Hoofdstuk 18
Met alleen zijn spijkerbroek aan en een kop koffie in zijn hand, zat Sebastian aan de keukentafel en probeerde erachter te komen waarom hij zich bij Constance altijd steeds slechter ging voelen en bij Jane steeds beter. Het sloeg nergens op. De afgelopen maanden had zijn ex-vriendin een paar keer laten merken dat ze zin had in seks, terwijl hij geen belangstelling had. Ze had er een paar keer op aangedrongen dat hij zich zou uiten, iets zou vertellen, terwijl hij dat niet kon.
Bij Jane was het anders. Kwam het doordat zij begreep wat hij voelde zonder dat hij het uit hoefde te leggen? Deels waarschijnlijk wel, maar hij vond te veel dingen aan haar leuk om het alleen maar toe te schrijven aan dat vanzelfsprekende begrip. Mary had kinderen. Die begreep het ook. Maar tot haar voelde hij zich niet aangetrokken.
‘Wat doen we verder met Malcolm?’ vroeg Jane.
Hij had haar net verteld over het mailtje dat Malcolm aan Mary had gestuurd, over haar antwoord en de insluiper die ze vervolgens in huis had gehad. ‘Ik weet het niet.’
‘Ik bedoel, Mary kan niet terug naar huis.’
Na zijn koffiekop op tafel te hebben gezet, leunde hij achterover en strekte zijn benen. ‘Nee, niet voor we zeker weten dat Malcolm verdwenen is.’
‘Waarom denk je dat hij weggaat?’
‘Vluchten is zijn beste optie, als je denkt in termen van risicomanagement.’
‘Maar moordenaars denken niet per definitie logisch. Je zit hem al ik weet niet hoelang op de hielen. Misschien heeft hij besloten dat er hier en nu een einde aan moet komen.’
Het feit dat Malcolm bij Mary had ingebroken, wees erop dat hij haar verraad niet ongestraft voorbij wilde laten gaan. Maar in wezen was Malcolm een lafaard. Dat had Sebastian altijd al gedacht, en nu geloofde hij het meer dan ooit. ‘Denk je dat hij van plan is mij én Mary uit de weg te ruimen?’
‘Dat zou Oliver gedaan hebben,’ zei ze, melk bij haar koffie schenkend. ‘Die zou pas weggaan als hij alle losse eindjes weggewerkt had.’
Malcolm was niet eenzelfde soort moordenaar. Maar hij was absoluut wel een haatdragend type. En die haat werd steeds gerichter. ‘Zolang hij achter mij aan komt, en niet achter Mary, vind ik het prima. Ik wil er ook wel eens een punt achter zetten.’
‘Tegen elke prijs.’
‘Niet dat ik graag dood wil, maar ik ben gewoon moe van het leven op deze manier.’
De telefoon ging voor ze kon reageren. Terwijl zij opnam, ruimde Sebastian de tafel af.
‘Laat oma maar niet helemaal hierheen rijden,’ zei ze in de telefoon. ‘Ik breng het wel naar school.’ Ze luisterde even. ‘Wát wil je?’
Toen Sebastian over zijn schouder keek, zag hij dat ze hem op stond te nemen. Zodra hun blikken elkaar kruisten, sloeg zij haar ogen neer.
‘Nee, ik breng het wel… Omdat je niet meteen naar huis hoeft te komen… Die hamster geef ik wel eten. Dat doe ik toch ook als je het weekend weg bent? Kate… Kate, je komt te laat op school… Ik breng het wel, dat zei ik toch? Oké. Ik hou van je… Dag.’
‘Was Kate iets vergeten?’ vroeg hij toen ze opgehangen had.
‘Ja, maar het is geen probleem. Ik kan het bij school langsbrengen.’
Hij leunde tegen het aanrecht. ‘Je lijkt een beetje van slag.’
‘Ik vroeg me af wat ik gedaan zou hebben als ze hier voor de deur hadden gestaan zonder eerst te bellen,’ zei ze, nerveus lachend, terwijl ze de telefoon op het aanrecht legde. ‘Stel je voor… Ik ben sinds de dood van haar vader niet eens met iemand anders uit geweest.’
‘Weet ze dat Skye haar vader vermoord heeft?’
‘Ja.’
‘En weet ze ook waarom?’
‘Ja.’
‘Als ze dat aankan, dan kan ze alles aan,’ zei hij. Hij wilde nog zeggen: ‘Er is niets mis mee om ook een vriend te hebben, naast je vriendinnen,’ maar dat slikte hij in. Hij betwijfelde of het handig zou zijn hun relatie een naam te geven. Op dit moment wisten ze geen van beiden wat ze van elkaar waren.
‘Maar om acht uur ’s ochtends…’ sputterde ze tegen.
‘Misschien was ik langsgekomen omdat we samen aan een zaak werken.’
‘Zo?’ Ze knikte naar zijn ontblote bovenlijf. ‘Ze had heus niet gewacht met binnenkomen tot jij iets aangetrokken had. Ze heeft een sleutel. Ze woont hier.’
Het zou inderdaad wat ongemakkelijk zijn geweest. Maar hij was te koppig om dat toe te geven. Hij had geen zin om verstopt of afgescheiden te worden van de rest van haar leven. ‘Het is niet bepaald tegennatuurlijk om een romantische verhouding met iemand te hebben, Jane.’
‘Het ligt ingewikkelder. Dat weet jij ook.’
Ze wilde weglopen, waarschijnlijk om zich te gaan douchen en aankleden, maar hij pakte haar bij haar elleboog. ‘Ik zou het leuk vinden om Kate een keer te zien.’ Als hij zich bescheiden opstelde en haar dochter erbij betrok, zou Jane misschien wat meer ontspannen en hem niet alleen zien als bezwaarlijk pleziertje.
‘Natuurlijk. Dat komt er vast wel eens van,’ zei ze.
‘Vandaag. Zal ik jullie vanavond mee uit eten nemen?’
Ze deed alsof ze zijn aanbod overwoog maar hij wist dat ze het niet aan zou nemen. ‘Nee, ik denk niet dat dat slim is. Het heeft geen zin haar nog meer in verwarring te brengen. Je gaat toch terug naar New York als dit voorbij is, en dan…’
Hij liet haar gaan. Hij begreep wel waarom ze zo beschermend was ten opzichte van Kate. Maar ooit zou ze dat achter zich moeten laten. ‘Dan heeft ze een vriend in een andere staat. En jij ook. Wat is daar erg aan?’
‘Het heeft gewoon geen zin.’
‘Want…’
‘Want dit is een tijdelijke bevlieging.’
Was dat haar manier om te rechtvaardigen dat ze zo’n riskante stap had gezet? ‘Stel dat je zwanger bent?’
Hoog op haar wangen verschenen twee rode vlekken. ‘Dat zien we dan wel weer.’
‘Zou het niet makkelijker uit te leggen zijn als ze mij tenminste ontmoet had? Ze mag dan nog maar twaalf zijn, ze weet vast wel dat je in je eentje geen baby kan maken.’
‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik wil niet eens aan de mogelijkheid denken. Niet nu. Ik bedoel… ik ben zesenveertig. Ik ben te oud om nog een kind te krijgen.’
Sebastian haalde zijn schouders op. ‘Tegenwoordig wachten mensen daar wel langer mee.’
‘Als ze daar zo lang mee wachten, lopen ze allerlei extra risico’s.’
‘Dat weet ik wel. Maar zelfs als de moeder zesenveertig is, is de baby mééstal gezond.’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
‘Ik wil gewoon niet op voorhand al in paniek raken.’ Hij had geen idee hoe hij de details in zou vullen maar hoe idioot het ook klonk, een baby leek hem wel logisch. Waarom hij een kind zou willen hebben van een vrouw die hij pas een paar dagen kende, wist hij ook niet. Misschien omdat Constance per se geen kinderen wilde. Tussen hen was dat geen probleem geweest. Toen hij zich aan haar bond, was hij tevreden geweest met het kind dat hij had. Omdat het nooit meer ter sprake was gekomen, was hij ook nooit op zijn mening teruggekomen. Maar nu…
Hij zou niet ongelukkig zijn als het gebeurde, besloot hij. Misschien zou een ander kind die verschrikkelijke leegte in zijn hart een beetje kunnen opvullen. Misschien zou het nu een meisje worden. Hoewel niemand zijn zoon kon vervangen, zou het fijn zijn om een kind te hebben waar hij net zoveel van kon houden.
Maar het zou een nachtmerrie worden als Jane er niet net zo blij mee was als hij. ‘Zou jij het heel erg vinden?’ vroeg hij.
Beschermend sloeg ze haar armen over elkaar. ‘Erg… ik weet niet of dat het goede woord is.’
Wat zou ze doen? Een man had daar zo weinig controle over. ‘Zou je het weg laten halen?’
‘Daar kan ik echt niet over nadenken. Nu nog niet.’
‘Je moet wel weten dat als je zwanger bent en het kind niet wilt houden, dat ik het dan wel wil opvoeden. Dan kun je tegen iedereen zeggen dat je draagmoeder geweest bent. Dat is een gemakkelijke oplossing.’
Met haar hand tegen haar buik zei ze: ‘Waag het niet om me ook nog geld te bieden!’
Hij grinnikte. Als ze zijn financiële situatie beter kende, zou ze zich daar geen zorgen over maken. ‘Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt.’
‘Oké. Maar laten we afspreken dat we het er verder niet over hebben zolang we niet weten of er wel een baby ís. Goed?’
‘Goed.’
‘Ik ga onder de douche.’
Hij pakte de theedoek. ‘Als je klaar bent, zal ik wel weg zijn. Ik ga even bij Mary kijken.’
‘En ik bel jou zodra ik David gesproken heb. Ik hoop dat een van Mary’s buren Malcolms nummerbord genoteerd heeft.’
‘Of op zijn minst het automerk en het model.’
‘Dat zou een stuk schelen.’
Het gesprek was afgelopen en ze hadden min of meer al afscheid genomen, maar ze liep niet de keuken uit. Ze bleef staan en keek naar hem.
‘Wat is er?’ vroeg hij.
Haar blik kreeg iets melancholisch. ‘Wil jij echt een kind?’
De gedachte alleen al bracht een glimlach om zijn lippen. ‘Wat denk jij?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb nog nooit gehoord van een man die een kind wil.’
‘Nou, hier staat er een.’
‘Het is weer eens wat anders.’ Met dat understatement liet ze hem alleen achter in de keuken. Maar voor ze bij de badkamer was, werd er luid op de deur gebonsd.
Jane wist niet goed of ze Sebastian zou vragen om zich te verstoppen of dat ze de deur open moest doen terwijl hij met ontbloot bovenlijf de bordjes stond af te drogen in haar keuken. Ze probeerde door het kijkgaatje te zien wie het was, maar degene die geklopt had stond te ver naar rechts. Zou Betty toch met Kate naar huis zijn gereden om haar gymkleren te halen? Aan de telefoon had Jane toch wel duidelijk gemaakt dat haar dochter niet thuis hoefde te komen…
Een angstig voorgevoel bekroop haar. ‘Wie is daar?’ riep ze naar de bezoeker.
Terwijl ze op een antwoord stond te wachten, verwachtte ze eigenlijk een sleutel in het slot te horen. Maar het was Kate niet.
‘Jane? Ik ben het, Bob.’
Ze slaakte een zucht van verlichting. Bob woonde in het appartement aan de andere kant van de gang. Af en toe zag ze hem zijn hond uitlaten. Dan wisselden ze wat beleefdheden uit, maar dit was de eerste keer dat hij bij haar voor de deur stond. ‘Eh… ik ben nog niet helemaal klaar, Bob. Wat kan ik voor je doen?’
‘Er staat een Lexus op de parkeerplaats voor bezoekers. Weet jij misschien van wie die is?’
Haar ogen vlogen naar Sebastian.
‘Had ik hem ergens anders moeten zetten?’ fluisterde hij.
‘Ik weet van wie hij is,’ riep ze tegen Bob. ‘Van een eh… collega van mij.’
‘Die misschien ook de vader van je kind is,’ zei Sebastian plagend.
Glimlachend wuifde ze zijn opmerking weg. ‘Hou op. Misschien is er iets aan de hand.’
‘Als ze mijn auto maar niet weggesleept hebben,’ bromde Sebastian voor hij naar de slaapkamer liep.
‘Kan hij misschien even komen?’ vroeg Bob.
‘Wat is er dan?’ antwoordde Jane. ‘Moet hij de auto verplaatsen?’
‘Nee. Er is politie bij. Ze willen hem spreken.’
Bij het horen van het woord ‘politie’ draaide Sebastian zich om, nog voor hij haar slaapkamer bereikt had.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze hem.
Kennelijk net zo confuus als zij schudde hij zijn hoofd, dus herhaalde Jane haar vraag, harder nu, voor Bob. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Dat roep ik liever niet door een dichte deur heen,’ zei hij.
Sebastian verdween uit de gang. Na een hand door haar haren gehaald te hebben trok Jane de ochtendjas zo strak om zich heen dat er geen spoortje blote huid meer te zien was. ‘Wat is er?’ vroeg ze, zodra ze de deur geopend had.
Haar buurman, een broodmagere gepensioneerde weduwnaar, had zijn eeuwige polyester broek aan, een regenjas en wandelschoenen. ‘Er is een moord gepleegd,’ legde hij uit.
De woorden stonden zo ver af van wat ze verwacht had, dat het even duurde voor hun betekenis tot haar doordrong. ‘Een… wát?’
Geheel gekleed dook Sebastian achter haar op.
‘Er is een moord gepleegd,’ herhaalde Bob en keek naar Sebastian. ‘Is die witte Lexus van u?’
Er trok een spiertje in Sebastians wang. ‘Ja.’
‘Wat heeft die auto er toch mee te maken?’ vroeg Jane kribbig.
‘Er ligt een lijk op de achterbank.’
Sebastian liep al om haar heen. De vrolijke opwinding die ze even eerder op zijn gezicht had gezien, was verdwenen. Nu was hij alert en wilde hij alleen nog maar weten wat er gebeurd was. Maar hij bleef staan toen hij haar geschrokken gezicht zag.
‘Jane?’
Een vreemde gevoelloosheid kroop vanuit haar tenen omhoog. Zijn bezorgdheid negerend wendde ze zich tot Bob. Tenslotte was hij degene met de informatie. ‘Een lijk?’ herhaalde ze. ‘Wie is het? Toch niet iemand uit dit gebouw?’
‘Nee.’ Haar buurman stopte zijn handen in zijn zakken en rammelde met zijn kleingeld. ‘Een Afro-Amerikaans meisje.’
Angst sloot zich als een vuist om Janes hart. ‘Hoe oud?’
‘Begin twintig of zo. Moeilijk in te schatten. Ik heb haar nog nooit gezien. Ze komt niet hier uit de buurt, als je dat bedoelt.’
Dat bedoelde ze niet. Ze was bang dat dit een van de twee meisjes was die ze had willen redden.
De vloer begon te draaien. Ze greep naar de deurknop en voelde dat Sebastian haar vastpakte voor haar hand de deurknop raakte.
‘Adem halen,’ mompelde hij.
Ze knikte en slikte moeizaam. ‘Het gaat wel,’ zei ze, maar hij geloofde haar niet.
Hij bracht haar naar een stoel in de keuken. ‘Zo beter?’ vroeg hij, en hij wachtte tot ze zijn blik beantwoordde zodat hij zag dat het inderdaad beter ging voor hij de deur uit beende.
Bob was mee naar binnen gelopen en zat naast haar. Het was altijd moeilijk om van hem af te komen, al stonden ze samen in de regen. Nu was hij spraakzamer dan ooit, waarschijnlijk van de schrik. ‘Ik liep de hond uit te laten toen ik zag dat iemand een ruitje had ingeslagen van een van de auto’s op het parkeerterrein,’ legde hij uit. ‘Dus ging ik een kijkje nemen.’ Hij kwam wat dichterbij. ‘Er is de laatste tijd een paar keer ingebroken hier in de omgeving,’ zei hij, alsof zij niet dezelfde mededelingen ontving als hij. ‘Je kunt niet zomaar alles in je auto laten liggen.’
‘Ik weet het,’ zei Jane, alsof het een doodgewoon gesprek was, zoals ze er al zoveel hadden gevoerd. Het was de enige reactie die ze op kon brengen. Eigenlijk wilde ze Sebastian achterna, naar het parkeerterrein, maar haar benen konden haar niet dragen. Met haar hoofd tegen de rugleuning haalde ze een paar keer diep adem.
‘En toen keek ik de auto in, en daar lag ze,’ ging hij verder. ‘Ik had nog nooit zoiets gezien. Zoveel bloed. Ik kon niet zien of ze doodgeschoten of doodgestoken was.’ Hij masseerde zijn eigen nek. ‘Maar dood was ze in elk geval.’
Was het slachtoffer een van Gloria’s zussen? De huidskleur van het meisje, de plek waar ze gevonden was, de timing… het kon bijna geen toeval zijn.
Wat vertelde dat over de man die Sebastian zocht?
Het vertelde dat hij niet gevlucht was toen hij bijna betrapt werd in Mary’s huis. Hij had gewacht en gekeken wat er gebeurde. Toen had hij het lef gehad achter Sebastian aan te rijden. Hoe had hij anders Sebastians auto gevonden?
Had hij Latisha vermoord – of Marcie? En betekende dat dat hij uiteindelijk ook Sebastian zou vermoorden?
Die gedachte bracht Jane eindelijk op de been. Ze was nog steeds in haar ochtendjas, maar dat kon haar niets meer schelen. Midden in een van haar buurmans lange zinnen liep ze de deur uit en begon, zodra haar kracht het toeliet, te rennen.
‘Volgens mij wil je dat niet zien,’ riep Bob haar na. ‘Ik zou maar hier blijven als ik jou was.’
Hij wenste dat hij het niet had gezien. Dat was duidelijk. Maar Jane wilde ineens niets liever dan weten of haar vermoedens klopten, of dit de werkelijkheid was, want het leek beangstigend veel op een van haar nachtmerries.
‘Jane?’ Bob riep haar vanuit de deuropening, maar ze wist dat hij niet van plan was achter haar aan te komen. Hij bleef staan waar hij stond, alsof alleen de gedachte aan teruggaan al beelden opriep die hij liever vergat.
Ze antwoordde niet. Ze was de hoek al om, zodat ze kon zien wat eerst door het gebouw aan het zicht onttrokken werd. Er stonden zes politiewagens bij de Lexus – en twee mannen maakten foto’s van een jonge zwarte vrouw op de achterbank.
Latisha had zo lang vastgebonden gezeten dat ze geen gevoel meer had in haar handen en voeten. En de hoofdpijn die gisteren opgekomen was, was alleen maar erger geworden omdat ze in één houding had moeten liggen. Maar toen ze de voordeur open hoorde gaan en wist dat Wesley eindelijk terug was, kon ze alleen maar aan haar zus denken. Toen hij gisteren wegging, had hij Marcie de kamer uit gesleurd.
‘Wesley?’ riep ze. ‘Is alles goed?’
Hij antwoordde niet, al moest hij haar gehoord hebben. Zo groot was het huis niet, en zijn voetstappen kwamen een paar keer langs haar deur. Als ze niet zo bang was geweest, had ze nog een keer geroepen, maar de vorige keer dat ze dat gedaan had, was hij met een geladen pistool de kamer in gekomen.
In de grote slaapkamer werd de douche aangezet. Met haar ogen dicht telde ze tot duizend, en nog eens, en nog eens, om maar niet aan de pijn en de angst te hoeven denken. Normaal kon ze, als hij haar vastgebonden had, in elk geval nog zitten: dan ketende hij haar alleen aan haar pin in de grond vast. Nu had hij haar enkels aan de pin geketend en haar handen achter haar rug gebonden. Die extra veiligheidsmaatregel wees erop dat hij iets groots van plan was.
Toen hij klaar was met douchen, ging hij naar buiten. Een paar minuten later rook ze een brandlucht. Had hij het huis in brand gestoken? Zou hij haar hier laten sterven?
Hulpeloos kreunde ze bij die gedachte. Maar hoe ze haar best ook deed, ze zag geen rook onder de deur door komen en hoorde geen hout kraken. Er gebeurde niets.
Toen ze een deur hoorde slaan, begreep ze dat hij nog in huis moest zijn. Zo te horen was hij naar de keuken gegaan. Ze hoorde het belletje van de magnetron, rook koffie. Kennelijk maakte hij ontbijt klaar – dan had hij het huis dus niet in brand gestoken. Wat had hij dan wel gedaan? Waarom kwam hij haar niet halen? Waarom liet hij haar het ontbijt niet maken?
En… waar was Marcie? Dat was de vraag die Latisha het meest angst inboezemde. Lag haar zus nog vastgebonden in het bestelbusje? Waarom nam hij haar dan niet mee naar binnen? Het was helemaal niet handig om haar alleen buiten te laten, dan kon hij haar niet in de gaten houden. Hij kon niet het risico lopen dat ze ervandoor ging. Zij was degene die bijna ontsnapt was de vorige keer dat hij haar mee naar buiten had genomen…
Er was iets mis, dat voelde Latisha diep vanbinnen. Dit was niet Wesleys normale gedrag…
Na wat een uur leek, misschien wel twee, hield ze het niet meer uit. Misschien zou hij haar vermoorden, maar ze móést nog een keer roepen, moest weten of alles goed was met Marcie. ‘Wesley? Ben je daar?’
Eindelijk kwam hij eraan. Er klonk een klik en toen piepten de scharnieren. ‘Ben je wakker?’ vroeg hij.
Aan zijn opgeruimde toon hoorde ze dat hij wilde doen alsof hij haar de eerste keer niet gehoord had. Ze hoorde het, maar zei er niets van. Eerst wilde ze erachter komen wat er veranderd was. Er zaten dikke baardstoppels op zijn kin, en de lijntjes rond zijn ogen en mond waren scherper dan anders. Kennelijk was hij de hele nacht opgebleven. Maar waarom?
Blij dat ze hem zag voor hij in slaap viel en ze nog langer zo vastgebonden moest blijven liggen, glimlachte ze hem aarzelend toe. ‘Ik… ik heb ontzettende hoofdpijn. Kun jij me helpen rechtop te komen?’
‘Natuurlijk. Dan haal ik een paar pijnstillers voor je.’ Meteen boog hij zich voorover om haar te los te maken.
Zag hij dat ze gehuild had? Kon het hem wat schelen? Haar pijn had hem nooit iets gedaan. Maar vandaag was hij anders, aardiger…
‘Waar is Marcie?’
Glimlachend maakte hij haar handen los en toen haar voeten. ‘Ik heb haar vrijgelaten.’
‘Echt waar?’ Latisha kon het bijna niet geloven. Haar handen waren opgezwollen. Ze leken in brand te staan toen er weer bloed naartoe kon stromen, maar ze merkte het haast niet. Stel dat het waar was wat hij zei… ‘Meen je dat?’
‘Dat had ik je toch beloofd?’ zei hij trots. ‘Jij hebt mij gegeven wat ik wilde, dus heb ik jou een dienst bewezen.’
Nauwlettend nam Latisha hem op. Ze wilde hem zo graag geloven, maar wat hij net had gezegd klonk zo… vreemd. Hij had zich zo’n zorgen gemaakt dat ze weg zouden lopen, waarom zou hij dan ineens zelf Marcie laten gaan?
‘Hoe heb je het gedaan?’ vroeg ze onzeker.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Gewoon, ergens op de hoek van een straat afgezet. Ik neem aan dat ze inmiddels wel thuis is.’
Wanhopig zocht Latisha enige troost in zijn woorden. Als haar zus had weten weg te komen, dan was er ook een deel van haarzelf vrij. Bovendien betekende het dat Marcie misschien hulp in kon schakelen. Maar als Wesley Marcie had laten gaan, was hij dan niet bang dat ze hem zou verraden? Dan moest hij toch op z’n minst een beetje nerveus zijn, of zijn spullen pakken om ergens anders heen te gaan?
‘Zij weet niet waar we hier zitten,’ zei hij, alsof hij haar gedachten kon lezen. ‘Dus ze kan niemand hierheen sturen.’
Dat was waarschijnlijk nog waar ook. De dag dat hij ze ontvoerd had, had hij ze in de achterbak van zijn bus gegooid en ze aan een stang geketend die over de vloer van de bus liep. Ze konden niets zien en hadden zich alleen maar afgevraagd waarom een agent, ook al was hij in burger, zich zo zou gedragen. Latisha wist dat ze ergens op het platteland zaten, maar had geen idee waar.
Kon ze er echt op vertrouwen dat hij Marcie had laten gaan?
Zijn glimlach was veelbelovend. Alleen met hem nu, en banger dan ooit, wilde ze niets liever dan hem vertrouwen.
‘Ik ga even iets voor die hoofdpijn halen.’
Hij kwam terug met twee tabletjes. Toen bevrijdde hij haar uit haar geïmproviseerde cel om haar het huis te laten schoonmaken. Aanvankelijk kon ze zich nauwelijks bewegen, maar toen de pijn in haar handen weggetrokken was, kreeg ze weer moed. Goed, zij was niet thuis, maar haar zus wel, zei ze tegen zichzelf. Als ze zich voorstelde hoe Marcie Gloria in de armen viel, voelde ze zich zo gelukkig…
Maar toen ze in Wesleys kamer naar de tuin stond te staren, zag ze de ton die de bron was geweest van die brandlucht. Er kringelden nog steeds rookslierten uit omhoog.
Ze ging zo dicht mogelijk tegen het glas staan en probeerde te achterhalen wat hij nou precies verbrand had. Het was de eerste keer dat hij een vuur gemaakt had, daar moest een reden voor zijn. Wat was het?
Het kon van alles zijn. Hij was een zieke vent, gek. Dat was nou juist waarom ze zo bezorgd was.
Ze draaide zich om en ging verder met het schoonmaken van zijn kamer. Vrijwel meteen kwam ze de schoenen tegen die hij die avond ervoor had gedragen, en haar bezorgdheid sloeg om in paniek. Ze lagen op de grond, waar hij ze had uitgeschopt, en toen ze ze oppakte om ze in de kast te zetten, zag ze kleine donkere vlekken bij de zool.
Met een natte vinger wreef ze over de vlekjes. Ze smeerde ze uit tot een donkerrode substantie die leek op – ze slikte – bloed.
Toen begreep ze wat Wesley in die ton verbrand kon hebben: de kleren die hij vannacht aan had gehad. Die lagen nergens in de kamer. Misschien zaten die zo onder het bloed dat hij niet wilde dat zij ze zag – of het had geen zin meer om ze te wassen.
Maar als hij zijn kleren verbrand had, waarom dan niet zijn schoenen?
Omdat hij minder schoenen had. Omdat dit zijn lievelingsschoenen waren. Omdat hij het bloed niet gezien had, of dacht dat hij het eraf kon wassen. Er konden zoveel redenen voor zijn. Maar als hij Marcie echt vrijgelaten had, waarom moest hij dan iets verbranden?
‘Ben je klaar hier?’
Door een waas van tranen gooide ze zijn schoenen in de kast en bukte zich om het beddengoed recht te trekken opdat hij haar gezicht niet zou zien. ‘Bijna.’
‘Ik heb besloten dat je hier bij mij kunt komen slapen.’ Hij zei het alsof ze er blij mee moest zijn. En ze had het niet eens zo erg gevonden als ze had gedacht dat Marcie thuis was, bij Gloria. Maar dat was ze niet. Ze was dood, en Latisha wist dat zij, als ze niet snel iets zou doen om zichzelf in veiligheid te brengen, de volgende zou zijn.