Hoofdstuk 7

 

 

Sebastian werd wakker van zijn telefoon. Het bureau aftastend, lukte het hem de telefoon te vinden zonder zijn ogen open te doen. ‘Hallo?’

‘Dit geloof je niet,’ kondigde een vrouwenstem aan.

Binnensmonds kreunend omdat zijn nek helemaal in de kreukels zat, ging hij rechtop zitten. ‘Mary?’

‘Bel ik je wakker?’

Nog wat slaperig keek hij op de klok. Het was na achten. Hij had de hele nacht voor de computer doorgebracht. ‘Zo te zien is het toch tijd om op te staan. Wat is er aan de hand?’ Hij kon zich niet voorstellen dat ze iets van Malcolm gehoord had sinds hij haar internetnaam overgenomen had. Snel bewoog hij de muis om de screensaver uit te zetten. Nee, ze had ook niet vanaf een ander adres ingelogd. Zelf was hij nog aangemeld op de site. Het laatste bericht was van hem.

‘Hij heeft me bloemen gestuurd!’ zei ze.

‘Malcolm?’

‘Ja. Twaalf rode rozen. Een paar minuten geleden werden ze bezorgd. Op het kaartje staat: Gefeliciteerd.’

Sebastian stond op. ‘Hoe heeft hij ondertekend?’

‘Niet. Meer staat er niet. Alleen gefeliciteerd. Maar… Ben je niet blij? Ze moeten wel van hem komen! Hij laat me zijn ware identiteit zien. Malcolm trapt erin!’

Sebastian haalde zijn vingers door zijn haren. ‘Dat hij weet dat het voor jou een speciale dag is, zegt misschien minder dan je denkt.’

‘Hoezo?’

Had hij maar iets van aspirine, dacht hij, rondjes draaiend met zijn schouders. ‘Dat heb ik gisterenavond tegen hem gezegd.’

‘O.’

Toen hij achter het voeteneind van het bed langs liep, ving hij weer een glimp van zichzelf op in die rotspiegel. Hij wendde zijn gezicht af. Die verlopen kop hoefde hij niet meer te zien. Meer dan aan aspirine had hij behoefte aan koffie. ‘Ik heb alles uit de kast gehaald om hem uit de tent te lokken,’ legde hij uit.

‘Maar een man zou een vrouw toch nooit bloemen sturen omdat ze op die dag speciale herinneringen aan een andere man heeft.’

‘Dat is waar. Dus het is een grotere stap vooruit dan ik aanvankelijk dacht.’

‘Het moment waarop hij zich bekend gaat maken, komt steeds dichterbij.’

De geur van gemalen koffie kriebelde in Sebastians neus toen hij het zakje koffie openscheurde dat tussen het koffiezetapparaat en de badkamermuur geklemd had gezeten. ‘Misschien. Maar ik maak me wel zorgen.’

‘Waarover dan?’

Kennelijk was ze zo opgewonden geweest over de vooruitgang die ze geboekt hadden dat ze geen enkel risico meer zag. ‘Hij heeft jouw adres.’

Stilte. Toen zei ze: ‘Denk je dat hij me alleen maar bloemen heeft gestuurd om te laten zien dat hij weet waar ik woon?’

Hij schudde de koffie in het filter. ‘Malcolm kennende? Vast. Hij heeft tegen jou gezegd dat hij erachter kon komen, en dit is zijn manier om het te bewijzen.’

‘Soms vind ik het moeilijk om hem te zien als de klootzak die jij zegt dat hij is,’ gaf ze toe.

Sebastians hand bleef boven het knopje van het koffiezetapparaat hangen. ‘Echt?’

‘Goed, hij heeft me bedrogen, maar toen waren we nog jong. Ik had niet kunnen dromen dat de jongen op wie ik verliefd was, de jongen met wie ik geslápen heb, later een koelbloedige moordenaar zou worden. Dat hij zo gevaarlijk zou zijn. Hij had zijn momenten, zoals ieder ander, maar hij kon ook heel lief zijn.’

Na het koffiezetapparaat aangezet te hebben, liep Sebastian naar het raam en trok de zware overgordijnen open. ‘Zelfs seriemoordenaar Ted Bundy is ooit een kind geweest. Heb je de politie in Jersey nog gebeld om mijn verhaal na te trekken, zoals ik je gevraagd had?’

‘Ja. Ik wilde meer details horen. Ik dacht dat dat me misschien zou helpen uit die shocktoestand te komen. De man met wie ik gesproken heb, bevestigde dat Malcolm zijn vrouw en stiefzoon vermoord heeft. Maar hij zei ook dat Malcolm zelfmoord gepleegd heeft.’

De lichte mist en de motregen benamen Sebastian elke lust om naar buiten te gaan. Sacramento had negen maanden per jaar stralend weer, hadden ze gezegd. Had hij natuurlijk weer de pech om hier net te zitten in die drie maanden dat het regende. ‘Dat deel is dus niet waar, dat weet jij ook. Je hebt al maanden contact met hem.’

‘Maar vreemd is het wel.’

‘Je moet het accepteren. Hij gaat zich steeds sterker binden aan jullie verhouding.’ Dat maakten die bloemen wel duidelijk. En die maakten ook duidelijk dat hij snel actie zou ondernemen. Nu hij er goed over nadacht, vond hij bloemen sturen op een speciale dag al behoorlijk klef. Een mijlpaal, op de een of andere manier. Nu maar hopen dat Malcolm zich zou gedragen zoals zij verwachtten. Dat was nog een beetje een gok.

‘Denk je niet dat hij me een keer wil verrassen door ineens voor mijn neus te staan?’ zei ze.

Nu begon het kennelijk tot haar door te dringen. ‘Zou kunnen.’

‘O god, wat moet ik dan doen?’

Vanuit zijn raam op de eerste verdieping zag Sebastian mensen in pakken in auto’s stappen die op het glanzende asfalt beneden geparkeerd stonden. ‘Dan speel je het spelletje mee, gelooft elk woord dat hij zegt. Als hij zegt dat hij een andere naam heeft aangenomen omdat hij in een getuigenbeschermingsprogramma zit, of bij de CIA, of dat de FBI achter hem aan zit omdat hij beweert dat hij een UFO heeft gezien – wat hij ook zegt, doe alsof je hem gelooft. Daar kan je leven van afhangen.’

Haar antwoord werd voorafgegaan door een nerveuze giechel. ‘Dat klinkt dreigend.’

Voor haar was hun speurtocht vooral grappig geweest. Tot nu toe. Die bloemen maakten het echt. Het feit dat Malcolm zo makkelijk achter haar adres had kunnen komen, het feit dat hij het wist en waarschijnlijk dichter bij Sacramento zat dan hij had doen voorkomen, maakte alles mogelijk. ‘Gaat het wel?’ vroeg hij.

‘Natuurlijk. Alleen… ik heb kinderen.’ Haar stem kreeg iets smekends. ‘Die doet hij toch niets, hè?’

Sebastian durfde niet te zeggen wat Malcolm al dan niet zou doen. Malcolm had geen geweten, niets wat zijn gedrag afremde, anders had hij de moord op Emily en Colton nooit zo kunnen voorbereiden en uitvoeren. Het enige waar Sebastian blind op durfde te varen, was Malcolms gevoel voor eigenbelang. Narcisme was zijn meest constante karaktereigenschap. ‘Hij heeft geen enkele reden om jou iets aan te doen, zolang hij niet van mijn bestaan af weet.’

‘Dus als hij hier komt, moet ik dan wegglippen en jou bellen?’

‘Alleen als je er honderd procent zeker van bent dat hij je niet betrapt. En bel eerst het alarmnummer, dan mij. Jouw veiligheid gaat voor alles.’

‘Mijn veiligheid? Dat klinkt pas echt eng.’

Sebastian kon niet zeggen dat ze zich niet druk hoefde te maken. Ze moest op haar hoede blijven. Vannacht, toen hij berichtjes uitwisselde met ‘Wesley Boss’, had hij zich onder haar naam enthousiaster over haar oude vlam voorgedaan dan ze in werkelijkheid was. Hiermee had hij willen bereiken dat het tot een afspraak zou komen – dit had hij niet voorzien. Stel dat Malcolm op de stoep stond in de verwachting dat ze zich in zijn armen zou werpen en dat ze dan zou weigeren met hem naar bed te gaan? Dan kreeg hij er misschien spijt van dat hij zijn ware identiteit onthuld had. De kans was groot dat hij dan op zijn manier schoon schip wilde maken.

‘Ik zal hem bedanken voor de bloemen en aandringen op een ontmoeting. Dan voelt hij zich niet gedwongen om jouw kant op te komen,’ zei hij.

‘Moet ik dat berichtje niet schrijven?’

‘Waarom?’

‘Ik vind het niet prettig om niet te weten wat er gaande is. Daar word ik zenuwachtig van. Gisteren heb jij met hem gesproken, en vandaag worden er voor het eerst bloemen bezorgd.’

De geur van verse koffie lokte Sebastian de badkamer weer in. ‘Ik zal alles doorgeven wat voor jou van belang is. Ondertussen moet jij je zo min mogelijk laten zien.’

‘Omdat ik anders de kans loop in de vuurlinie terecht te komen.’

Hoe graag hij zijn verzoek ook een positievere draai had gegeven, zijn geweten stond niet toe dat hij te luchtig over de zaak deed, ook al zou hij daar baat bij gehad hebben. ‘Min of meer.’

Hoorbaar blies ze haar adem uit. ‘Zo. Dat is niet mis.’

Een piepje kondigde een ander telefoontje aan.

‘Als het goed is, is het zo voorbij,’ beloofde hij, voor hij zijn telefoon op een afstandje hield om te kijken wie er belde. Op de display stond een lokaal nummer dat hij niet kende. ‘Ik moet ophangen. We spreken elkaar snel weer.’

‘Oké,’ zei ze, maar hij hoorde dat ze niet blij was dat ze moest ophangen. Ze was deels meegegaan in zijn plannen om Malcolm in de val te lokken omdat er een soort vriendschap tussen hen ontstaan was, en Sebastian voelde zich schuldig dat hij misbruik van haar maakte. Maar ze waren al zo ver gekomen. Malcolm was in haar geïnteresseerd, wist haar adres. Er was geen weg terug.

‘Doe voorzichtig,’ zei hij nog, voor hij het andere telefoontje beantwoordde.

 

‘Hallo?’

De stem was zwaar, mannelijk en veel rustiger dan Jane verwacht had. ‘Mr. Costas?’

‘Ja?’

Hoewel Jane klaar stond om naar haar werk te gaan, belde ze van huis uit. ‘U spreekt met Jane Burke. Ik werk bij De Laatste Linie –’

‘Hoe komt u aan mijn nummer?’ onderbrak hij haar.

‘Dat heeft rechercheur Willis van het Sacramento Police Department me gegeven. Hij vertelde me dat u een paar weken geleden op het bureau geweest bent om te informeren naar ene Wesley Boss.’

‘En u werkt kennelijk samen met de politie?’

Sebastian Costas scheen in elk geval niet een of andere wraaklustige gek te zijn. Hij klonk zakelijk, ongeduldig – iemand die snel kon denken en van anderen hetzelfde verwachtte. Anders konden ze ophoepelen.

‘Min of meer.’ Jane stak, gekleed in een lange broek en een trui van Anne Taylor, net haar voeten in een paar pumps dat eigenlijk veel te duur was geweest. Als vrouw van een tandarts had ze een dure smaak ontwikkeld. De afgelopen tijd had ze zich de kledingstukken die ze toen leuk vond, niet meer kunnen permitteren, maar op deze outfit had ze zichzelf getrakteerd toen ze haar streefgewicht bereikte. Inmiddels was ze nog slanker geworden. ‘Zoals ik al zei, ik werk voor De Laatste Linie, een liefdadigheidsinstelling die zich inzet voor slachtoffers, hier in Sacramento. Momenteel ben ik bezig met een zaak waarin de naam van Boss opgedoken is. Ik vroeg me af of we iets af konden spreken. Ik wil u graag een paar vragen stellen.’

‘Wat voor soort onderzoek is dat?’

Onder het praten pakte Jane haar tas in. ‘Een ontvoeringszaak. Drie weken geleden zijn er twee Afro-Amerikaanse meisje verdwenen.’

‘Dat klinkt niet als de man die ik zoek.’

Ze liet de map die ze in haar tas wilde stoppen, vallen en rechtte haar rug. Ze had gedacht dat hij meteen in zou stemmen met haar voorstel. Per slot van rekening was hij naar Sacramento gekomen op zoek naar hulp, naar antwoorden. ‘Hoeveel mannen die Wesley Boss heten lopen er hier rond?’

‘In Noord-Californië? Voor zover ik weet geen.’

‘Dat bedoel ik. En dan zeg ik u dat ik er een tegengekomen ben.’

‘Ik heb al aanwijzingen dat ik de man die ik zoek gevonden heb en ik heb een spannende dag voor de boeg, Ms… Hoe heette u ook alweer?’

‘Burke. Jane Burke.’ Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘U denkt niet dat er een kans bestaat dat we naar een en dezelfde man op zoek zijn?’

‘Absoluut niet. Mijn Wesley Boss is de grootste racist die ik ken.’

‘Hij is blank?’

‘Hij is blank. En hij zou nog geen vinger uitsteken naar een vrouw die dat niet was.’

‘Kent u hem zo goed?’

‘Dat mag ook wel. Hij was de stiefvader van mijn zoon. Ik weet nog wat hij zei toen Colton met een Japans meisje uitging.’

‘Misschien heeft Wesley Boss zijn aanpak veranderd.’

‘Dat betwijfel ik. Trouwens, door iemand te ontvoeren zou hij het risico lopen gepakt te worden voor iets anders.’

‘Namelijk?’

‘Een dubbele moord waarvoor hij niet gepakt is.’

‘Misschien gaat hij ervan uit dat hij hiervoor ook niet gepakt wordt.’

Het bleef even stil, en Jane vroeg zich af of Sebastian haar antwoord aannemelijk vond. ‘Ik heb nog een kop koffie nodig,’ mompelde hij ten slotte.

Omdat ze het effect van haar zware training van die ochtend begon te voelen, ging ze erbij zitten. ‘Wat?’

‘Momentje.’ Hij was een paar seconden weg. Toen hij terugkwam, vroeg hij: ‘Wat weet u van uw Wesley Boss? Hebt u een adres?’

‘Hebt u een paar minuutjes om elkaar ergens te treffen?’ pareerde ze.

‘Ms. Burke, ik heb al gezegd dat ik het erg druk heb vandaag. Als ik die kerel niet snel te pakken krijg, vallen er misschien nog meer slachtoffers.’

‘Dat zou ik zeer betreuren, Mr. Costas. Vandaar ook dat ik die zusjes –’

‘Zei u zusjes?’ viel hij haar in de rede.

Jane stond weer op en pakte haar tas van het aanrecht. ‘Ja.’

‘Die meisjes die ontvoerd zijn, dat zijn zusjes?’

‘Já.’ Het duurde even voor ze haar sleutels vanonder haar portemonnee uit haar tas had gevist.

‘Malcolm zei dat hij problemen had met zijn huisgenoten. Dat waren ook zusjes.’

‘Waar heeft u het over?’

‘Dat leg ik later wel uit. Waar spreken we af?’

‘Nu wilt u wel afspreken?’ vroeg ze verrast.

‘Nu denk ik dat we naar dezelfde man op zoek zijn.’

‘Ons kantoor zit op Watt Avenue, niet ver van El Camino. Kunt u daarnaartoe komen?’

‘Over een uurtje ongeveer.’

‘Dan zie ik u daar om halftien.’ Ze gaf hem het adres en hing op. Mr. Costas was wel duidelijk. En direct. Ze vroeg zich af of hij gelijk had wat Malcolm Turner betreft.

Ze moest opschieten, zag ze toen ze op de keukenklok keek. De tijd glipte alweer door haar vingers.

Naar haar auto lopend belde ze Gloria. ‘We hebben de naam van de man met wiens telefoon Marcie gisteren belde,’ zei ze, zodra Gloria opnam.

‘Hoe heet hij?’

‘Wesley Boss. Ooit van gehoord?’

‘Nooit.’

‘We proberen zijn adres te achterhalen en gaan achter hem aan. Dat wilde ik je even laten weten.’ Haar auto piepte open toen ze op het knopje op haar sleutel drukte.

‘Luther is gisteren langs geweest. Er hing een briefje aan mijn deur,’ vertelde Gloria. ‘Ik zag het toen ik vanmorgen naar mijn werk ging.’

Jane gooide haar tas op de passagiersstoel. ‘Wat stond erop?’

‘Denk je dat die magere witte griet die bij mij langskwam meer om ons soort mensen geeft dan de politie? Je had naar mij toe moeten komen. Ik zal Latisha wel vinden. Lucifer.’

Magere witte griet? Jane wist dat ze zich beledigd zou moeten voelen, maar ze had zo hard gewerkt om gewicht kwijt te raken dat ze dat ‘magere’ haast als een compliment zag. ‘Ik dacht dat jullie hem alleen achter zijn rug om Lucifer noemden,’ zei ze.

‘Dat heeft hij kennelijk gehoord. Ik denk dat hij niet boos is. Ik denk dat hij het wel leuk vindt.’

Oeps. Iemand die opzettelijk zo’n bijnaam aannam, moest wel gevaarlijk zijn. ‘Het is niet waar wat hij zegt, hoor. We trekken het ons zeker aan. We doen ons best.’ Ze zei er maar niet bij dat David ook nog een moordzaak had om zich om te bekommeren.

Waarschijnlijk zou de realiteit van het politiewerk Lucifers bewering alleen maar staven. Mensen die zaten te wachten op nieuws over hun geliefden, wilden helemaal niet weten dat een politieman veel verschillende zaken had, dat ze veel mensen moesten helpen, en dat ze net als gewone mensen ook moesten eten en slapen en voor hun gezin moesten zorgen.

‘Ik waardeer het echt dat jullie je best doen,’ zei Gloria.

De terughoudendheid in haar stem was niet te missen. ‘Maar…’

‘Als Latisha’s vader eindelijk eens iets voor dat arme kind wil doen, dan sla ik dat ook niet af.’

O jee. Nu hadden ze een pooier van over de honderd kilo met bijtgrage honden op de zaak zitten. ‘Gloria, je mag wat ik over de zaak vertel niet aan Lucifer doorvertellen, oké?’

‘Waarom niet?’

Omdat Jane geen idee had wat hij ermee zou doen. ‘Misschien laat zijn aanpak een beetje te wensen over.’

‘Hij doet tenminste wat.’

‘Het gaat om de manier waaróp hij wat doet. Daar maak ik me een beetje zorgen over. Misschien neemt hij meteen iemand te grazen. Misschien neemt hij wel de verkeerde te grazen. Jullie moeten de politie vertrouwen. En mij,’ voegde ze daaraan toe, hopend dat het er niet duimendik bovenop lag dat zij niet zo’n vertrouwen in zichzelf had.

‘Ik wil gewoon mijn zusters terug.’

Jane deed haar mond open om te proberen haar ervan te overtuigen dat ze meer tijd nodig hadden voordat Luther zich ermee ging bemoeien. Maar ze wist dat het geen zin had. Voor Gloria was Luther de belichaming van de macht. Ze wilde daden, geen woorden. Ondanks al hun pogingen had de politie haar in drie weken geen enkele hoop kunnen geven. Op dit punt zou ze elke optie met beide handen aangrijpen. En dat kon Jane haar niet kwalijk nemen. Waarschijnlijk zou zij hetzelfde doen als ze in Gloria’s schoenen stond. ‘Je luistert toch niet naar me, hè?’

‘Ik zei toch: ik wil alleen mijn zusters terug.’

‘Goed. God sta Wesley Boss bij als Luther hem op het spoor komt voordat wij hem vinden,’ zei ze, en ze hing op.

 

De man die precies om halftien Janes kantoortje binnen liep, was lang en gespierd. Hij leek ergens halverwege de veertig, droeg een dure spijkerbroek, een rugbyshirt en een bruin leren jack, maar zelfs in die kleren zag hij eruit als de eigenaar van een jacht of een directeur op vakantie. Misschien was het zijn autocratische houding – of zijn adembenemende uiterlijk. Hij had dik donker haar, wat aan de lange kant, een olijfkleurige huid, donkere ogen met lange wimpers en een bouw waar de styliste in Janes vorige schoonheidssalon van zou watertanden.

In de hoop dat hij niet had gezien dat haar mond tot aan de vloer toe opengevallen was, probeerde ze zich ondanks zijn fysieke kwaliteiten te concentreren op het doel van zijn bezoek. ‘Fijn dat u kon komen, Mr. Costas.’ Ze stak haar hand uit en voelde een stevige handdruk van een warme hand.

‘Ms. Burke.’

Lisa, de vrijwilligster die hem had binnengelaten, was blijven staan. Ze stond nu achter hem en wuifde zichzelf koelte toe, mimend: ‘Mijn hemel!’

‘Dank je wel, Lisa,’ zei Jane met een veelzeggend glimlachje.

Blozend omdat hij omkeek, maakte Lisa dat ze wegkwam.

Jane knikte naar de stoel die ze gisteren voor Gloria bij haar bureau had gezet en deed een stapje achteruit. Weer had ze het gevoel dat ze een toneelstukje speelde, dat ze speelde dat ze een gediplomeerde medewerker was in plaats van een stagiaire. Maar instinctief wist ze dat Costas een man was die ervan uitging dat ze zijn respect niet verdiende als ze het niet opeiste. ‘Gaat u zitten.’

Met soepele en toch mannelijke bewegingen deed hij wat ze gevraagd had.

Jane schraapte haar keel. ‘Zo. Fijn dat u er bent.’

‘Hopelijk levert dit gesprek ons allebei iets op,’ zei hij. ‘Wat weet u van Wesley Boss?’

Jane ging niet zitten. Staand had ze het gevoel dat ze meer overwicht had. ‘Niet veel. Nog.’

‘U zei dat u een adres heeft?’

‘Een postbusadres. Rechercheur Willis is bezig met het achterhalen van een verblijfadres.’

‘Heeft u Boss ontmoet? Weet u hoe hij eruitziet?’

‘Nee. Op dit moment is hij voor mij niet meer dan een naam.’

Hij bekeek haar zo aandachtig dat ze het bloed naar haar wangen voelde stijgen. ‘Hoe kwam hij dan ter sprake, in verband met die ontvoerde meisjes?’

‘Een van hen heeft gisteren gebeld met een telefoon die op zijn naam staat.’

Costas vouwde zijn handen in zijn schoot. ‘Interessant.’

‘Dat vinden wij ook.’ Het drong tot Jane door dat het ook onzeker over kon komen dat ze bleef staan, dus ging ze zitten en probeerde te kijken alsof ze alles onder controle had. ‘En wat weet u van Boss?’

‘Tegen rechercheur Willis heb ik al gezegd dat Boss eigenlijk Malcolm Turner heet. Hij is de man die mijn ex-vrouw en zoon vermoord heeft in New Jersey en vervolgens zijn eigen dood in scène heeft gezet.’

‘Was hij met uw ex-vrouw getrouwd ten tijde van de moorden?’

‘Ja.’

Jane werd overvallen door medelijden. En door de vraag of hij ooit hertrouwd was. Waarschijnlijk niet; hij droeg geen ring. ‘Het spijt me voor u. Dat moet ontzettend moeilijk zijn geweest.’ Ze voelde dat hij het er nog steeds erg moeilijk mee had. ‘Maar waarom bent u ervan overtuigd dat Wesley Malcolm is?’

‘Via via heb ik internetcontact met hem, al bijna drie maanden.’

‘U… chat met hem?’

‘Nadat hij zijn nieuwe leven op de rails had, stuurde hij Mary McCoy, een jeugdliefde van hem, een mailtje. Hij deed zich voor als Wesley Boss, maar soms schreef hij dingen die Mary aan Malcolm deden denken, dus nam ze contact met mij op. Sindsdien mailen en chatten ze, en ik lees zo’n beetje mee.’

‘Hoe wist ze dat ze contact met u op moest nemen?’

‘Na de moorden heb ik maandenlang elke vriend, elke kennis, elk familielid van Malcolm bezocht. Ze weten allemaal dat ze contact met mij moeten opnemen als ze iets van hem horen.’

‘Aha.’ Ze herschikte de spulletjes op haar bureau. ‘U bent heel gedegen te werk gegaan.’

‘Ik moet en ik zal eerherstel krijgen voor Emily en Colton.’

‘Dus u heeft contact met Mr. Boss, maar u weet niet waar hij woont?’

‘Nog niet. Maar hij krijgt wel steeds meer belangstelling voor Mary en hij heeft haar adres. Vandaar dat ik hem snel moet zien te vinden.’

‘Denkt u dat hij haar thuis zal opzoeken? Dat hij haar iets aan wil doen?’

‘Hij is een moordenaar, Ms. Burke. Het is niet te voorspellen wat hij gaat doen.’

Jane was bang dat haar onervarenheid hem niet ontging. ‘Wat bedoelde u precies, toen u het aan de telefoon over die huisgenoten had?’ vroeg ze.

‘Gisteravond heeft Mary me het password gegeven van haar e-mailaccount. Toen heb ik daar ingelogd en met Wesley gemaild alsof ik haar was. Ik wilde hem onder druk zetten om zijn adres los te krijgen, of om hem te laten toegeven dat hij Malcolm is. Dat deed hij allebei niet, maar hij leek meer afgeleid dan anders en daar gaf hij twee “huisgenoten” de schuld van.’

Jane negeerde de telefoon, die hun gesprek verstoorde, omdat ze wist dat een van de vrijwilligers wel zou opnemen. ‘En?’

‘Hij zei dat het meisjes waren. Geen vrouwen, meisjes. En hij zei zelfs dat het om twee zussen ging.’

Opwinding en hoop schoten door Jane heen. ‘Mijn ontvoeringsslachtoffers.’

‘Misschien.’

‘Bleek uit wat hij zei of ze nog in leven waren?’

‘Ja, daar leek het wel op.’

Hoewel ze geen idee had in welke staat ze zich bevonden, leek dit Jane statistisch gezien goed nieuws. ‘Dus als Wesley Boss eigenlijk Malcolm Turner is en als Malcolm Turner zo racistisch is, waarom heeft hij dan uitgerekend hen meegenomen? Waarom die twee? Waarom geen blanke meisjes?’

‘Ik gok dat het een gelegenheidsmisdaad was.’

‘Zonet zei u dat ze hem problemen gaven.’

‘Zo klonk het wel.’

‘Wat voor soort problemen?’

‘Daar ging hij niet op in. Maar als hij die twee meiden in huis heeft, verklaart dat wel zijn terughoudendheid in het maken van een afspraak met Mary.’

Spelend met haar pen, sloeg ze haar benen over elkaar. ‘Is ze bereid hem te ontmoeten?’

‘Dan zou ik gaan.’

‘O. Juist. Natuurlijk.’

De intercom zoemde. ‘Jane?’ Het was Lisa, de vrijwilligster die Sebastian naar haar kamer gebracht had.

Jane drukte op het knopje waarmee ze kon antwoorden. ‘Ja?’

‘Rechercheur Willis op lijn één.’

‘Dank je.’ Weer opstaand, omdat ze te veel energie had om te blijven zitten, ook al maakte dat misschien een betere indruk, nam ze lijn één aan. ‘David?’

‘Jane, ik heb maar een paar seconden. Ik ben op weg naar een huiszoeking, maar ik heb iemand anders het adres laten achterhalen achter het postbusnummer van Wesley Boss. Kan ik?’

Haar ogen zochten die van Sebastian voor ze een papiertje uit het doosje op haar bureau viste. ‘Zeg het maar.’

Hij ratelde een adres op in Ione, een klein stadje in Amador County, ongeveer drie kwartier rijden verderop.

‘Hebbes,’ zei ze.

‘Ik heb de sheriff daar al gebeld. Zijn adjunct gaat erheen om jou op te vangen, maar ik vermoed dat hij er eerder is dan jij, dus ik zou maar opschieten.’

‘Dat snap ik. Bedankt.’ Ze hing op en graaide haar tas onder het bureau vandaan. ‘We moeten gaan,’ zei ze.

Sebastian stond op. ‘Weten jullie waar hij is?’

‘Ik heb een adres. Wat we daar aantreffen weet niemand.’