Hoofdstuk 13
Een storm van gevoelens raasde door Jane heen, heftiger dan de storm die buiten woedde. En deze keer stortte ze zich erin, deze keer weigerde ze toe te geven aan de twijfel, de angst en de zorgen die haar eerder in de weg hadden gezeten. Het kon haar niet schelen wat er hierna zou gebeuren. Met hun lichamen vochten zij en Sebastian tegen de herinneringen en de pijn, samen gingen ze het verdriet over het verleden te lijf.
Afgezien van haar slipje had ze alles nog aan, maar ze had zich nooit eerder zo naakt, zo kwetsbaar gevoeld als nu, nu ze tegen die muur gedrukt stond. Sebastian stootte in haar als de regen en de wind die in vlagen tegen de ramen sloegen, en streelde haar tot ze nauwelijks meer adem kon halen van opwinding. Al haar energie richtte zich op haar binnenste, waar het elke zenuw, elk geheim plekje, elk onvervuld verlangen, alles wat ze verloren had wist te bereiken.
‘Jane…’ Er klonk een waarschuwing door in Sebastians stem, maar ze was te ver heen om daar acht op te slaan. Deze keer zou ze er niets tussen laten komen.
‘Ga door!’ hijgde ze, zich tegen hem aandrukkend.
Hij vergat wat hij had willen zeggen en deed wat ze zei. Toen ze het uitschreeuwde, beantwoordde hij haar met een grommende kreun en ze deed haar ogen open om te zien hoe hij keek. Een fractie van een seconde keek hij haar met dierlijke begeerte aan, toen sloot hij zijn ogen.
Pas toen hij haar naar het bed gedragen had en ze uitgeput naast elkaar lagen, drong het tot haar door. Ze hadden geen voorbehoedsmiddelen gebruikt. ‘O, nee,’ fluisterde ze, en haar blik dwaalde naar de pakjes op het nachtkastje. Dat was natuurlijk wat hij had willen zeggen.
‘Wat is er?’ Hij klonk net zo voldaan als zij.
Toen ze geen antwoord gaf, kwam hij half overeind en steunde op zijn elleboog. Op dat moment werd zijn blik wantrouwig. ‘Jane?’
Ze kon niet meteen reageren. Visioenen van het leven dat ze zo behoedzaam weer opgebouwd had, schoven over haar netvlies. Kate. Haar baan. Haar zelfvertrouwen. Haar schoonouders. De moeizame relatie met haar schoonzus. Als ze zwanger werd, zou dat alleen maar een bevestiging zijn van Wendy’s overtuiging dat ze niets veranderd was…
Plotseling gleed er een kalme vastberadenheid in Sebastians blik. ‘Maak je geen zorgen. Het was mijn schuld. Ik had je overgehaald om al je reserves te laten varen,’ zei hij, maar ze wist dat hij dat alleen uit hoffelijkheid zei. Hij had geprobeerd te stoppen voor het te laat was, en zij had nee gezegd. Zo was ze erin opgegaan. Eindelijk kon ze genieten, eindelijk had ze haar remmingen overwonnen, dus was hij doorgegaan – omdat zij dat gevraagd had.
Overvallen door schaamte over die grenzeloze begeerte sloeg ze haar handen voor haar gezicht. Stel dat ze zwanger was? Op haar zesenvéértigste? Afgezien van al die andere redenen waarom een baby een ramp zou zijn, waren er op haar leeftijd extra risico’s verbonden aan een zwangerschap, risico’s die ze niet wilde nemen.
‘Waar denk je aan?’ vroeg hij aarzelend.
Aan een ramp. Maar ze dwong zichzelf te ontspannen. Een zo’n vergissing in vijf jaar, daar hoefde ze zich vast geen zorgen over te maken.
‘Hallo?’ Hij knipte met zijn vingers voor haar gezicht. ‘Ben je er nog?’
Toen ze haar handen voor haar gezicht weghaalde, zag ze dat hij haar nauwlettend bestudeerde. Zelfs al zou ze zwanger worden, dan kon ze hem de verantwoordelijkheid niet in de schoenen schuiven. Zij was ermee begonnen, om hem vervolgens te vragen door te gaan toen ze nog konden stoppen. ‘Niets, ik was gewoon… ontspannen.’
Onzeker keek hij van haar naar de condooms. ‘Je kijkt anders niet erg ontspannen. Zou het een probleem kunnen zijn dat we geen voorbehoedsmiddelen gebruikt hebben?’
Ze drukte haar nagels in haar handpalmen. ‘Nou ja, alleen omdat het… je weet wel… niet verstandig is om het zonder te doen.’
Nu keek hij heel ernstig. ‘Ik heb al gezegd dat ik niets onder de leden heb. Echt niet.’
‘Oké.’ Ze probeerde te glimlachen. ‘Ik ook niet.’
‘Dus… is er nog iets?’ drong hij aan.
Haar hoop dat hij misschien gesteriliseerd was, werd met die vraag de bodem in geslagen. ‘Nee, ik ben eh… behandeld, na de geboorte van Kate.’
Dat was een leugen, maar kennelijk geloofde hij het. Hij haalde opgelucht adem. ‘Je maakte me wel aan het schrikken,’ zei hij lachend.
Ze ging uit bed om te zoeken naar haar slipje, wat een prima excuus was om te doen alsof ze met iets anders bezig was. ‘Daar was niet veel van te zien.’
Op die opmerking reageerde hij niet. ‘God, dat was lekker!’ zei hij alleen, en deze keer was zijn brede glimlach meer dan oprecht.
‘Ja, het was leuk.’ Om het hoekje, waar hij haar niet kon zien, trok ze haar ondergoed weer aan. ‘Maar nu moet ik aan het werk.’
Met één oog op Jane, die haar rok gladstreek en haar ceintuur strakker deed, kleedde hij zich aan. ‘Ik bel je,’ zei hij.
Meteen de zakelijke draad van hun gesprek weer oppakkend, alsof dat de enige reden voor zijn telefoontje kon zijn, zei ze: ‘Laat maar horen of je iets bereikt bij Wesley. Ik ga vandaag bij de casino’s langs om navraag te doen. Misschien heb ik geluk en tref ik iemand die hem herkent of die weet wanneer hij er normaal gesproken te vinden is.’
‘Wees voorzichtig.’
‘Doe ik.’
Hij liep met haar mee naar de deur, maar ze liep snel, na een haastig ‘dag’ over haar schouder, de galerij op, voor hij haar weer kon aanraken. Die ongemakkelijke toestanden van wel of niet een kus of een omhelzing bij het afscheid, wilde ze hem en zichzelf besparen. Het was een dierlijke paring geweest, meer niet. Nu ze uit haar lange winterslaap begon te ontwaken, had ze het met overgave gedaan, daar niet van, maar ze moest lust niet verwarren met liefde. Met Noah en Oliver had ze haar portie moeizame verhoudingen wel gehad. Op een nieuwe klap zat ze niet te wachten.
Beneden aangekomen stak ze haar paraplu op en zette ze zich schrap tegen de koude wind. De regenplassen ontwijkend liep ze het parkeerterrein over. Bij haar auto keek ze nog even op naar Sebastians raam – en zag dat hij haar na stond te kijken. Wat zou hij denken?
Het lukte haar om nonchalant te zwaaien voor ze instapte. Vrijen kon hij in elk geval. Op het hoogtepunt had ze het gevoel gehad dat haar botten ervan smolten. Zoiets had ze nog nooit meegemaakt.
Ze dacht aan Jonathans advies om ‘meteen weer op te stijgen’ en grinnikte. Dat was precies wat ze gedaan had. En ze had er geen spijt van.
Tenminste, als ze niet zwanger geworden was…
Na het grootste deel van de nacht te hebben liggen woelen en draaien door zijn verlangen naar Mary en zijn argwaan naar aanleiding van het gesprek met Pam Wartle, sliep Malcolm lang uit. Uiteindelijk werd hij wakker van het geschreeuw van Latisha en Marcie, die riepen dat ze losgemaakt wilden worden omdat ze naar de wc moesten. Maar hij had nog geen zin om zijn lekkere warme bed uit te gaan. Hun gesmeek negerend luisterde hij naar de storm die rond het huis huilde. In zijn hoofd analyseerde hij het gesprek met die ene persoon die zijn ontsnapping mogelijk gemaakt had.
Toen Sebastian niet meer naar de bank ging, had Malcolm gedacht dat Coltons vader tijd voor zichzelf nodig had gehad. Zo zei die man van de Lincoln Hawke Financial het, de man die hij afgelopen zomer gesproken had: Sebastian nam een paar maanden vrij naar aanleiding van een drama in de persoonlijke sfeer. Malcolm had geweten wat dat drama was, en hij was er zelfs trots op geweest dat hij er de aanstichter van was. Eindelijk had hij die arrogante Sebastian Costas op zijn knieën gekregen.
Maar de schietpartij was al ruim een jaar geleden. Waarom was Sebastian nog niet aan het werk? Wat had hij in godsnaam al die tijd gedaan? Was hij gekwetst en lijdzaam, of boos en vol wraakgevoelens?
Waarschijnlijk allebei. En als hij achter Malcolm aanzat, dan had hij de middelen om alles op alles te zetten. Gezien de hoeveel geld die Emily in handen kreeg als Colton ook maar iets nodig dacht te hebben, zat Sebastian goed in de slappe was.
Bij het idee dat Coltons vader naar hem op zoek was, kreeg Malcolm spontaan last van brandend maagzuur. Die Sebastian kon ontzettend koppig zijn. Waarom geloofde hij het DNA-bewijs niet gewoon, zoals ieder ander? Als Sebastian ervan overtuigd was dat de man die zijn zoon vermoord had nog in leven was, dan zou hij niet stoppen voor hij gevonden had wat hij zocht…
‘Wesley? Kom je ons losmaken? Alsjeblieft?’ Het was Latisha, en het jankerige in haar stem maakte hem gek. ‘Ik moet plassen. Ik kan het niet meer ophouden.’
‘Kop houden, zei ik toch?’ riep hij. ‘Vijf minuten geleden zat je ook al te zeuren. Ik probeer na te denken hier!’
‘Maar… het duurt maar heel even,’ riep ze terug. ‘Ik wil het niet op de grond doen.’
‘Als je dat doet, dan mag je de vloer schoonlikken!’ brulde hij.
‘Alsjeblieft? Als ik naar het toilet mag, zal ik daarna een ontbijtje voor je maken.’
Verdomme! Ze konden hem ook geen moment met rust laten. Wat maakte het hem uit dat ze naar de wc moesten?
Vloekend kwam hij zijn bed uit, voor de zoveelste keer betreurend dat hij zichzelf had opgezadeld met twee vrouwen – met wie dan ook. Wat begonnen was voor de kick – en voor het gemak – was een grote fout gebleken. Werken deden ze niet. Hij durfde ze niet lang genoeg los te laten om ze echt iets te laten doen. Als hij dat al eens probeerde, dan kon het alleen maar met één tegelijk, en die moest hij dan continu in de gaten houden. In plaats van dat het zijn leven gemakkelijker gemaakt had, was hij in een situatie terechtgekomen waarin hij het huis nauwelijks meer uit kon. Al drie weken was hij niet bij Mary geweest, en het was nog langer geleden dat hij voor het laatst naar het casino geweest was. Patrouilleren op Stockton Boulevard kon hij helemaal wel vergeten. Van al dat binnen zitten werd hij chagrijnig. Het enige wat hem op zou kunnen vrolijken was iets wat Marcie en Latisha hem niet uit vrije wil zouden geven.
Dus wat had hij eraan? Helemaal niets. Ze waren pure ballast. Hij moest ze doodschieten. Waarom dan niet meteen? Er was niemand in de buurt die de schoten zou horen, zeker niet met deze storm. Hij kon ze begraven in de schuur achter het huis. Dan was hij eindelijk vrij. Hij moest mobiel blijven. Als Sebastian achter hem aan zat, zou hij zich snel moeten kunnen verplaatsen.
‘Wesley?’
‘Kop dicht!’ Deze keer wist hij zeker dat ze de woede in zijn stem gehoord hadden. Ze zouden niet meer roepen. Maar het was te laat. Hij had zijn beslissing genomen.
In plaats van het hemd aan te trekken dat hij van de grond opgeraapt had, trok hij het boxershort uit waarin hij geslapen had. Het was zonde om zijn kleren vies te maken. Aan de was doen had hij zo mogelijk nog een grotere hekel dan aan koken.
Het gefluister van Latisha en Marcie sterkte hem in zijn besluit. Hij had er genoeg van om zich steeds maar af te moeten vragen wat ze over hem zeiden. Hij was geen slecht mens. Hij was alleen in een beroerde situatie terechtgekomen. En nu ging hij daar wat aan doen.
Na zijn pistool onder het matras vandaan gehaald te hebben, liep hij de gang door. In de deuropening van hun kamer bleef hij staan. De meisjes staarden hem aan, met open mond. Dat hij naakt was, leken ze niet eens te zien; al hun aandacht ging naar het wapen in zijn hand.
‘W-wat ga je doen?’ fluisterde Latisha.
‘Wie gaat er eerst?’ zei hij.
‘Is er een bepaalde reden waarom je zo tevreden zit te grijnzen?’
Geschrokken keek Jane op. In de deuropening stond Jonathan. Ze had hem een tijdje geleden gebeld in de hoop dat ze hem kon overhalen met haar mee te gaan naar de casino’s, maar had zijn voicemail gekregen. Dat hij zo snel voor haar neus zou staan, had ze niet verwacht.
‘Ik zat te… denken,’ zei ze, maar eigenlijk had ze die paar minuten in Sebastians motelkamer opnieuw beleefd, en ze vermoedde dat hij zou zien dat ze weer tegen hem loog.
Inderdaad krulden zijn mondhoeken op in een duivelse grijns. ‘Je leek behoorlijk afgeleid van waar je mee bezig was,’ zei hij, wijzend naar het lijstje dat voor haar lag.
Ze had op internet zo veel mogelijk adressen van casino’s in de buurt op zitten zoeken en had niet eens gemerkt dat haar gedachten afgedwaald waren – tot hij haar erop betrapt had. ‘Ik moest denken aan iets liefs wat Kate vanmorgen zei.’
‘Wat dan?’
Natuurlijk kon ze op dat moment geen enkel voorbeeld bedenken. ‘Dat vind jij toch niet leuk.’
‘Dat is waar, vermoed ik.’
Ze schoot overeind. ‘Wat?’
‘Want volgens mij heeft het niets met Kate te maken,’ zei hij. ‘Ik gok op een naakte man. Inderdaad niet iets waar ik op zit te wachten.’
Ongelooflijk dat hij haar doorhad – alweer! Ze wist wel dat hij een goede privédetective was, maar dit was belachelijk. ‘Hoe weet jij dat?’
Met een scheven grijns liep hij haar kantoortje in. ‘Wil je dat echt weten?’
Toen ze zijn schaapachtige lach zag, kneep ze haar ogen half dicht en zei: ‘Ja, graag.’
‘Ik heb je gevolgd naar de Raleigh Pete.’
Haar pen neergooiend riep ze: ‘Wat?’
‘David heeft me gevraagd je met deze zaak te helpen. Hij onderzoekt met een andere rechercheur de omgeving waar die auto is gevonden, voor de tweede of derde keer, in de hoop dat ze iemand vinden die die ochtend iets gezien heeft, maar hij maakt zich zorgen over het gebrek aan aanknopingspunten. Ik heb net een zaak voor een van mijn cliënten afgerond, dus ik heb wel even tijd. Ik reed net jouw straat in toen ik je weg zag rijden.’
‘Dus toen besloot je me te volgen.’
‘Toen je niet in de richting van kantoor reed, werd ik nieuwsgierig.’
‘Ik ben naar de Raleigh Pete geweest om een foto op te halen van de man die we zoeken.’ Al wist ze dat ze er een beetje laat mee kwam, toch schoof ze de foto over het bureau naar hem toe. ‘Zie je wel?’
‘Is dat alles?’
Haar wangen werden vuurrood. ‘Ach, heb je niet eens aan de deur staan luisteren?’
‘Eerlijk gezegd dacht ik, ik zal haar een beetje rust gunnen tijdens dat eh… ophalen van die foto, dus ik ben ergens gaan ontbijten.’
Eerst wierp ze hem nog een boze blik toe. Toen gaf ze het op. Wat maakte het uit? Ze had hem toch ook al verteld over gisteravond. ‘Als je iets tegen Skye zegt…’
‘Het zijn jouw zaken, zoals je zelf al zei.’ Hij ging tegenover haar zitten. ‘Maar ik wou dat al mijn zaken zo gemakkelijk waren als erachter komen waar jij mee bezig was vanmorgen.’
‘Hou op met dat geplaag,’ zei ze met een gemaakt boze blik. ‘We hebben waarschijnlijk een lange dag voor de boeg. Laten we maar aan de slag gaan.’
Hij boog zijn hoofd in een imitatie van een slaafse buiging. ‘Ik zit vol cafeïne en sta geheel tot uw beschikking.’
Ze scheurde het papiertje waarop ze had zitten schrijven af en gaf het hem.
‘Jeetje, er zijn wel dertien casino’s hier in de buurt. Dat had ik nooit gedacht.’
‘Ze liggen vrij ver van elkaar. Maar ik heb met Map Quest de onderlinge afstanden berekend, dus we kunnen de beste route uitstippelen. Ik zat ze net te nummeren toen jij binnenkwam.’ Blij dat hij eindelijk aan iets anders dacht, pakte ze haar tas. ‘We beginnen bij Cache Creek.’
‘Waarom niet bij Thunder Valley? Dat is dichterbij.’
‘Omdat we op het laatste adres van Wesley Boss een handgeschreven routebeschrijving naar Cache Creek gevonden hebben.’
‘Is hij een gokker?’
‘Dat kun je wel zeggen, ja. En als ik het goed begrepen heb, gaat geen inzet hem te hoog.’
Ontnuchterd stopte Jonathan het papiertje in zijn zak. ‘We vinden die meisjes wel, Jane.’
Het gesprek dat ze net met Gloria had gehad, kwam weer bovendrijven.
‘Dus jullie zien hem dit weekend?’
‘Hopelijk wel.’
‘Kan het niet eerder?’
‘We mogen geen argwaan wekken.’
‘Maar dan is het misschien te laat!’
Gloria had gelijk.
‘Vinden is niet genoeg, Jon,’ zei ze, en ze liep voor hem uit naar buiten. ‘We moeten ze lévend vinden.’
Op het internet stond een lijst met handschriftdeskundigen. Het duurde even voor Sebastian ze allemaal nagetrokken had, maar er was een vrouw, Ritchie Lymond, met een indrukwekkend cv. Ze had veel gewerkt voor de FBI en andere politiediensten.
Via een link kwam hij op haar website, waar hij haar adresgegevens vond.
Omdat hij dacht dat hij haar het snelst per telefoon bereiken kon, belde hij het nummer dat op de site stond. Hij had de telefoon nog niet eens over horen gaan of ze nam al op.
‘Hallo?’
‘Ms. Lymond?’
‘Ja?’
Hij legde uit wie hij was en wat hij wilde.
‘Ik heb bewondering voor wat u probeert te doen, Mr. Costas,’ zei ze. ‘Maar ik zou het vervelend vinden als u uw geld hieraan verspilt. Zelfs al zou ik kunnen vaststellen dat het gaat om het handschrift van de man die uw zoon vermoord heeft, dan nog zal dat niet zwaarder wegen dan het DNA-materiaal. Handschriftanalyse is uitermate subjectief. Het wordt wel steeds meer geaccepteerd nu we de gegevens in de computer kunnen vergelijken, maar… het is niet waterdicht.’
‘Dat begrijp ik. Ik wil gewoon… weten wat u ervan vindt.’
Het bleef lang stil. ‘Wat heeft u voor specimens?’
‘Specimens?’
‘Voorbeelden waarmee ik het handschrift kan vergelijken.’
Sebastian was in het bezit van Emily’s complete inboedel, in verschillende opslagruimtes. Hij had die schoenendoos vol met Mary’s oude brieven, maar als Malcolm al teruggeschreven had, dan had hij die teruggevraagd of Mary had ze niet bewaard. Daar hadden ze het al over gehad: toen ze zich verloofde met haar latere echtgenoot, had ze alles wat ze van Malcolm had gekregen weggegooid. Verder had Sebastian een kasboek en een paar brieven uit de administratie van de Turners, maar dat was toch voornamelijk Emily’s handschrift. Zou hij genoeg hebben van Malcolm? Malcolms eigen familie had zijn spullen uitgezocht. In de opslagruimtes bevonden zich hooguit wat rommeltjes uit lades of dozen die Malcolms familie over het hoofd gezien had. ‘Ik hoop dat ik daar aan kan komen. Wat wilt u graag hebben?’
‘Brieven, contracten, lijstjes. Hoe meer hoe beter. Die routebeschrijving, komen daar hoofdletters én kleine letters in voor?’
‘Ja.’
‘Zoek dan iets waar die allebei in voorkomen. Ik kan geen kleine letters met hoofdletters vergelijken.’
Voor hij Ms. Lymond belde, had hij zijn moeder gebeld met de vraag of zij naar de opslagruimte kon gaan om te kijken wat ze daar kon vinden. ‘Als ik iets heb, dan stuur ik het u morgen of overmorgen op.’
‘Goed. Maar zelfs als u specimens hebt, dan nog moet u er niet te veel van verwachten, Mr. Costas. Ik zal mijn best doen, maar het is tijdrovend en nauwkeurig werk en er zijn veel variabelen.’
Als hij die specimens had, wat kon haar dan verder nog in de weg staan? ‘Zoals…’
‘Iemand die drugs heeft gebruikt, heel moe of ziek is, of emotioneel uitgeput, schrijft anders dan normaal.’
Op de televisie zag het er een stuk eenvoudiger uit. Maar sinds de dood van Colton en Emily had hij wel geleerd dat geen enkel aspect van politiewerk eenvoudig was. ‘Dat begrijp ik.’
Hij hing op – en moest meteen weer aan Jane denken. Hoe zou het haar vergaan in die casino’s? Ze had nog niet gebeld, maar zo lang was ze nou ook weer niet weg.
Zou hij haar suggestie opvolgen en Malcolm schrijven dat Mary hem iets wilde sturen? Als het van het e-mailadres van Mary’s werk kwam, leek het veel geloofwaardiger. Dat lag in elk geval meer voor de hand. En als hij tegen Mary zei dat ze moest zeggen dat ze het via FedEx zou sturen, kregen ze misschien een adres los. De meeste mensen wisten wel dat de FedEx en andere koeriers niet aan een postbusadres leverden.
‘Jij houdt toch van gokken, Malcolm? Dan gaan we een gokje wagen,’ zei hij, en hij nam de telefoon om te kijken of hij Mary te pakken kon krijgen.
Het was niet haar eerste keer. Dat had Marcie verkeerd ingeschat. Latisha was aan de pil. Ze vrijde met een ober die ze in een restaurant had ontmoet. Alleen had ze het niet tegen haar zus of tegen iemand anders gezegd. Hoewel seks met Wesley Boss heel anders was geweest – puur lichamelijk, mechanisch, een handeling geboren uit wanhoop en angst, niet uit wederzijdse aantrekkingskracht – had ze er geen spijt van. Zij en haar zus zouden allebei dood zijn geweest als ze het niet had gedaan.
Toen Wesley half boven op haar in slaap begon te vallen, staarde ze naar het plafond en probeerde te bedenken hoe ze deze ervaring had overleefd. In elk geval had ze er niet van genoten, maar het was ook weer niet zo erg geweest als ze gedacht had. Ze had gewoon haar lichaam en geest gescheiden, haar ogen dichtgedaan en zich voorgesteld dat ze in een diep zwembad zwom, ver onder het wateroppervlak, waar ze alleen schimmige vormen kon zien en gedempte geluiden kon horen.
In minder dan een kwartier was hij klaar. Gewelddadig of bijzonder ruw was hij niet geweest. Op zich was dat iets om blij mee te zijn, maar aan de andere kant dacht ze dat zijn ‘normale’ gedrag haar juist zo in verwarring had gebracht. Het was verkrachting, in zekere zin, maar er was geen geweld aan te pas gekomen. Voorheen had ze verkrachting altijd geassocieerd met bruut geweld.
Gerommel in de andere kamer wees erop dat Marcie nog net zo opgefokt was als toen ze gevochten had om Latisha tegen te houden. Omdat Wesley Marcie in haar gezicht had getrapt als dank voor haar pogingen haar zusje te beschermen, wist Latisha dat Marcie meer pijn had gehad dan zij. Maar ze wist ook dat de fysieke pijn die Marcie – tot nu toe – te verduren had gehad, over zou gaan. Het was de psychische schade die haar meer zorgen baarde. Haar zus was al zo kwaad op de wereld. Hun moeder, haar vader, sommige leraren en verschillende klasgenoten hadden haar zo verschrikkelijk in de steek gelaten. Marcie zat niet te wachten op nog een reden om de mensheid te haten…
De neiging om haar kleren bij elkaar te graaien onderdrukkend, haalde ze voorzichtig diep adem, om Wesley niet wakker te maken. Zij en haar zus leefden nog. Voorlopig was dat het belangrijkste.
‘Ben ik te zwaar voor je?’ mompelde hij.
Ze verstijfde van schrik. Hij sliep dus niet. En het was iets wat haar vriendje ook zou kunnen zeggen. ‘Nee, hoor.’
‘Dat was geweldig,’ zei hij voldaan. ‘Je was heel goed.’
Wat moest ze daarop zeggen? Ze had helemaal niets gedaan, behalve stil blijven liggen en zich laten gebruiken.
‘Vond je het heel naar?’ Hij kwam half overeind zodat hij haar gezicht kon zien, en de betrokkenheid op zijn gezicht verraste haar. ‘Zo erg was het allemaal niet, toch?’
Ze zag dat hij het graag wilde geloven. Hij zag liever niet onder ogen dat hij net een van de ergst denkbare wandaden had gepleegd.
Het kostte haar moeite hem niet uit te leggen wat hij nu was. Geen zichzelf respecterende politieman zou zoiets doen, terwijl hij zo prat ging op zijn achtergrond als politieman. Maar ze was bang dat hij haar alleen maar sneller kwijt wilde als ze zoiets zei. Hoe hij in de deuropening had gestaan met dat pistool, dat hij nadien, zonder kogels, onder het matras had gestopt… het stond haar nog helder voor de geest. Ze moest het slimmer spelen dan hij. Waarschijnlijk kwam ze verder als ze zijn vriendschap wist te winnen. Dan kon ze misschien ooit een of twee kogels uit zijn zak halen, waar hij ze ingestopt had, en dat pistool onder het matras vandaan halen…
‘Je zei dat je ons zou laten gaan als ik met je naar bed ging,’ fluisterde ze.
‘Dat aanbod heb je afgeslagen.’
Ze slikte moeizaam. ‘Maar… ik ben nu toch met je meegegaan?’
‘Alleen maar om je leven te redden. Dat is iets anders.’
‘Dus… ga je ons ooit vrijlaten?’
Hij was weer gaan liggen. Toen hij niet reageerde, draaide ze haar hoofd opzij en zag ze dat hij naar haar keek.
‘Natuurlijk. Ooit.’
Hij meende het niet. Hij had niet gevraagd of ze aan de pil was. Hij had geen voorbehoedsmiddelen gebruikt. Dat alleen al vertelde haar dat hij niet verwachtte dat ze nog lang genoeg in de buurt zou zijn om zich zorgen te maken over een mogelijke zwangerschap. Dan had Marcie toch gelijk gehad. Hij was niet van plan om hen te laten gaan. Hun enige kans was de kans die Latisha creëerde. Als ze ervoor kon zorgen dat hij haar wilde, haar aardig ging vinden, dan liet hij hen misschien in leven. Op den duur zou ze dan misschien de kans krijgen om te ontsnappen.
Of om hem een kogel door zijn kop te jagen.
‘Wil je nog een keer?’ vroeg ze.
Hij tilde zijn hoofd op. ‘Wil jij nog een keer?’
De misselijkheid in bedwang houdend haalde ze haar schouders op. ‘Waarom niet?’
‘Zie je wel, meid. Het is niet erg. Helemaal niet erg.’ Hij grijnsde breed. ‘Geef me een paar minuutjes om op adem te komen.’
Toen hij later weer op haar lag, begon ze zachtjes in zichzelf te neuriën en dook ze weer onder in dat zwembad waar ze niets anders voelde dan het water dat rond haar armen en benen spoelde. Zij en Marcie zouden ontsnappen. Wesley was maar een mens.
En elk mens had zijn zwakheden.