotie in plaats van rede. Dat was niet goed. Het maakte hem nog onvoorspelbaarder.

Wat nu? Voor Sebastians plan moest Jane wakker zijn, alert. Ze moest op eigen kracht het huis uit kunnen lopen en auto kunnen rijden. Hij wilde dat ze zo ver mogelijk bij het huis vandaan zou zijn.

‘Jane? Gaat het?’ vroeg hij.

Er kwam geen antwoord.

‘Geef antwoord!’ Malcolm hief zijn wapen alsof hij haar weer wilde slaan, maar Sebastian gromde een waarschuwing die hem daarvan weerhield.

‘Als je haar nog een keer slaat, dan schiet ik je direct neer. Begrepen?’

‘Je kunt niet eens schieten,’ zei Malcolm, maar alles wees op het tegendeel. Sebastian was niet langer de brave, goedgelovige huisvader die Malcolm een jaar eerder gekend had. Malcolms stem verried zijn onzekerheid – iets wat Sebastian vast niet ontging.

‘Wat zeg je?’ zei Sebastian, knielend op een knie om beter te kunnen richten.

Het was bluf, maar het werkte. Malcolm sloeg Jane niet meer. Hij liet zijn wapen zakken en schudde haar met zijn vrije hand door elkaar.

‘Hé, wakker worden. Sebastian is er. Zeg tegen hem dat alles goed is.’ Hij trok de prop uit haar mond. ‘Zeg hem dat je naar huis wilt.’

‘Ik wil naar huis,’ herhaalde ze murw, en Sebastian wenste vurig dat hij dat mogelijk kon maken.

‘Maak haar los. Zij heeft hier niets mee te maken, Malcolm. Dit is iets tussen jou en mij.’

‘Als je je wapen weglegt, maak ik haar los.’

Dat kon Sebastian niet doen. Op het moment dat hij dat deed, waren hij en Jane overgeleverd aan Malcolms genade. ‘Mijn wapen geef ik niet op.’

‘Sebastian, maak dat je hier wegkomt.’ Jane leek weer bij haar positieven te komen, maar Sebastian negeerde haar. Die afleiding kon hij er niet bij hebben. Nu niet.

‘Maak haar los en laat haar het huis uit lopen,’ zei hij tegen Malcolm.

‘Ben je gek? Zodat ze jou kan helpen zeker? Zodat ze de politie kan bellen?’

Sebastians vinger begon te zweten om de trekker. Het ging niet zo snel als hij gehoopt had. Waarschijnlijk was de politie al onderweg. Zouden zij zich erin mengen voor hij het af kon maken? Zou Malcolm van schrik schieten? ‘Het is jouw spelletje, agent Turner. Hoe had je het gespeeld willen hebben?’

‘Dat is genoeg. Ze gaat eraan,’ zei Malcolm, alsof hij genoeg had van Sebastians gemanipuleer, alsof Jane vermoorden nog zijn enige optie was. Dus toen hij deze keer zijn wapen naar Janes hoofd bracht, was Sebastian echt bang dat hij de trekker over zou halen.

In paniek bracht hij zijn eigen wapen omhoog in de hoop dat hij met een schot haar leven kon redden. Het was haar enige kans. Maar de klap die zijn trommelvliezen bijna aan flarden scheurde, vertelde hem dat Malcolm hem voor was geweest.

 

Het geluid kwam voor Malcolm als een volslagen verrassing. Hij had op het punt gestaan de trekker over te halen toen iemand hem vanuit de andere deuropening beschoot. Wie was dat in hemelsnaam? Had Sebastian de politie gebeld? Malcolm was zo opgegaan in hun schermutseling dat hij geen andere beweging had gezien, geen ander geluid had gehoord. Maar hij had er ook niet op gelet.

Voor hij van beide kanten beschoten zou worden, zocht hij struikelend dekking achter de bank, die hem van beide deuropeningen scheidde. Jane was de enige die open en bloot te zien was. Ze was vastgebonden en kon niet bewegen, maar daar trok hij zich niets van aan. Het leek hem een geweldige grap als Sebastian haar per ongeluk doodschoot. Dan zou die zijn leven lang in de cel zitten verpieteren terwijl Malcolm het er lekker van nam in een of ander tropisch paradijs.

Weer een schot. Deze keer klonk het alsof het insloeg in een muur. Een derde schot volgde. Sebastian riep tegen wie het ook was dat hij moest stoppen, maar als het iemand van de politie was, dan realiseerde die zich kennelijk niet dat er nog iemand gevaar liep. Hij bleef maar schieten.

Sebastian schoot naar voren om Jane te redden – en werd geraakt. Malcolm hoorde het schot en het daaropvolgende kreunen. Zelf had hij ook geschoten, een paar keer zelfs, maar hij had niet de indruk dat hij iets geraakt had.

In een mum van tijd had Sebastian de stoel omver geduwd en zichzelf op Jane geworpen om haar te beschermen met zijn lichaam. Nu hij zo laag bij de grond was, kon Malcolm hem niet raken zonder op te staan, en hij wist dat hij beschoten zou worden zodra hij opstond.

‘Wie ben je en wat wil je?’ riep hij naar de onbekende.

‘Ik wil jou,’ was het antwoord.

‘Luther? Luther, hou op.’ Dat was Jane. Ze leek de man aan zijn stem te herkennen, maar Malcolm kende helemaal geen Luther. Wie was het en hoe had hij hen gevonden? Waarom had hij een wapen bij zich? Hij was duidelijk niet van de politie.

En toen werd het duidelijk.

‘Deze is voor Latisha,’ schreeuwde de man, voor hij weer vuurde. ‘Jij zal nóóit meer met je poten aan mijn dochter zitten, of aan de dochter van een ander.’

Malcolm merkte dat Sebastian Jane de kamer uit probeerde te slepen. Hij wilde hen tegenhouden, maar hij kon niet opkijken zonder het risico te lopen neergeschoten te worden. Zo te zien was die stomme klootzak in de andere deuropening van plan te blijven schieten. Maar net toen hij dat dacht, hield de kogelregen op.

‘Breng haar snel naar buiten,’ riep Luther in de stilte die gevallen was, en toen pas realiseerde Malcolm zich zijn denkfout. De kogel die Jane geraakt had, moest van hem zijn gekomen, want Luther had niet in haar richting gevuurd. Luther had de andere kant op geschoten om Sebastian de ruimte te geven naar Jane toe te gaan.

En nu zou Latisha’s vader schieten om hem te raken. Niets hield hem nog tegen.

Het was voorbij. Hij moest hier weg, maar hoe? De politie was onderweg. Zelfs als hij bij de deur zou weten te komen – en dat leek vrijwel onmogelijk – zouden ze boven op hem zitten voor hij goed en wel bij de oprit was. En gevangengenomen worden was nog erger dan de dood. Dan zou iedereen die hij van vroeger kende, familie, buren, vrienden van de politie, weten wat hij gedaan had.

De sirenes kwamen dichterbij. Een paar seconden later hoorde hij portieren dichtslaan en mannenstemmen die hij niet herkende. Hij moest een besluit nemen. Hij liet zijn wapen vallen en kwam met zijn handen in de lucht achter de bank vandaan. ‘Schiet!’ riep hij tegen Latisha’s vader. ‘Schiet, nu! Ik sta er voor!’

Zijn handelingen overrompelden de man. Kennelijk van plan Malcolm te geven waar hij om vroeg, richtte hij zijn wapen. Maar toen liet hij het weer zakken. ‘Ach, nee. Je bent het niet waard ook. Ik laat je wel aan jouw soort mensen over.’ Toen vuurde hij een laatste schot af, in het plafond, en rende de achterdeur uit.

Aanstormende voetstappen vertelden Malcolm dat de politie door de voordeur kwam. In paniek zocht hij zijn wapen, vond het en richtte op de deuropening. Als hij Latisha’s vader niet zo ver kon krijgen om hem dood te schieten, dan zou hij de eerste de beste agent uitdagen.

Maar die schoot ook niet. Hij dook weg achter de muur en riep: ‘Gooi het wapen op de grond!’

‘Ik laat me niet arresteren,’zei Malcolm. ‘Ik ga niet naar de gevangenis.’ Toen richtte hij het wapen op zichzelf, sloot zijn ogen en slikte. Nu moest hij de trekker overhalen. Eén schot, en zijn hersenen zouden tegen de muur spatten. Dan was alles voorbij. Het was de enige manier die hem nog restte om te winnen.

Maar hij kon het niet. Hij had er het lef niet voor.

Hij zakte in elkaar, liet het wapen vallen en voelde de tranen over zijn wangen stromen. Sebastian had gewonnen.

 

Jane kon maar niet geloven dat Sebastian het overleefd had. Ze zag de deuk in het kogelvrije vest dat hij gedragen had, waaraan je kon zien waar de kogel hem geraakt had. De klap was hard genoeg geweest om de lucht uit zijn longen te slaan, en hij gaf ook toe dat het pijn deed, zei dat het wel een blauwe plek zou worden, maar hij was niet gewond. Alles was goed met hem, en Jane wist dat ook zij er weer bovenop zou komen, ook al voelde haar hoofd nu alsof het zou ontploffen. Weer had ze het overleefd.

‘Waar is Kate?’ vroeg ze, toen ze tegen Sebastian aan zat op de achterbank van Davids auto. David was nu binnen, maar hij had een ambulance gebeld en had erop aangedrongen dat ze zich allebei zouden laten onderzoeken. Daarna zouden ze heel wat vragen te beantwoorden hebben. Maar dat kon wachten. De politie had nu belangrijkere zaken te doen.

‘Bij de Burkes.’

‘Weet ze dat ik in gevaar was?’

‘Nee. Dat heb ik niet gezegd.’

‘Goed zo.’ Ze liet haar ogen dichtvallen totdat ze voelde dat Sebastian haar aanstootte.

‘Kun je al geloven dat het voorbij is?’ mompelde hij.

Ze keek naar de auto waar Malcolm in zat. Hij keek niet naar hen. Zijn hoofd was gebogen, alsof hij wist dat hij de grootste vergissing van zijn leven begaan had.

‘Hij gaat naar de gevangenis,’ zei ze.

‘Een politieman die drie mensen vermoord heeft, waar onweerlegbaar bewijs voor is? Ik denk dat hij ter dood veroordeeld wordt.’

‘Waar zal hij berecht worden, denk je?’

‘Hier.’

‘Maar hij heeft twee mensen vermoord in New Jersey. Daar hebben ze toch ook de doodstraf?’

‘Jawel, maar ze hebben er sinds 1976 niemand meer geëxecuteerd.’

Er kwam een politieman naar hen toegelopen over het erf, fronsende blikken werpend op zijn aantekeningen. ‘Toen ik hier aankwam, hoorde ik drie verschillende soorten schoten. Maar jullie zijn de enigen die ik naar buiten heb zien komen. Was er nog iemand binnen, afgezien van jullie tweeën en Mr. Turner daar?’

Ondanks de knallende hoofdpijn ging Jane rechtop zitten en keek om zich heen. Waar was Luther gebleven? Hij was plotseling opgedoken en binnen een paar minuten weer verdwenen. Waarom was hij niet gebleven?

Toen begon het haar te dagen. Waarschijnlijk liep er een arrestatiebevel tegen hem. Was hij gebleven, dan liep hij het gevaar zelf in de gevangenis te belanden, ook al hadden Sebastian en zij het voornamelijk aan hem te danken dat ze het er levend vanaf gebracht hadden. ‘Nee, volgens mij niet. Maar goed, ik ben erg in de war. Ik… Ik ben op mijn hoofd geslagen. Ik heb wel schoten gehoord, maar ik heb geen idee waar ze vandaan kwamen.’

De agent wendde zich tot Sebastian. ‘En u?’

Sebastian keek naar Jane, scheen te begrijpen wat ze deed – en waarom. ‘Ik heb een paar schoten gelost. En Turner ook. Hij heeft me een keer geraakt. Maar dat was het wel, volgens mij.’

De agent trok zijn wenkbrauwen op. ‘Krijg nou wat,’ mompelde hij, weglopend.

Glimlachend keek Jane naar Sebastian en vroeg of ze zijn telefoon mocht lenen. Hij viste zijn mobieltje uit zijn zak, die nog vol zat met munitie, en zette hem aan voor hij hem aan haar gaf.

Ze wist niet zeker of ze Luthers nummer uit haar hoofd wist, maar na drie pogingen had ze hem te pakken. ‘Hoe wist je het?’ vroeg ze, zonder verdere introductie.

‘Wat?’ zei hij.

‘Waar we waren?’

‘Ik was naar het kantoor gegaan om te vertellen dat onze man eerder vandaag drie meiden in elkaar had geslagen. Dat hij weer zijn oude hobby had opgepakt. Ik zag de bus van het parkeerterrein afrijden en wist dat hij het was. Het was dezelfde bus die mijn meiden hadden beschreven. Ik probeerde hem te volgen, maar raakte hem kwijt. Het duurde even, met die stomme wegen, voor ik hem weer gevonden had. Maar toen zag ik hem staan, kon niet missen, op de oprit.’

‘Je hebt ons leven gered.’

‘Jij hebt gedaan wat je kon voor Latisha. Dat… waardeer ik echt.’

Het was het aardigste wat Lucifer – Luther – ooit tegen haar had gezegd. ‘Wauw,’ mompelde ze. ‘Ik word helemaal warm vanbinnen. Het lijkt wel alsof je toch niet zo’n hekel hebt aan magere blanke grieten.’

Zijn lach was een diep gebrom. ‘Haal jij je maar niets in je hoofd.’

Ze legde haar hand in die van Sebastian. ‘De politie vroeg naar een derde schutter,’ zei ze tegen Luther.

‘Wat hebben jullie gezegd?’

‘Dat wij geen derde schutter gezien hebben.’

Het was even stil. ‘Dat is waarschijnlijk het beste.’

‘Zoiets vermoedden we al. Maar misschien laten ze het daar niet bij. Het bewijs zal een ander verhaal vertellen, weet je.’

‘Dat maakt niet uit. Zolang jullie mijn naam niet doorgeven, komen zij er niet achter wie het geweest is.’

Dat was waarschijnlijk ook weer waar. ‘Hoe kan ik jouw naam doorgeven als ik je daar helemaal niet gezien heb?’ vroeg ze. ‘Ik was zo bang dat ik niet goed gezien heb wat er om me heen gebeurde. En Sebastian heeft je ook niet gezien.’

‘Dan hoeven we ons nergens zorgen over te maken.’

Ze hoorde dat hij van plan was om op te hangen. ‘Luther?’ zei ze.

‘Ja?’

‘Bedankt.’ Glimlachend verbrak ze de verbinding.

‘Hoe voel je je?’ vroeg Sebastian.

Met een tevreden zucht nestelde ze zich tegen hem aan. ‘Ik heb me in tijden niet zo goed gevoeld.’

‘Omdat je verliefd op me bent?’

‘Omdat jij verliefd op mij bent,’ zei ze, en ze gaf hem een kus op zijn mond.