Hoofdstuk 8
Kon het echt voorbij zijn? Na al die tijd die hij in zijn zoektocht gestoken had?
Sebastian durfde het bijna niet te hopen. Maar toen hij Jane Burke naar Ione reed – haar auto had geen gps en hij had zijn Lexus nog niet willen opgeven – belde hij Mary om haar het nieuws mee te delen. Hij wist niet zeker of hij haar zo vroeg al kon bereiken; tot vier uur werkte ze in het ziekenhuis, bij de receptie. Maar misschien kon hij een berichtje achterlaten dat ze in haar pauze zou lezen. Nu die bloemen vanmorgen bezorgd waren, wilde hij zo snel mogelijk haar angst wegnemen.
Zoals verwacht kreeg hij de voicemail. Hij wachtte op de piep. ‘Mary, met Sebastian. Ik denk dat we hem hebben. Maak je geen zorgen, oké? Ik bel je zodra ik meer weet.’
Toen hij ophing, voelde hij dat Jane naar hem keek. Snel wierp hij een blik opzij. Hij wist nog niet goed wat hij aan haar had. Heel tegenstrijdig was ze. Ze kleedde zich als een echte zakenvrouw, conservatief bijna, met haar nonchalante pak. Maar haar haren – donker bij de wortels en verder blond, een beetje in pieken geknipt – waren verre van conservatief. Aan haar lage, hese stem te horen rookte ze, maar toch was ze duidelijk in prima conditie. En dan die tatoeages. Er zat er een op haar borst, zag hij. De V-hals was te hoog om te zien wat het voorstelde, maar als ze bewoog ving hij er soms een glimp van op. De andere zat op haar linkerhand, in de boog tussen haar duim en wijsvinger. SURVIVOR, stond er.
Dat sloeg vast niet op de naam van het populaire televisieprogramma, ook al omdat ze bij een instantie voor slachtofferhulp werkte.
Wat had ze meegemaakt?
Het litteken in haar nek, dat zichtbaar was als ze haar hoofd draaide, duidde op heel griezelige mogelijkheden…
‘Denk je echt dat we Malcolm Turner op het spoor zijn?’ vroeg ze wegkijkend, alsof ze zich ongemakkelijk voelde onder zijn blik.
‘Als dit de goede Wesley Boss is, dan denk ik van wel, ja.’ Sebastian gaf richting aan en sloeg links Jackson Road in. Ze reden naar een paar historische goudzoekersdorpen in de uitlopers van de Sierra Nevada. Sinds hij in Sacramento was, had Sebastian de omgeving goed bestudeerd. Als het klopte wat hij gelezen had, was er in Ione zelf geen mijn, maar waren er winkels en boerenbedrijfjes geweest om de omliggende mijndorpen van voedsel te voorzien.
Jane hield zich vast aan het portier toen hij iets te snel de bocht nam. ‘DNA-bewijs is behoorlijk betrouwbaar.’
‘Dat weet ik. Malcolm kon er in elk geval van op aan.’ Hij haalde de auto voor hen in. Ze waren pas een kwartier geleden weggegaan bij Janes kantoor, maar door zijn ongeduld leek de rit eindeloos te duren. ‘Hij zat zelf bij de politie. Hij kende de mensen die het sporenonderzoek zouden doen, wist precies hoe ze te werk zouden gaan, waar ze het materiaal op zouden slaan, waar het getest zou worden.’
‘Denk je dat hij ze verwisseld heeft of zo?’
Zo klonk het wel heel vergezocht, ook in zijn oren. Maar goed, er gebeurden wel vreemdere dingen. Hij had eens gelezen over een professor aan de University of California, Irvine, die bewezen had dat DNA-materiaal ten onrechte had geleid tot een veroordeling wegens verkrachting. Slordigheden, verkeerde monsters, oneerlijkheid, menselijke fouten, verkeerde inschatting van de toevalsfactor – het kon allemaal leiden tot het ‘bewijzen’ van iets wat niet waar was. ‘Zou kunnen. Het waren monsters afkomstig uit beenmerg. Maar hij hoeft niet eens zo ver gegaan te zijn. Hij had een half miljoen tot zijn beschikking om de hulp die hij nodig had te kopen.’
Ze floot zachtjes tussen haar tanden. ‘Nu begrijp ik waarom de politie je beschuldigingen niet serieus wilde nemen. Als het waar is wat je zegt, is het probleem groter dan één foute agent.’
‘Niet echt een optie waar ze blij mee waren. Ik was al tevreden geweest als ze toegestemd hadden in het nemen van een nieuw monster. Maar tegen de tijd dat ik doorhad dat er iets niet in de haak was, was het te laat: de familie van Malcolm had de resten van wie er dan ook in de auto gezeten had, laten cremeren.’
‘Enig idee wie dat was?’
‘Nee.’
‘Er werd in die periode niemand vermist in de omgeving?’
‘Nee. Het zal een dakloze geweest zijn, of een lijk dat hij opgegraven had. Of hij heeft een of andere lijkschouwer geld toegeschoven, die een lichaam had liggen dat nog gecremeerd moest worden.’ Dat was precies waarom de politie zo overtuigd was van het DNA-bewijs. Er was geen aangifte gedaan van een vermissing of van grafschennis – tenminste, voor zover ze wisten. Erg goed hadden ze niet gezocht. Sebastian had een poging gedaan maar niets gevonden.
‘Wat wekte eigenlijk jouw argwaan?’ vroeg ze. ‘Hoe ben je erachter gekomen?’
De Prius voor hen reed te langzaam naar Sebastians zin, maar het was een tweebaansweg en de gestage stroom tegemoetkomend verkeer gaf hem geen kans om in te halen. ‘Er bleven te veel vragen onbeantwoord.’
‘Zoals?’
‘Waarom heeft hij zichzelf niet doodgeschoten? Hij heeft zijn wapen wel gebruikt om Emily en Colton te vermoorden. Het was veel makkelijker geweest om ter plekke ook het wapen op zichzelf te richten. In plaats daarvan liet hij zijn auto van een steile helling rijden, waarna deze in vlammen opging.’
‘Waardoor het onmogelijk was het lichaam te identificeren.’
Zodra er een opening in de rij tegenliggers was, gaf Sebastian plankgas. ‘Wel erg toevallig, vind je niet?’
‘Konden ze niets met de gegevens van de tanden en kiezen?’ vroeg ze.
Soepel stuurde hij weer de rechterbaan op. ‘Wat is daarmee?’
‘Die worden vaak gebruikt om verbrande slachtoffers te identificeren.’
‘In dit geval niet. De politie zag er de noodzaak niet van in om extra moeite te doen. Wat hen betreft lag er een sluitende identificatie. De auto was van Turner. Ze hadden het beenmergmonster. Ze hadden zelfs een zelfmoordbriefje, dat Malcolm aan zijn leidinggevende gemaild had. Daarin stond dat hij veel geld had verloren bij een investering, en dat zijn vrouw een relatie had met haar ex.’
Ze hield zich aan haar riem vast bij zijn volgende inhaalmanoeuvre, maar klaagde niet over zijn agressieve rijstijl. Zeker met haar gedachten ergens anders.
‘Wacht eens – die ex, dat ben jij.’
‘Dat ben ik.’
‘Was het waar? Had je iets met Emily?’
Die vraag was hem al honderden keren gesteld. Alleen al door het feit dat hij en zijn ex-vrouw respectvol met elkaar omgingen, dat ze vrienden gebleven waren, dacht iedereen meteen dat ze iets hadden. ‘Ze was heel belangrijk voor me – ze was de moeder van mijn kind. Maar ik ging niet met haar naar bed. Malcolms verdachtmakingen waren alleen maar een smoes, een manier om medelijden op te wekken.’
Ze vlogen langs een SUV voor Sebastian de rechterbaan weer op schoot om een frontale botsing met een Dodge te vermijden.
‘Straks krijg je nog een bekeuring voor te snel rijden,’ waarschuwde ze. ‘En als je van de weg gehaald wordt, kost dat meer tijd dan de tijd die je denkt te winnen door zo hard te rijden.’
Kennelijk lette ze beter op dan hij had gedacht. En ze had gelijk. Met tegenzin liet hij zijn rechtervoet wat omhoog komen.
‘Hoe ziet Malcolm eruit?’ vroeg ze, terwijl de auto vaart minderde.
‘Gemiddeld. Eén tachtig lang, vijfentachtig kilo. Ierse achtergrond. Rood haar, blauwe ogen. Hoezo?’
‘Gewoon nieuwsgierig.’
Misschien zag ze hem over een paar minuten. Tot die tijd kon Sebastian haar wel een foto laten zien. Hij boog voor haar langs, opende het dashboardkastje en rommelde er net zo lang in tot hij de foto vond die hij tijdens zijn zoektocht gebruikt had. ‘Dat is hem,’ zei hij, haar de foto gevend. ‘Met Emily en Colton. Deze foto zat bij hun laatste kerstkaart.’
Ze bestudeerde de foto.
‘En?’ drong hij aan. ‘Ooit eerder gezien?’
‘Nee.’
‘Voldoet hij aan je verwachtingen?’
‘Niet echt. Hij wordt kaal.’
‘Kun je dat zien op die foto?’ vroeg hij verbaasd.
‘Vroeger was ik kapster.’ Ze hield de foto dichter bij haar gezicht. ‘Hij heeft wel een goed getraind lijf, zo te zien.’
‘Het klassieke complex van de kleine man: hij probeert met spiermassa te compenseren wat hij in lengte mist.’
Daar reageerde ze niet op. ‘Emily is mooi.’
Verslagenheid vloog hem naar de keel. ‘Wás mooi,’ verbeterde hij haar.
Over Colton had Jane niets gezegd, maar Sebastian vermoedde dat ze hun gelijkenis wel gezien had. Zijn zoon had op hem geleken. Behalve dan dat hij de lichte ogen van zijn moeder had.
Voor ze er iets over kon zeggen, griste Sebastian haar de foto uit handen en legde hem terug in het dashboardkastje. Hij had geen zin om over Colton te praten. Niet met iemand die hij nauwelijks kende. Trouwens, ook niet met iemand die hij goed kende. Dat was de echte reden waarom Constance hem kwijt wilde. Hij had haar niet kunnen toelaten in zijn lijden. Hij had zich teruggetrokken.
Gelukkig zei Jane niets. Ze keek naar het groene heuvellandschap dat tussen Sacramento en Ione aan hen voorbijtrok – of ze staarde in het niets, dat kon ook. In elk geval gaf ze hem de ruimte, en daar was hij haar dankbaar voor.
Zeven minuten later hervatte ze het gesprek. Haar vraag had niets te maken met de foto die hij haar had laten zien. ‘Hoe zit het met die vijfhonderdduizend dollar waar je het over had? Waar kwam die vandaan?’
Over het geld kon hij wel praten. Daar praatte hij al over sinds Malcolms ontsnapping. Het was het sterkste bewijs dat Malcolm nog leefde. ‘Dat was van Emily. Een paar maanden daarvoor had ze het uitgekeerd gekregen van de verzekering, en ze had het op een rekening gezet. Dat wilde ze sparen om een nieuw leven op te kunnen bouwen voor haar en Colton. Tenminste, dat heeft ze tegen mij gezegd. Maar toen de begrafenissen voorbij waren en we het huis wilden gaan opruimen, vonden we wel de sleutel van de kluis, maar het geld was weg.’
‘Misschien had ze het ergens anders opgeborgen.’
‘Waar dan? Op hun rekeningafschriften is er niets van terug te vinden. En als ze het had willen investeren, dan had ze mij om hulp gevraagd. Dat is mijn vak. Eén keer is ze er tegen mij over begonnen, dat ze er iets mee wilde doen, maar daar heeft Malcolm snel een stokje voor gestoken. Hij zei dat hij me niet vertrouwde en beschuldigde ons ervan dat we een verhouding hadden.’
‘Nog meer rookgordijnen?’
‘Het was een manier om ervoor te zorgen dat hij er nog bij kon als hij ervandoor gegaan was.’
‘Dus Malcolm heeft zijn baan, zijn gezin, zijn hele leven ingeruild voor een bedrag waar hij misschien vijf jaar van kan leven, als hij zuinig doet?’
‘Mensen hebben wel voor minder een moord gepleegd,’ zei Sebastian rustig.
‘Dat zijn dan meestal verslaafden, of mensen die geld nodig hebben voor hun kicks. Mensen die niet helder denken. Dit was van tevoren gepland. Had hij schulden?’
Voor iemand die op kantoor niet helemaal op haar plaats had geleken, was Jane eigenlijk best slim. Ze kwam een beetje stoer over, in elk geval minder naïef dan hij had verwacht. Dat mocht Sebastian wel.
‘Tot over zijn oren. Waarschijnlijk hoopte hij dat ze hem uit de penarie zou helpen, maar dat weigerde ze. Zoals ik al zei wilde ze dat geld gebruiken voor als ze bij hem weg wilde gaan om een nieuw leven te beginnen. Dan zou hij niet alleen haar kwijt zijn, maar ook het verzekeringsgeld dat hem voor de financiële afgrond moest behoeden.’
‘Een behoorlijke domper, op z’n zachtst gezegd.’
‘Precies. Maar als hij zijn vrouw en stiefzoon zou vermoorden en zijn eigen dood in scène zou zetten, dan kon hij het geld incasseren, zijn straf ontlopen én ontkomen aan zijn schuldeisers – zonder de mensen die hij schade had berokkend onder ogen te hoeven komen.’
‘Een goed plan, voor een beest,’ zei ze. ‘Wat waren het voor schulden?’
Volgens de GPS zaten ze al ruim twintig kilometer lang op de CA-14. Sebastian minderde vaart en keek uit naar Ione Road. ‘Zijn creditcards waren uitgeput, hij had een dubbele hypotheek op zijn huis, hij had geld geleend van zijn ouders, zijn broer, zijn beste vriend. Zelfs zijn hele pensioenaanspraak had hij gebruikt.’
‘Waar ging dat geld heen?’
‘Gokken. Op alle soorten sporten. Meer kan ik ook niet bedenken. Volgens mij kon hij het niet hebben dat hij verloor. Ik denk dat hij zelfs via internet gokte.’
‘Dat is toch illegaal?’
‘Dat verschilt per staat. Volgens mij is er maar één keer iemand vervolgd vanwege online gokken. Die kreeg een boete van vijfhonderd dollar, maar hij had meer dan honderdduizend dollar gewonnen, dus ik denk niet dat hij daar lang wakker van heeft gelegen.’
‘Heb je de politie ingelicht over Malcolms financiële situatie?’
‘Omdat hij het in zijn zelfmoordbrief over financiële problemen had gehad, maakten ze zich daar niet zo druk over.’ Hij wierp haar een zijdelingse blik toe. ‘Maar zij hebben dat duistere type niet gezien dat op een avond voor de deur stond toen ik er was.’
‘Een boze schuldeiser?’
De afslag diende zich aan. Volgens de gps hadden ze zeven kilometer tot de volgende. ‘Hij zei dat hij een vriend was, en dat hij nog geld van Malcolm kreeg. Kennelijk had hij het bericht over de dood van de hele familie gemist. Of hij kwam lijkenpikken.’
‘Hoe heette hij?’
‘Johnny DiMiglio. Tenminste, dat zei hij.’
‘Heb je tegen hem gezegd dat jij denkt dat Malcolm nog leeft?’
‘Ja. Ik hoopte dat hij naar hem op zoek zou gaan. Dat had me een hoop tijd en ellende gekost.’
‘Maar dat deed hij niet.’
‘Ik heb sindsdien niets meer van DiMiglio gehoord. Waarschijnlijk heeft hij gedacht dat hij meer geld kwijt zou zijn als hij Malcolm ging opsporen dan als hij het erbij liet zitten.’ Sebastian was in elk geval behoorlijk wat geld kwijtgeraakt.
‘Het komt er dus op neer dat Malcolm dacht dat hij niets te verliezen had als hij Emily en Colton vermoordde, en veel te winnen.’
‘Dat denk ik wel, ja.’
Ze trok haar riem recht. ‘Dan begrijp ik tenminste waarom je dit doet.’
Hij voelde zijn wenkbrauwen omhoogschieten.
‘Ik zou hetzelfde gedaan hebben,’ zei ze.
Er was geen tijd meer voor een antwoord. Ze hadden hun bestemming bereikt.
Janes maagspieren trokken samen van angst toen Sebastian de auto aan de kant van de weg zette, naast een kanaal, een aardig eindje van het eenzame huis dat overeenkwam met het adres dat rechercheur Willis haar had gegeven. Al twee keer waren ze erlangs gereden.
Het lag aan de rand van de bebouwde kom op een vierkant stuk land dat niet veel meer was dan een zanderige lap grond waar niet veel aandacht aan was besteed en dat nu, na alle regen van de afgelopen tijd, in een modderpoel veranderd was. Een oude Volkswagen Kever, roestig en vol deuken en met een lekke band, stond verscholen onder een metalen afdakje.
Het was niet veel soeps. Als Wesley Boss Malcolm Turner was, dan had hij niet veel van Emily’s geld in zijn huis gestoken. Maar in Ione woonden zoveel verschillende mensen op zoveel verschillende manieren, dat zo’n vervallen landhuis Jane niet echt verbaasde. Ione telde een kleine duizend huishoudens, die sterk varieerden in levensstijl en inkomensschaal – je kwam er alles tegen, van kapotte caravans tot een handjevol luxueuzere huizen langs de oevers van Lake Comanche.
‘Wat ik niet begrijp, is dat die hele assistent-sheriff nergens te bekennen is,’ zei ze. ‘Het kan toch niet dat wij er eerder zijn dan hij. Wij moesten helemaal uit Sacramento komen.’
Dit was de tweede keer dat ze erover begon, en de tweede keer dat Sebastian haar negeerde. Onder zijn stoel haalde hij een handwapen vandaan en stapte uit. Wel of geen sheriff, daar leek hij niet mee te zitten. Het enige wat voor hem telde, was het vinden van degene die hij al zo lang zocht. Maar dan? Hij kon Wesley Boss of Malcolm Turner of wie het ook was niet arresteren.
‘Dit kan niet de bedoeling zijn,’ mompelde ze. Ze had haar 9mm in haar tas. Die had ze uit de onderste la van haar bureau gehaald voor ze het kantoor verlieten, maar ze was zich er scherp van bewust dat ze eigenlijk nog niet de juiste vergunning had om ermee over straat te lopen. En Sebastian kwam uit New York. Zelfs al had hij een vergunning, dan werd die in Californië niet erkend.
‘Hoe het ook loopt, we hebben een probleem. Waar blijft die hulpsheriff nou?’ vroeg ze weer, maar deze keer had ze het tegen zichzelf. Sebastian was al halverwege het huis. Hij bleef dicht bij de grond en gebruikte elk boompje en elke struik om zich achter te verschuilen.
In een flits schoot het door Jane heen dat het hem niet slecht afging. Het zag er professioneel uit, alsof hij deel uitmaakte van een heus arrestatieteam. Maar ze had belangrijker zaken om zich om te bekommeren dan zijn atletische bouw en aanvalstactiek. Ze moest hem tegen zien te houden voor hij het recht in eigen hand zou nemen.
‘Sebastian!’ siste ze, vanaf het driehoekje modderige grond naast haar portier. ‘Dit is niet veilig. Straks vallen er slachtoffers.’
Ze begreep dat hij haar gehoord had toen hij zich omdraaide. Maar hij was niet blij dat ze de stilte verbroken had. Met een donkere blik in zijn ogen gebaarde hij kortaf dat ze weer in de auto moest gaan zitten en haar mond moest houden.
Kennelijk zou hij naar binnen gaan, of ze wilde of niet. Dus of ze belde David om te vragen waar die hulpsheriff bleef, of ze ging zelf achter Sebastian aan.
Het was absoluut veiliger om in de auto te blijven. Maar als Malcolm Turner daarbinnen zat en hij was zo gevaarlijk als Sebastian dacht, dan moest ze hem misschien te hulp komen. Om nog maar te zwijgen over Marcie en Latisha. Misschien waren die daar ook wel. Hun mocht in geen geval iets overkomen.
Vloekend liep ze om het portier heen en sloot dat zo zachtjes dat het niet goed in het slot viel. Toen imiteerde ze Sebastians sluiptechniek. Hoogstwaarschijnlijk zag het er een stuk minder goed uit bij haar, maar er waren geen buren die haar konden zien, en ze had er veel voor over om te voorkomen dat ze neergeschoten zou worden.
‘Dit is gekkenwerk,’ herhaalde ze keer op keer.
Tegen de tijd dat zij de voortuin bereikt had, stond Sebastian al op de veranda. Hij moest twee keer kijken voor tot hem doordrong dat ze niet in de auto was blijven zitten. Boos wees hij in de richting vanwaar ze gekomen was, maar ze schudde vastberaden haar hoofd en liep door, zodat hij wel op haar moest wachten.
Zodra ze zo dichtbij was dat ze met elkaar konden praten zonder de aandacht te trekken van iemand binnen, fluisterde ze: ‘Ik loop om het huis heen, voor het geval iemand de achterdeur neemt.’
Hij had op het punt gestaan te klagen, of haar terug te sturen naar de auto, ook al had hij daar het recht niet toe. Hij was hier niet de autoriteit, maar hij vroeg ook geen toestemming, en aan de frons in zijn voorhoofd te zien kon het hem ook niet schelen of zij iets te klagen had. Maar kennelijk zag hij wel iets in haar voorstel – of hij was gerustgesteld omdat ze een wapen had en voor zichzelf kon zorgen, zodat het zijn verantwoordelijkheid niet meer was. Hoe dan ook, de geërgerde blik maakte weer plaats voor de vastberadenheid die hij eerder aan de dag had gelegd.
‘Oké,’ zei hij, bijna onhoorbaar. ‘Maar zorg dat je te allen tijde op de een of andere manier gedekt bent. Begrijp je dat?’
Dat laatste negeerde ze maar even – trouwens, wie had gezegd dat hij hier de leiding had?
Snel sloop ze naar de zijkant van het huis. Gelukkig hoefde ze zich geen zorgen te maken over valse honden. Er stond geen hek om het terrein. In de achtertuin zag ze alleen een vervallen schuur, een paar oude autobanden en nog meer modder.
‘Daar gaan mijn mooie schoenen,’ bromde ze, en ze probeerde zo veel mogelijk op de betonnen fundering langs het huis te blijven – zowel voor het behoud van haar schoenen als uit lijfsbehoud.
Het begon zachtjes te regenen toen ze dekking zocht achter de schuur. Het was wat verder van het huis af dan ze zou willen, maar iets beters kon ze niet vinden. De banden lagen plat op de grond, en er stond geen boompje of iets anders tussen de schuur en de achterdeur.
Trouwens, er gebeurde toch niets. Waar was Sebastian? Had hij aangeklopt? Geschoten had hij niet; dat zou ze gehoord hebben.
De wind floot tussen de planken van de schuur, maar ze hoorde geen stemmen, zag niets bewegen.
‘Kom op, kom op.’ Ze gluurde om de hoek van de schuur en zag wat ze net ook al had gezien. Was het maar voorbij. Haar tanden klapperden van de kou en de regen. Ze was zo ongerust geweest over een man die ze net een uur kende en die met een geladen wapen op een huis af sloop, dat ze hem achterna gegaan was zonder jas.
Een plotseling geluid – een harde knal – maakte haar knieën aan het knikken. Net toen ze zichzelf gerustgesteld had met de gedachte dat het niet geklonken had als een schot, hoorde ze Sebastian roepen: ‘Het is veilig. Er is niemand.’
Godzijdank.
Happend naar adem liet ze de hand met het wapen langs haar zij vallen.
‘Hé, Burke!’ riep hij, toen ze niet reageerde. ‘Waar zit je? Alles goed?’
Burke? Ze vond het verschrikkelijk als mensen haar bij Olivers achternaam noemden. Het liefst had ze haar achternaam veranderd, alleen dan had ze Kates naam ook moeten veranderen, en dat was zo zielig geweest voor de ouders van Oliver. Dat waren aardige mensen. Ze verdienden de ellende niet die Oliver hen aangedaan had.
‘Burke!’
Toen ze zich voorover boog, zag ze hem onder het kleine afdak staan boven de veranda aan de achterkant van het huis. Die knal was de deur geweest die door de wind uit zijn hand was gerukt en tegen de buitenmuur sloeg. Dat zag ze aan de manier waarop hij de deur nu krampachtig vasthield.
‘Ik heet Jane,’ zei ze. ‘En alles is goed.’
‘Ben je van plan de hele dag in de regen te blijven staan of zo?’ vroeg hij, toen ze niet in beweging kwam.
Met haar vrije hand veegde ze de druppels van haar gezicht. Er had zoveel kunnen gebeuren de afgelopen minuten. Ze had neergeschoten kunnen worden, of zij had iemand kunnen neerschieten. Er hadden onschuldige slachtoffers kunnen vallen. Ze had aangehouden kunnen worden door de politie, waardoor ze haar wapen kwijt was geweest, plus de hoop ooit nog een vergunning te krijgen. Allemaal dingen die ertoe geleid zouden hebben dat ze de baan kwijt zou raken die ze nodig had om in haar dochters onderhoud te voorzien.
En dat allemaal om Sebastian Costas.
De woede die de kop opstak, gaf haar de kracht om in beweging te komen. Te boos om zich zorgen te maken over haar schoenen beende ze de blubberige tuin door. Bij elke stap zakte ze een paar centimeter weg. ‘Waar was jij in hemelsnaam mee bezig?’ brieste ze. ‘Wilde je ons soms allebei dood hebben? Je bent geen smeris! Je hebt geen vergunning om dat wapen in Californië te dragen! En wie heeft gezegd dat jij hier de leiding had?’
‘Rustig maar,’ zei hij. ‘Alles is toch goed gegaan?’
‘Alleen maar omdat er niemand was op wie jij kon schieten!’
Duidelijk niet onder de indruk van haar uitbarsting nam hij haar van top tot teen op toen ze dichterbij stond. ‘Dat is niet helemaal waar, toch?’
Jane kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Ga je mij bedreigen?’
Er verscheen weer een geërgerde streep tussen zijn wenkbrauwen. ‘Natuurlijk niet. Ik vind alleen dat je moet stoppen met zeuren.’
‘Zeur ik?’ riep ze. ‘Ik vertrouwde je door je mee te nemen hiernaartoe.’ Dat hij gereden had, liet ze even buiten beschouwing. Zij had het adres gehad. ‘En dan haal je een geladen pistool tevoorschijn en daarmee storm je op dit huis af alsof je alle recht hebt om hier te zijn. Wat had je je in je hoofd gehaald? Voor hetzelfde geld waren er kinderen binnen!’
‘Malcolm Turner is gevaarlijk.’
‘Hij woont hier niet eens meer. Stel dat er iemand anders was komen wonen?’
Met een onpeilbare blik in zijn ogen haalde hij zijn schouders op. ‘Dan had ik het pistool weggedaan.’
Met een diepe zucht schudde ze haar hoofd. ‘Als ik dit doorgeef, kun je aangehouden worden. Je wapen zou op zijn minst in beslag worden genomen. Realiseer je je dat wel?’
‘Er is niets gebeurd,’ benadrukte hij nogmaals, voor hij zich omdraaide en het huis in liep.
Omdat ze geen zin had om in de regen te blijven staan, liep Jane achter hem aan. ‘Ik weet niet wie er gevaarlijker is – jij of Wesley Boss,’ riep ze tegen zijn rug.
Daar reageerde hij niet op. Hij liep de hal in en controleerde de gangkast. Toen liep hij naar de garage.
Zij bleef in de lege woonkamer achter, starend naar haar voeten. Het was ook Sebastians schuld dat haar schoenen verpest waren. Maar het zou niet helpen als ze hem dat onder de neus wreef.
Toen haar bloeddruk weer min of meer normaal was, begon ze zelf rond te neuzen. Het was duidelijk dat degene die hier gewoond had, zijn spullen bij elkaar gegraaid had en was vertrokken. Er stonden wat oude meubels – alleen het hoogstnodige – maar er was geen teken van bewoning. Vandaar dat de hulpsheriff er niet was. Die was natuurlijk al weer weg.
De keuken vermijdend omdat Sebastian daar net heen was gegaan, liep ze van kamer naar kamer.
Overal lag versleten hoogpolig bruin tapijt, behalve op een klein betegeld stukje achter de voordeur. Er waren drie slaapkamers, twee wc’s, een standaardkeuken en een gecombineerde eet- en woonkamer. Jane zag nergens aanwijzingen dat Latisha en Marcie hier geweest zouden zijn. Maar ze zag ook geen enkel bewijs dat Wesley Boss hier geweest zou zijn.
Toen ze klaar was met haar snelle inspectieronde, zag ze dat Sebastian nog steeds in de keuken was, rommelend in lades en kastjes. Ze wist niet of ze zin had om met hem te praten, maar nu de ergste woede verdwenen was, leek het ook weinig zin te hebben om koppig te blijven zwijgen. Misschien was hij roekeloos, hij leek wel te weten wat hij deed. De manier waarop hij het huis benaderd had, was adembenemend soepel en efficiënt geweest.
‘Ik ruik alleen schoonmaakmiddel en luchtverfrisser,’ zei ze, tegen de deurpost geleund. ‘Je krijgt het gevoel alsof het huis al een tijdje leeg staat.’
Hij draaide zich om, keek haar even recht aan, ging toen naar de volgende la. ‘Dat denk ik ook. Ik vermoed dat degene die hier gewoond heeft al maanden voor de ontvoering van de meisjes hier vertrokken is.’
‘Ik zal contact met de eigenaar op moeten nemen om het zeker te weten,’ zei Jane. ‘Misschien dat hij een adres heeft waar deze huurder naartoe is gegaan.’
‘Ik denk dat die eigenaar ook alleen dat postbusadres heeft,’ zei hij.
‘Dan kan ik altijd nog de wacht houden bij het postkantoor waar die postbus is. Eens kijken of Malcolm zich daar laat zien.’
‘Het probleem is dat je daar wel een tijdje kunt staan. Het kan wel dagen, weken of zelfs maanden duren voor hij daar langsgaat.’
‘Als we niets beters hebben…’
De knal van een dichtslaande keukenla weergalmde door de ruimte. ‘Niet als ik hem ertoe kan verleiden een afspraakje te maken.’
Via een chatsessie op internet. Dat was wel een stuk concreter. ‘Hoe groot is die kans, denk je?’
‘Moeilijk te zeggen, maar…’ Hij maakte zijn zin niet af. De volgende la was niet leeg. Voor zover Jane kon zien lagen er handleidingen in voor keukenapparatuur. Ze verwachtte dat hij die la dicht zou slaan, net als de andere, maar dat deed hij niet. Hij bladerde erdoorheen. Even later haalde hij de handleiding voor de vaatwasmachine uit de la en las iets wat op de achterkant geschreven was.
‘Wat is dat?’ vroeg Jane, naar hem toe lopend.
Maar hij scheurde de achterkant eraf en stopte die in zijn zak. ‘Niets,’ zei hij. ‘Kom, we gaan.’