Hoofdstuk 27
Maandag dwong Jane zichzelf naar kantoor te rijden nadat ze Kate op school had afgezet. Er hadden zich zoveel dingen opgestapeld in de tijd dat zij zich op Latisha geconcentreerd had: ze moest de post uitzoeken, er moesten telefoontjes beantwoord worden, vrijwilligersprojecten waar zij de supervisie over had moesten afgerond worden, de financiën geregeld. Normaal zat ze altijd boven op die administratieve dingen, maar de afgelopen week was ze er te druk voor geweest.
Als Skye en Ava vanmiddag kwamen, wilde ze weer bij zijn. De kans was groter dat ze haar haar eigen zaken zouden laten aannemen als ze kon laten zien dat haar gewone werk er niet onder leed, in ieder geval tot ze een parttimer in dienst konden nemen om haar te vervangen.
Het lukte om een paar dingen te regelen, maar ze kon zich maar moeilijk concentreren en deed alles op half tempo. Af en toe betrapte ze zichzelf erop dat ze in het niets zat te staren, denkend aan Sebastian en hun vrijpartij van gisteren. Was ze ooit zo gelukkig geweest? Het kon haast niet. Deze verhouding was zo anders dan de andere, zo onverwacht en toch zo… bevredigend. Het kon fout gaan. Natuurlijk, het kon altijd fout gaan. Maar vooralsnog was het perfect.
Soms dwaalden haar gedachten af naar Wendy. Ze vroeg zich af of Sebastians woorden enig effect hadden gehad – behalve dat ze haar schoonzusjes woede hadden aangewakkerd.
Tegen de tijd dat de stafvergadering moest beginnen, had Jane zin om Skye, Ava en Sheridan te zien, maar nog meer zin om Sebastian te zien. De dag leek al zo lang. Liever was ze op zoek naar Malcolm, zoals David. De casino’s langsgaan en zijn ex-vrouw bellen en vroegere vrienden, om te horen of ze iets van hem gehoord hadden. Ze wilde zijn familie vertellen dat hij nog leefde, hoopte op hun steun bij haar zoektocht. Hoewel het DNA in de oude boerderij nog onderzocht moest worden – en dat zou wel even duren – was er bewijs dat hij nog leefde, in de vorm van het oordeel van de handschriftdeskundige bijvoorbeeld. In elk geval genoeg bewijs om de autoriteiten mee wakker te schudden.
De hele dag had Sebastian haar ge-sms’t. ’s Ochtends had hij alle hotels en motels gebeld en gevraagd naar een Wesley Boss of een Malcolm Turner, maar hij had niets gevonden. Vanmiddag was hij, met Davids toestemming, mensen aan het ondervragen die min of meer in de buurt woonden van de boerderij waar Malcolm de meisjes had vastgehouden. Sebastian had gehoopt dat hij iemand zou treffen die Malcolm gesproken had of op een of andere manier met hem bevriend was geraakt, iemand bij wie Malcolm nu misschien was ingetrokken. Maar voor zover hij nu kon overzien, sliep Malcolm in zijn bestelbus. Opnieuw leek hij van de aardbodem verdwenen.
Ze hoorde iemand de achterdeur openen.
‘Jane?’
Het was Skye.
Blij de vrouw te zien die haar leven had gered en haar daarna door de diepste dalen had geloodst, haastte Jane zich naar de receptie om haar te begroeten. De meeste vrijwilligers waren al weg, maar er stonden er nog twee in het kantoor van Sheridan omdat er een mailing de deur uit moest voor een grootschalige fondsenwervingsactie. Ze staken hun hoofd om de hoek van de deur om gedag te zeggen, maar toen ze daarna weer aan het werk gingen, trokken Jane en Skye zich terug in de vergaderruimte om een paar minuutjes voor zichzelf te hebben.
‘Het werd tijd dat je terugkwam,’ zei Jane. ‘Wat is het goed om je weer te zien!’
‘Het is ook goed om weer hier te zijn.’ Na een stevige omhelzing hield Skye haar op armlengte. ‘Je ziet er fantastisch uit!’
‘Hou op,’ zei Jane lachend. ‘Je hebt me maar een paar weken niet gezien. Ik zie er nog precies hetzelfde uit.’
‘Nee, je ziet er beter uit. Je zit vast beter in je vel,’ zei ze zachter.
‘Hallo allemaal.’ Ava kwam de vergaderruimte in voor Jane kon antwoorden. ‘Waar is Sheridan?’
‘Die is er nog niet,’ zei Jane.
‘Verdorie, ik wil zo graag de baby zien.’ Ze liep de gang in om de vrijwilligers te begroeten die weer naar de receptie waren gekomen om gedag te zeggen, en keek bij terugkomst nog eens goed naar Jane. ‘Jeetje, wat zie jij er goed uit!’
Vermoeid rolde Jane met haar ogen. ‘Doe niet zo idioot. Ik weet niet waar jullie het over hebben.’
Skye boog zich naar Ava zodat de vrijwilligers, die alweer aan het werk gingen, haar niet konden horen. ‘Laat je niets op de mouw spelden, hoor. Ze zit gewoon weer goed in haar vel.’
‘Dat zal het zijn,’ zei Ava, de stoel naast Skye nemend. ‘Ik hoorde dat je een nieuwe liefde hebt.’
Ze bestormden haar met vragen tot Sheridan binnenkwam, waarna de baby alle aandacht opeiste. Opgelucht dat ze niet meer in het middelpunt van de belangstelling stond, zat Jane bij de vergadering. Ze luisterde wel, maar had weinig toe te voegen. Over haar zaak zei ze niets, en ze begon er ook niet over dat ze meer eigen werk wilde doen. Ze wilde niets doen waardoor de vergadering langer zou duren. Morgen waren ze er ook weer, en de dag erna, en de dag daarna… er zou tijd genoeg zijn om alles te bespreken wat er in hun afwezigheid was gebeurd.
Hoewel ze het heerlijk vond hen allemaal weer te zien, was ze blij toen ze weg waren. Een jonge jongen die Rick heette, bleef nog even omdat hij de mailing af wilde krijgen, maar hij was niet van plan nog lang door te gaan. Zij ook niet. Die ene afspraak nog; het slachtoffer van huiselijk geweld kon elk moment komen.
En dan kon ze naar huis, naar Kate en Sebastian.
Sebastian was naar Californië gekomen om een moordenaar te vangen – en had een tweede gezin gevonden. Toen hij met Kate bij de pizzeria zat en luisterde naar haar verhalen over haar dag en haar vrienden en hoe graag ze een hond wilde, kon hij haast niet geloven dat er zoveel zo snel veranderd was. Het afgelopen jaar was hij verteerd geweest door wraakgevoelens. Sterker nog, hij was bang geweest dat hij, als hij Malcolm ooit zou vinden, zelf in een moordenaar zou veranderen. Daar had hij bijna naar verlangd.
Maar zo voelde hij zich helemaal niet meer. Hij zou het doen zoals het hoorde, om te voorkomen dat Jane en Kate nog meer zouden moeten lijden dan ze al geleden hadden. Anders kon hij geen deel uitmaken van hun leven.
‘Leonard vroeg vandaag of ik met hem wilde gaan,’ zei Kate, alsof ze verontwaardigd was over zoveel lef.
Sebastian verborg een glimlach. Hij zag zich al zitten, in de klas, denkend dat Kate wel heel lief was, en of hij misschien de moed zou hebben haar te vragen of ze hem aardig vond. Zelf was hij nooit erg verlegen geweest. ‘Waarheen?’ vroeg hij, haar woorden met opzet letterlijk interpreterend.
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, dat betekent gewoon… je weet wel, dat we samen zouden zijn.’
Hij knikte. ‘Ja, dat jullie samen ergens heen gaan. Maar waarheen?’
‘Hou op!’ Ze giechelde. ‘Je weet wel, dat hij mijn vriendje zou worden.’
‘O! Ik begrijp het. Dus niet dat hij de auto van zijn ouders zou lenen zodat jullie samen naar de film konden gaan of zo.’
‘Nee, gekkie.’
‘Gelukkig maar, want hij zou toch minstens dertien moeten zijn voor je van mij met hem mee mag in de auto.’ De woorden waren zijn mond al uit toen hij zich realiseerde hoe vaderlijk het had geklonken, maar dat leek haar niet te storen.
‘Dertien?’ herhaalde ze.
‘En dan nog alleen als hij zijn snor liet staan.’
Ze moest nog steeds lachen. ‘Jongens van dertien kunnen nog geen snor laten staan.’
‘Zeg dan maar nee tegen hem.’
‘Vind je? Moet ik nee zeggen?’ Ze knabbelde aan de korst van haar tweede stuk pizza.
Het was moeilijk voor hem om zich een jongen voor te stellen die haar waard was, maar hij vermoedde dat zijn te sterke beschermingsdrang hem daarbij in de weg zat. ‘Dat zou mijn eerste reactie zijn. Maar goed, ik ken die jongen niet,’ zei hij. ‘Wat vind je zelf?’
‘Hij is best leuk.’
‘Oké. Dan zou je ja kunnen zeggen…’ Sebastian schoof zijn bord weg. ‘…mits hij bereid is met mij over zijn voornemens te praten.’
Ze giechelde weer. ‘Je bent grappig.’
Toen zij ook haar bord wegschoof, werd hij weer ernstig. ‘En je zult wel een hele horde jongens achter je aan krijgen. Dus als je niet echt ja wilt zeggen, zou ik zeggen: waarom zo’n haast?’
‘Er is een andere jongen met wie ik liever zou gaan.’
‘Geef hem dan een kans, oké?’ Hij schoof de bank uit. ‘Kunnen we gaan?’
‘Ik ben klaar.’ Ze nam een laatste slok cola.
‘Dat is echt ontzettend slecht voor je, weet je dat?’
‘Ja, ja, ik weet het. Dat zegt mijn moeder ook altijd.’ Mopperend kwam ze achter de tafel vandaan en liep achter hem aan.
Toen ze naar de uitgang liepen, ving Sebastian een glimp van zichzelf op in de ruit. Verdorie, zijn haar werd te lang. ‘Hé, weet jij toevallig een kapper waar ik mijn haar kan laten knippen voordat je moeder thuiskomt?’
Ze bleef even staan. ‘Mijn moeder is kapster. Die kan het wel. Ze doet mijn haar ook altijd.’
‘En dat zit goed. Maar…’ Hij keek op zijn horloge. ‘…het is pas zes uur. Ze zei dat haar afspraak hooguit een halfuur zou duren. Ik kan me ondertussen een beetje toonbaar maken.’ Hij knipoogde. ‘Ik hoop dat ze me knap gaat vinden, weet je.’
De blos die Kates wangen kleurde, deed Sebastian bijna in de lach schieten. Kate had een heel ander karakter dan Colton, maar ze bezat dezelfde onbevangenheid. ‘Volgens mij vindt ze je al knap,’ vertrouwde ze hem toe.
Hij hield de deur voor haar open. ‘Dus… denk je dat ze “ja” zegt als ik vraag of ze met me wil gaan?’
Haar hoofd ging fanatiek op en neer. ‘Ik denk van wel.’
‘En wat denk jij ervan? Zou jij het vervelend vinden als we… je weet wel… samen zouden zijn?’
Weer bleef ze staan, en ze keek met grote ogen naar hem op. ‘Vind je mij ook aardig?’
Van die ongekunsteldheid kreeg hij een brok in zijn keel. Was dat alles wat ze van hem vroeg? Dat was in elk geval geen probleem. ‘O, ik vind jou zeker aardig. Sterker nog, volgens mij val ik voor je moeder én voor jou.’
De waardering voor dit antwoord was van haar gezicht af te lezen, en ze legde haar hand in de zijne. Glimlachend deed Sebastian het portier open. Niet alleen had hij een tweede gezin gevonden, hij voelde ook weer iets anders dan woede.
Hij wist vrijwel zeker dat het hoop was.
Jane wist niet hoelang ze zou wachten. Het was halfzeven en haar afspraak was niet op komen dagen.
Ze controleerde het e-mailaccount van de zaak en haar privémail, omdat ze dat gebruikt had om haar antwoord te versturen. Behalve de korte bevestiging van hun afspraak, die gisterenavond laat verstuurd was, was er geen bericht.
Misschien was de man van die vrouw eerder teruggekomen, of was er iets anders tussen gekomen. Of was het arme mens gewoon te bang? Jane wilde niet weggaan als haar cliënt vastzat in het verkeer en nog wel wilde komen. Maar dat kon ze op geen enkele wijze natrekken, en ze had ook geen zin om nog langer tijd te verspillen als ze níét kwam.
‘Ik geef je nog een kwartier,’ zei ze hardop, en ze begon haar spullen alvast bij elkaar te zoeken.
‘Heb je het tegen mij?’ Rick klopte op de muur van haar kantoortje en keek naar binnen.
‘Nee, ik zit in mezelf te mompelen,’ zei ze. ‘Mijn laatste afspraak is te laat.’
‘Ik zag een minuut of tien geleden iemand rondrijden hier, een man.’
‘Ik zit te wachten op een vrouw.’
‘Oké, nou, ik ben weg. Ik neem die mailing mee. Ik weet wel dat ik te laat ben voor het postkantoor, maar ik hoop dat mijn moeder het morgen naar het postkantoor wil brengen als ik op school zit.’
‘Ik vind het prima, als je moeder het niet vervelend vindt?’
‘Vast niet. Ze had het er nog over dat ze hier zelf ook wel als vrijwilligster wil komen. Ze vindt dat er meer mensen bij betrokken moeten worden.’
‘Ze is van harte welkom.’ Jane liep om haar bureau heen. ‘Laat me je op zijn minst helpen de dozen in de auto te zetten.’
‘Nee, dank je.’ Afwerend wapperde hij met zijn handen. ‘Dat heb ik al gedaan. Ik kwam alleen nog even dag zeggen.’
Ze ging weer zitten. ‘Bedankt, Rick. We zijn echt erg blij met je hulp.’
‘Geen dank.’ Hij wees naar de klok. ‘Blijf je nog veel langer?’
Het was inmiddels vijf over halfzeven. ‘Nog tien minuten,’ zei ze. Als dat mailtje niet zo wanhopig had geklonken, was ze waarschijnlijk weggegaan. Maar ze wilde deze arme vrouw alle kans geven.
In het steegje slaakte Malcolm een zucht van verlichting toen de oude Mustang de straat in draaide. Hij was al bang geweest dat hij zichzelf verraden had. In de hoop erachter te komen welke auto van Jane was, had hij te vaak over de parkeerplaats gereden – en bijna een lange, slungelige jongen aangereden die plotseling met een zo te zien zware doos naar buiten kwam. In plaats van argwaan te wekken door te maken dat hij wegkwam, had hij de jongen met een hoffelijk gebaar voor laten gaan. Toch had hij zich zorgen gemaakt dat de jongen naar binnen was gegaan om Jane te waarschuwen.
Kennelijk was dat niet het geval. Hij had zijn auto ingeladen en was weggereden. Nu stond er nog maar één auto op het terrein, en Malcolm hoefde niet te raden van wie die was. Jane had de afspraak waar hij als mishandelde vrouw om had gevraagd, bevestigd. Ze moest er nog zijn. Hij had het gebouw vanaf zes uur in de gaten gehouden, en eerder was ze vast niet weggegaan.
Toen het geluid van de Mustang weggeëbd was, gluurde hij om het hoekje. De buitenlichten waren aangegaan rond de tijd dat hij aankwam. Het waren er flink wat, en ze waren feller dan hij gedacht had. Kennelijk maakten ze zich daar zorgen over hun veiligheid. Maar al dat licht zou geen probleem zijn, want Janes auto stond in de schaduw. Hij mocht al blij zijn dat hij haar alleen trof. Niemand zou zien dat hij in haar auto ging zitten. Er was niemand. Hij zou zijn hand op de hendel houden; als zij hem zou zien wanneer ze instapte, had hij haar te pakken voor ze om hulp kon schreeuwen.
Na een snelle blik in beide richtingen geworpen te hebben, verliet hij het steegje en liep hij het asfaltbeton over, fluitend alsof hij de eigenaar van die auto was. De twee deurstoppers en het stuk met rubber overtrokken ijzerdraad die hij nodig had, zaten in een plastic tasje; het zou nog geen minuut kosten om de auto open te krijgen.
Hij was een halve minuut bezig en had net de grootste van de twee deurstoppers tussen het portier en het frame gewurmd, toen een auto op de weg met piepende banden tot stilstand kwam. Malcolm hoorde het geluid van een auto die achteruit reed. Toen werd er geroepen: ‘Hé, wat moet dat daar?’
Hoewel Malcolm de bestuurder niet kon zien, hoorde hij dat het een man was. Bovendien kreeg hij de indruk dat het een behoorlijk grote man was. Maar dat liet hem koud. Zolang hij kalm bleef, kon hij alles maken.
Wetend dat hij te oud was om er uit te zien als de doorsnee autodief, draaide hij zich om en riep: ‘Sleutels erin laten zitten!’
De argwaan van de man leek meteen verdwenen. ‘Kan ik iemand voor u bellen?’
Op dat moment voelde Malcolm de ontgrendelingsknop waarnaar hij aan het hengelen was geweest. ‘Nee, het lukt al. Bedankt!’
‘Graag gedaan!’ riep de man nog voor hij wegreed.
Malcolm riep hem na dat hij een klootzak was en keek schichtig om zich heen of Jane naar de deur was gekomen om te kijken wat al dat geschreeuw was. Het licht brandde, dus dan zou hij haar zeker zien. Er stond niemand.
‘Makkie,’ mompelde hij, en hij kroop op de achterbank. Zijn gereedschap legde hij op de vloer voor de achterbank, zodat ze dat niet zou zien liggen. Toen deed hij alle portieren op slot behalve die dat dat dichtst bij hem was, en maakte zich zo klein mogelijk achter de passagiersstoel, waar de kans dat ze hem zag het kleinst was.
Hij had het gevoel dat hij enorm opviel. Maar hoe vaak was ze dat gebouw al niet uitgekomen en in haar auto gestapt om naar huis te rijden? Hoe vaak had ze de auto opengedaan en was ze achter het stuur gaan zitten zonder ook maar de mogelijkheid te overwegen dat iemand haar zat op te wachten?
Waarschijnlijk keek ze helemaal niet naar de achterbank. Voor haar was dit een dag als alle andere.
Alleen hij wist dat het haar laatste was.