Hoofdstuk 17
Sebastian was zo moe dat hij bijna zijn bed in was gerold zonder te kijken of er bericht was van Malcolm. Deze ene keer had hij geen zin om een gesprek te voeren. Na de tijd die hij met Jane had doorgebracht, voelde hij zich nog onrustiger dan toen ze vanmorgen haar rok omlaag had getrokken en de deur uit was gelopen. Hoe kwam dat? Wat was er toch met haar? Zijn gevoelens waren zo verwarrend – een mengeling van medelijden, herkenning, bewondering, lust. Zelfs afschuw over wat ze had gedaan met Olivers broer. Hij wist dat het makkelijker zou zijn om niet aan haar te denken als hij een paar uur kon onderduiken in het onbewuste. Na al die korte nachten kon hij wel wat rust gebruiken.
Maar de macht der gewoonte zette hem ertoe toch de computer op te starten terwijl hij zijn tanden stond te poetsen.
Eerst opende hij zijn eigen e-mail. Mary had hem een bericht gestuurd om een uur of twaalf.
Hoi, ben je er? Ben je nog wakker?
Hij keek of ze nog online was maar kreeg geen reactie, dus las hij zijn e-mail. Zijn moeder had hem een mailtje gestuurd om te zeggen dat ze het handschrift per koerier naar de deskundige had gestuurd. Ook was er een berichtje van zijn baas bij Lincoln Hawke.
Wanneer kom je terug? Er ligt een geweldige kans op je te wachten, perfect voor iemand die er even tussenuit wil. Het is in Hongkong.
Bill Masters liet steeds vaker van zich horen. In het begin was zijn baas heel begripvol geweest, maar de laatste tijd begon hij ongeduldig te worden. Hij wilde niet een van zijn beste investeerders kwijtraken en had herhaaldelijk gezegd dat Sebastian het zou maken, ook in het huidige financiële klimaat. Maar een klus in Hongkong – daar zat Sebastian echt niet op te wachten. Hij had al het gevoel dat hij in een andere wereld woonde sinds Malcolm Emily en Colton had vermoord.
Na zijn mond gespoeld te hebben bedankte hij zijn moeder en stuurde een beleefd antwoord naar Masters, waarin hij zei nog iets meer tijd nodig te hebben. Toen logde hij in op Mary’s account. Daar zag hij geen bericht van Malcolm, maar hij wist dat zij dit account gebruikt had om hem iets te sturen, dus opende hij de map met gelezen mails om te zien wat hij gemist had.
Ook hier geen bericht van Malcolm, of Wesley. Maar wel iets anders dat hem meteen opviel: Mary had een e-mail ontvangen van Sebastian.Costas©yahoo.com.
Daar had hij helemaal geen e-mailaccount, en hij kon zich niet voorstellen dat Mary nog iemand kende die zo heette en het niet tegen hem gezegd had.
Wat was hier aan de hand? Er liep een rilling van angst over zijn rug toen hij het bericht las.
Hoi, nog iets van Malcolm gehoord?
Geen groet, alleen die ene regel. Zijn hart ging van angst nog sneller slaan toen hij Mary’s map met verzonden berichten opende en zag dat ze geantwoord had.
Malcolm heeft geantwoord. Hij wil weten wat er in het pakje zit maar heeft geen adres achtergelaten. Ik zal antwoorden en zien of ik iets los kan krijgen, oké? Welterusten. Goed dat je een keer vroeg naar bed bent gegaan.
Mary
Wie had dat eerste bericht gestuurd? En wie had het antwoord ontvangen?
Sebastian voelde zijn maag samentrekken toen hij zich realiseerde wie de dader moest zijn. Malcolm had hen door. Die sluwe klootzak had een manier bedacht om erachter te komen of ze contact met elkaar hadden en omdat ze elkaar vanavond niet gesproken hadden, had het gewerkt.
Met bonzend hart keek Sebastian hoe laat Mary het bericht verzonden had. Acht minuten over twaalf, waarschijnlijk vlak voor ze naar bed ging. Inmiddels was het al een paar uur later. Tot na tweeën had hij met Jane in het casino gezeten. Hoe laat was het nu?
Zijn ogen schoten naar het hoekje van de monitor. Kwart over drie.
Vloekend belde hij naar Mary’s huis. Hij moest weten of alles goed was. En als alles nog goed was, dan moest hij haar waarschuwen dat het spelletje uit was. Dit veranderde alles…
De telefoon ging een paar keer over.
‘Neem nou op, alsjeblieft.’ Het bloed suisde in zijn oren waardoor hij nauwelijks iets hoorde, maar hij wist vrij zeker dat hij een bandje kreeg. Een piep bevestigde zijn vermoeden.
‘Mary, ga met de kinderen zo snel mogelijk weg. Naar een veilige plek. Meteen! Malcolm weet dat je mij geholpen hebt. God, Mary, neem nou op.’
Weer een piepje, deze keer om aan te geven dat het bandje vol was. Toen de kiestoon. Hij had nog een keer kunnen bellen in de hoop dat ze nu wel op zou nemen, maar daar gunde hij zichzelf geen tijd voor. Zodra hij neergelegd had, belde hij de politie. Toen pakte hij zijn jas en zijn sleutels en rende de deur uit.
De telefoon die overging, was het eerste teken dat het niet ging zoals hij gehoopt had. Malcolm stond net op het punt om Mary wakker te maken, maar zag daarvan af en verborg zich in haar inloopkast. Er stond een telefoon op haar nachtkastje, maar ze verroerde zich niet. Waarschijnlijk werd ze niet vaak ’s nachts gebeld en dacht ze dat het een tv-reclame was, die altijd harder waren dan de rest. Of misschien had ze een slaaptablet genomen. Hij wist dat ze het niet fijn vond om ’s nachts alleen te zijn. Dat had ze gezegd.
Het leek een eeuwigheid te duren voor het gerinkel ophield. Hij hoorde iemand praten. Een antwoordapparaat? Het leek uit het midden van het huis te komen, maar een of andere vent die fitnessapparatuur aanprees op tv maakte het lastig om iets te verstaan.
Wat moest hij doen? Snel de klus klaren? Of maken dat hij wegkwam? Zou hij gepakt worden als hij nog tien minuutjes langer bleef?
De gedachte aan de gevangenis beangstigde hem. Hij wist wat gevangenen deden met een politieman die de fout in was gegaan – ook met ex-politiemensen. En zijn ouders dan en zijn broer, en zijn collega’s bij de dienst? Die zouden ervan horen, achter de waarheid komen.
Toen hij uit de kast kwam, bewoog Mary even. ‘Curtis?’
Ze was toch wakker geworden van de telefoon en nu dacht ze dat de kinderen uit bed waren.
Snel schoot hij haar kamer uit en de gang in.
‘Brandon?’
Nu klonk ze een stuk alerter, bang bijna. Verdomme, dat rottelefoontje! Hij was zo dichtbij geweest…
Maar het ging hem nog wel lukken, ooit. Er kwam vast nog een kans.
Bang dat hij iemand tegen het lijf zou lopen – iemand van de politie bijvoorbeeld – als hij de voordeur uit zou gaan, rende hij de bijkeuken door naar de achterdeur. Zonder het licht van de straatlantaarns was het in de achtertuin veel donkerder. Daar kon hij zich beter verstoppen.
Zo zachtjes mogelijk deed hij de deur open, sloop de tuin in en kroop tussen de struiken door. Toen sprong hij over het hekje en ging in de tuin van de buren op zijn hurken zitten. Als dat telefoontje niets te betekenen bleek te hebben, kon hij altijd nog teruggaan en Mary dwingen hem het adres van Sebastian te geven voor hij haar vermoordde. Dan was hij nog weg voor het licht werd.
Ze had iets horen bewegen. Mary wist het zeker. Er was iets in haar slaapkamer geweest. Een grote, donkere gestalte was de deur uit geslopen op het moment dat ze wakker werd. Maar de jongens lagen allebei te slapen en beweerden, toen ze hen wakker had gemaakt, dat ze er niet uit geweest waren, zelfs niet om te plassen. Wat was er aan de hand?
Met een angstig voorgevoel liep ze het huis door, met de honkbalknuppel van een van de jongens in de aanslag. Af en toe stilstaand om te luisteren, inspecteerde ze het hele huis, keek in kasten en gluurde om hoekjes, maar ze hoorde niets wat ze niet elke nacht hoorde.
Bij de studeerkamer voelde ze een koude windvlaag, die uit de bijkeuken leek te komen…
Voor ze haar angstige tocht naar de woonkamer voortzette, stak ze haar hoofd om de hoek van de bijkeuken en deed het licht aan.
De achterdeur stond op een kier. Zie je wel. Er was iemand binnen geweest – een man waarschijnlijk, afgaande op de grootte van de gestalte die ze gezien had.
Met knikkende knieën van angst staarde ze naar de mist in haar achtertuin. Als hij er nog was, dan kon ze hem toch niet zien.
Haar handen trilden toen ze de deur sloot en de knip erop deed. Zij had de deur niet open laten staan, dat wist ze zeker. Deze deur, en alle andere deuren, had ze op slot gedaan voor ze naar bed ging, en nog een keer gecontroleerd. Hoe was hij dan binnengekomen? En wat wilde hij? Was het een inbreker?
Al haar moed bij elkaar rapend deed ze in het hele huis het licht aan. Zo te zien was er niets weg of overhoop gehaald. Dat er met de jongens niets was, had ze al gezien. Wie het ook wa die had dus niets meegenomen, maar toch leek het haar beter om aangifte te doen. De politie moest weten dat er een inbreker in de buurt rondliep.
Net toen ze het alarmnummer wilde bellen, werd er kort maar krachtig op de voordeur geklopt. Ze deed het gordijn een beetje opzij en zag een politieauto met zwaailicht voor de deur staan. Mooi, de politie was er dus al. Kennelijk had iemand anders uit de buurt al gebeld.
‘Godzijdank,’ mompelde ze, en ze rende naar haar slaapkamer om een ochtendjas aan te trekken.
Toen ze terugkwam, werd er weer geklopt. ‘Ik kom,’ riep ze, naar de voordeur rennend. Maar ze hoefde de deur niet van het slot te draaien. Dat was al open.
Verbaasd deed ze de deur open, in de veronderstelling dat de keurige jonge agenten die op de stoep stonden met een of andere verklaring zouden komen.
‘Dag, ma’am.’
De een was inderdaad jong, maar degene die het woord tot haar gericht had, was iets ouder.
‘Het spijt me u te moeten storen, maar we hebben een melding gekregen dat er mogelijk een insluiper op dit adres zou zijn.’
Zijn woorden riepen alleen maar meer vragen op. ‘Echt waar?’ zei ze. ‘Ik stond namelijk net op het punt te bellen, maar toen waren jullie er al.’
‘Misschien was het uw man, die gebeld heeft.’
‘Ik ben gescheiden. Misschien een van de buren. Maar komt u verder. Ik weet niet precies wat er gebeurd is, maar er is iets aan de hand.’ Ze gebaarde naar de bank. ‘Ga zitten.’ Toen viel haar oog op de bloemen, en haar adem stokte in haar keel. Zou het Malcolm geweest zijn? Sebastian had gewaarschuwd dat hij misschien iets zou ondernemen nu hij haar adres had.
Het idee dat haar huis, haar veiligheid en die van de kinderen in gevaar was, maakte haar ziek. Ze had al zoveel te verduren gehad na de scheiding; ze was net weer een beetje op de been. Zoiets als dit kon ze echt niet meer hebben.
De agent die haar begroet had, schraapte zijn keel. Kennelijk had hij iets gevraagd.
‘Sorry?’
‘Hoe weet u dat er iets aan de hand is?’
Dat wilde ze net gaan uitleggen toen ze iemand met piepende banden hoorde remmen. Ze liet de uiteindjes van de ceintuur van haar ochtendjas, waar ze nerveus mee had staan spelen, los en vloog naar het raam. Gelukkig. Deze man herkende ze.
Ze gooide de voordeur open en wachtte tot Sebastian uit was gestapt en naar haar toe kwam rennen. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze met overslaande stem.
Voor hij antwoord gaf, trok hij haar even tegen zich aan. ‘Alles goed?’
De man die ze nu een maand of twee kende, had normaal een olijfkleurige huid, maar nu zag hij spierwit. ‘Ja, alles goed, maar…’ Ze beet op haar lip. ‘Is het Malcolm?’
Sebastian knikte. ‘Hij weet het, Mary. Hij weet dat het een valstrik was.’
Steun zoekend bij de deurpost keek ze naar hem op. ‘Hij was in mijn slaapkamer,’ fluisterde ze.
Tegen de tijd dat Sebastian Mary’s kinderen bij haar ex-man had afgeleverd en Mary naar haar moeder gebracht had, was het bijna vijf uur ’s ochtends. Hij was blij dat zij en de kinderen veilig waren. Het had zo anders af kunnen lopen. Maar toch voelde hij een enorm gemis. Nu Malcolm wist dat ze hem op de hielen zaten, hadden ze geen enkele kans meer om hem te pakken te krijgen, om hem te laten boeten voor zijn daden. Na al die zorgvuldig beraamde plannen en die eindeloze achtervolging die meer dan een jaar opgeslokt had, was hij terug bij af.
Het was zo’n teleurstelling dat hij er niet eens aan kon denken. Misschien was de vermoeidheid die hij in elke spier van zijn lichaam voelde wel een deel van het probleem; zo kon hij de tegenslag al helemaal niet aan. Maar terug naar zijn motel wilde hij ook niet. Weer die vier muren, die computer op het bureau, de helft van zijn kleren in een zak van de wasserij en de andere helft in een kast waar hij niet eens de hangertjes uit kon halen.
Hij wilde naar Jane toe.
Voor hij zich goed en wel realiseerde waar hij was, stond hij al op de parkeerplaats van haar appartementencomplex. Met draaiende motor probeerde hij zichzelf nog op andere gedachten te brengen. Jane had het al moeilijk genoeg. Ze werd er heus niet gelukkiger van als hij haar ook nog eens opzadelde met zijn ellende.
Maar toch, als iemand de desillusie die hem dreigde te vermorzelen kon begrijpen, dan was het Jane.
Er reed een vrachtwagen het terrein op. De krant. De oudere man die achter het stuur zat, parkeerde dubbel en liet zijn zoon de kranten afleveren bij de verschillende adressen. De jongen was ongeveer even oud als Colton…
Hij werd overspoeld door herinneringen aan zijn zoon. Hoe hij badmintonde, op zijn mountainbike reed of op het meer aan het waterskiën was, zelfs hoe hij auto’s stond te wassen. Waarom? Waarom had Malcolm gedaan wat hij had gedaan? Coltons dood was zó onnodig geweest. Malcolm moest geweten hebben dat Sebastian hem dolgraag verder had opgevoed, moest geweten hebben hoe moeilijk het voor hem was zijn enig kind te verliezen.
Dat was de reden, besloot Sebastian. Malcolm had hem met opzet pijn gedaan, had botweg geweigerd enige compassie te tonen.
Een jonge knul vermoorden…
‘Klootzak,’ gromde Sebastian tussen zijn opeengeklemde kaken door.
Wat was het leven soms toch ongrijpbaar. Soms realiseerde je je pas wat je had als je het kwijtraakte. Dus waarom zou hij de nacht alleen doorbrengen?
Hij haalde zijn sleutels uit het slot, stapte uit en sloeg het portier achter zich dicht.
Jane werd wakker van een klop op de deur. Zoals altijd dacht ze meteen aan Oliver. Het was nu vijf jaar geleden, maar altijd als ze schrok, vroeg ze zich automatisch af of ze wel echt veilig was. Ze moest zichzelf inprenten dat hij dood was. Toen kalmeerde ze. Maar het bleef vreemd dat er iemand op haar deur klopte om halfzes ’s ochtends. Haar wekker ging pas over twee uur.
Biddend dat het niet iets met Kate was, kwam ze uit bed, trok haar ochtendjas aan en rende de kamer in. ‘Wie is daar?’ riep ze door de voordeur.
‘Ik ben het.’
Sebastian. Was alles goed met hem? Snel keek ze door het kijkgaatje. Zo te zien was hij in orde.
Ze schoof de knip weg en deed de deur open, in de veronderstelling dat hij wel zou uitleggen wat hij hier op dit tijdstip deed.
Maar dat deed hij niet. Hij stond daar maar, verkreukeld en moe en teleurgesteld, en ze begreep dat hij niet was gekomen om een praatje te maken. Hij zocht troost.
Een stemmetje in haar hoofd waarschuwde haar hem niet binnen te laten. Ze dacht al dag en nacht aan hem. Maar ze kon hem ook niet zo zielig laten staan.
Dus pakte ze zijn hand en trok hem naar binnen.
Ze had de deur nog niet achter hem dichtgedaan of hij sloeg zijn armen om haar heen en trok haar tegen zich aan.
Jane, op haar beurt, hield hem vast, hopend dat ze iets kon verlichten van de pijn die hem kennelijk verscheurde. ‘Gaat het wel?’ fluisterde ze.
Hij zei niets. Hij verborg zijn gezicht in haar nek en even later voelde ze de tranen.
Toen Jane wakker werd lag ze in bed, naakt, met Sebastian. Voordat ze in slaap vielen, was er niets gebeurd, behalve dat ze tegen elkaar aan waren gekropen. Maar nu streelde hij haar – overal. Met zijn borst tegen haar rug en zijn knieën onder haar billen hield hij haar vast, zijn handen om haar borsten, en hij kuste haar in haar nek.
Dit was het moment waarop ze hem nog kon tegenhouden, voor het te laat was, hield ze zichzelf voor. Zelfs al zou ze hem vertellen dat ze zwanger kon worden, dan nog lagen alle condooms op zijn motelkamer. Ze kon niet met hem vrijen.
‘Sebastian…’ Ze draaide zich om zodat ze met hem kon praten, maar hij trok haar gewoon tegen zich aan en kuste haar lippen.
De kus begon als een vraag, een zachte, verleidelijke verlokking, maar toen ze zijn kus beantwoordde, werd hij steeds hartstochtelijker.
‘Sebastian,’ fluisterde ze, toen zijn mond naar haar hals gleed. ‘Dit kan niet.’
Hij reageerde niet. Kennelijk had hij nu net zo weinig zin om te praten als gisteren – behalve dan met zijn handen. Die maakten haar heel snel duidelijk wat er volgens hem gebeuren moest.
Nog één keer probeerde ze nee te zeggen, maar zijn vingers hadden het gevoelige plekje gevonden dat haar de vorige ochtend zoveel genot gegeven had, en toen ze haar mond opendeed, kwam zijn naam eruit als een kreun.
‘Vertrouw me maar,’ fluisterde hij.
‘Ik ben degene die niet te vertrouwen is,’ zei ze, maar dat nam hij niet zo serieus dat hij ermee ophield. Met een arm onder haar onderrug tilde hij haar iets van het matras en hij sloot zijn mond om haar tepel. Op dat moment wist ze dat ze er bijna alles voor over had om hem niet te laten stoppen – maar zo onverantwoordelijk als ze geweest was, zou ze niet meer zijn. Dat was een grens die ze niet snel meer zou overschrijden.
Ze wilde hem tegenhouden, hem de waarheid vertellen als dat moest. Een andere keuze had ze niet. Maar toen schoot haar te binnen dat haar huisarts haar de laatste keer een pessarium had meegegeven. Ondanks haar protesten dat ze echt niet meer seksueel actief was, had hij aangedrongen, en hij had haar zelfs uitgelegd hoe ze het moest gebruiken, voor het geval dat.
Daar was ze hem nu heel dankbaar voor.
‘Sebastian?’
‘Hm-m?’
‘Ben zo terug,’ zei ze. Ze gleed het bed uit en schoot de badkamer in.
Oké, ze was niet helemaal eerlijk tegen hem geweest, maar nu hadden ze in elk geval met een voorbehoedsmiddel gevreeën. Dan was het niet erg, toch?
Hoewel, helemaal zuiver was haar geweten niet…
Hoe kwam het dat ze met Sebastian in bed was beland? Ze had welterusten gezegd, de deur op slot gedaan en was alléén naar haar slaapkamer gegaan. Kon zij er wat aan doen dat hij terugkwam op het moment dat zij hem het minst verwachtte? Dat hij precies wist hoe hij door haar verdedigingslinie moest breken?
Toen ze hem hoorde rommelen in de keuken, vond ze dat ze even hartgrondig mocht kreunen.
Ach ja, zijn schuld was het ook niet. Hij hoefde maar naar haar te kijken of al haar weerstand verdween als sneeuw voor de zon. Kennelijk was ze niet zoveel veranderd als ze gehoopt had. Na vijf jaar tegenover Wendy, en tegenover zichzelf, bewezen te hebben dat ze heus wel over enige zelfbeheersing beschikte, was ze weer in de oude val gelopen.
‘Hé,’ zei Sebastian, zijn hoofd om de hoek van de deur stekend. ‘Het ontbijt is klaar.’
Jane, die met haar rug naar de deur lag, draaide zich niet om. ‘Ik heb geen trek.’
Het bleef even stil. Net toen ze dacht dat hij weer naar de keuken was gegaan, hoorde ze hem zeggen: ‘We zijn allebei weldenkende volwassen mensen, Jane. En we hebben geen van beiden een vaste relatie, dus we kwetsen niemand.’
Hij wist dat ze zichzelf iets kwalijk nam, maar hij wist niet wat.
De lakens met zich mee trekkend kwam ze overeind. ‘Ik ben niet gesteriliseerd, Sebastian.’
‘Wat?’ Hij ging rechtop staan.
‘Dus ik zou zwanger kunnen worden.’ Minder subtiel had ze het niet kunnen brengen.
‘Je bedoelt dat je vanmorgen –’
Ze wapperde met haar hand. ‘Nee, vanmorgen heb ik een pessarium gebruikt. Ik had het over gisteren.’
Met een schouder tegen de deurpost leunend wreef hij over de stoppels op zijn kin. ‘Waarom zei je dan iets anders?’
‘Omdat het toch te laat was. Het was al gebeurd, en ik was degene die had gezegd dat je door moest gaan. Ik vond dat het mijn probleem was en dat ik de gevolgen onder ogen moest zien. Maar ik wist niet dat we… ik had niet verwacht dat het nog een keer zou kunnen gebeuren. Vanmorgen heb ik dus wel wat gebruikt, maar we weten allebei dat een pessarium niet zo betrouwbaar is als sterilisatie. Ik heb het gevoel dat…’ Ze haalde haar vingers door haar haren. ‘… dat het niet eerlijk is dat ik in mijn eentje de beslissing heb genomen om dat risico te lopen.’
Hij keek haar aan. ‘Ik had het ook gedaan,’ zei hij. ‘Dat je het maar weet.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik bedoel, als je van tevoren had gezegd dat je niet gesteriliseerd was maar dat je een pessarium gebruikte, dat ik dan ook door had willen gaan.’
Het was aardig dat hij dat zei, dat hij deels de verantwoordelijkheid wilde dragen. Daar was ze toch wel van onder de indruk. Maar was het wel tot hem doorgedrongen dat ze, ondanks dat pessarium van vanmorgen, al zwanger kon zijn? Waarom was hij niet boos dat ze zo’n groot risico genomen had zonder hem daarover in te lichten? ‘Sorry, ik weet niet wat me bezielde. Waarschijnlijk dacht ik gewoon niet na.’
‘Dat vind ik wel prettig, als je niet nadenkt,’ zei hij grijnzend.
Ze glimlachte terug. ‘Kom maar op met je ontbijtje dan.’