Hoofdstuk 2
Sebastian Costas hield het stukje papier dat de geldautomaat net uitgespuugd had dichter bij zijn ogen. Dit was geen leuk begin van de week. Was de inkt van dat apparaat op of zo? Want er miste een nul achter het cijfer dat hij zag staan. Hij wist dat hij niet goed in de slappe was zat. Al een jaar had hij niet meer gewerkt. Behalve het geld dat hij kwijt was aan zijn appartement in Manhattan en aan zijn auto’s – om nog maar te zwijgen over het parkeergeld voor die auto’s – had hij handenvol geld uitgegeven aan privédetectives, opsporingsbureaus, vliegtickets, hotels en huurauto’s. Maar…
‘Shit, ik dacht zeker dat het nooit op zou gaan.’ Kennelijk was hij er te veel aan gewend geraakt dat hij alles kon kopen wat hij wilde.
Wat nu, vroeg hij zich af. Zo kon het niet doorgaan.
‘Pardon, bent u klaar?’
Achter hem stond een vrouw te wachten. Hij had haar niet horen aankomen, had haar aanwezigheid niet gevoeld, omdat hij volledig in beslag werd genomen door dat schamele bedrag op het bonnetje – en de gevolgen die dat had.
Een verontschuldiging mompelend verkreukelde hij het papiertje. Het propje gooide hij onderweg naar zijn auto in een prullenbak. Dat zijn geld bijna op was, betekende dat hij nog maar weinig tijd had. Hij had nog een maand, hoogstens. Dan was hij helemaal blut, en dan was al zijn moeite voor niets geweest omdat er een einde zou komen aan zijn zoektocht.
Dat kon hij niet laten gebeuren. Nog nooit was hij zo dichtbij geweest.
Zijn mobiele telefoon ging. Op het schermpje zag hij dat het Constance was, de vrouw met wie hij een relatie had gehad toen hij twee maanden geleden uit New York was vertrokken. Ze gingen al met elkaar voordat Emily en Colton werden vermoord, maar ze begon genoeg te krijgen van het feit dat hij er nooit was en dat hij altijd met hetzelfde bezig was.
Bijna had hij niet opgenomen. De voicemail stond toch aan. Op dit moment had hij helemaal geen zin om met haar te praten. Maar haar telefoontje negeren kon het einde van hun verhouding betekenen; die hing toch al aan een zijden draadje. Wilde hij dat zijn leven echt helemaal niets meer voorstelde als deze nachtmerrie voorbij was?
Nee. Hij moest zijn best doen haar te houden. Hij moest vechten voor wat er over was van zijn vorige leven. ‘Hallo?’
Een groet vond ze niet nodig. ‘Heb je erover nagedacht?’ vroeg ze meteen.
‘Waarover?’ Hij wist heel goed wat ze bedoelde, maar probeerde tijd te rekken. Al had hij de hele ochtend gehad om erover na te denken, hij was geen stap dichter bij een oplossing gekomen dan toen ze gisterenavond haar ultimatum had gesteld.
‘Of je terugkomt! Hou je op met deze… obsessie, Sebastian?’
Een obsessie? Was het dat geworden? Dat zou best kunnen. Voor minder zou iemand het leven dat hij geleid had niet opgeven. Ruim een half miljoen per jaar had hij verdiend als een van de beste investeerders in New York – tot zijn ex-vrouw en zoon vermoord werden. Vanaf dat moment was nog maar een ding belangrijk geweest: het vinden van de man die dat op zijn geweten had.
Natuurlijk, als je zag wat de markt gedaan had sinds hij zijn baan opgegeven had, dan had hij waarschijnlijk geen half miljoen meer verdiend nu, ook al was hij blijven werken.
Hij opende het portier van de Lexus die hij gehuurd had. ‘Waarom heb je ineens zo’n haast, Constance?’
‘Haast?’ herhaalde ze ongelovig. ‘Ik wacht al anderhalf jáár tot ons leven weer gewoon wordt.’
‘Ik ben pas twee maanden weg.’
‘Ben je gek? Al anderhalf jaar reis je het hele land door om met mensen te praten, sporen na te trekken. En als je thuis was, dan sloot je je op in je studeerkamer en werkte als een of andere wereldvreemde professor. Vanaf het moment dat het gebeurd is, kun je aan niets anders meer denken. We hebben al maanden niet meer gevreeën, laat staan dat we een behoorlijk gesprek hebben gevoerd sinds jij je op je rol van privédetective hebt gestort.’
Hij had van haar gehouden, zou met haar getrouwd zijn als die moord zijn leven niet op zijn kop gezet had. Maar hoe het vroeger was, deed er niet meer toe. Colton en Emily waren dood, en Emily’s geld was verdwenen. Waarom? Hij kon zijn zoektocht naar de waarheid niet zomaar opgeven. Hij was Emily en Coltons laatste hoop. De enige, behalve misschien zijn eigen moeder, die geloofde dat Malcolm Turner nog in leven was.
‘Ik begrijp wel dat je teleurgesteld bent,’ zei hij, terwijl hij achter het stuur ging zitten en het sleuteltje een slag draaide. Hier in Sacramento was het in de winter niet half zo koud als in New York, maar het was wel zo fris dat hij de verwarming aan wilde zetten.
‘Wat ga je daar dan aan doen?’
Zo direct was ze nog nooit eerder geweest, wat hem deed vermoeden dat ze een ander ontmoet had. Dat had hij al veel eerder zien aankomen, en hij kon het haar niet kwalijk nemen ook dat ze verder wilde met haar leven. Als tot beleggingsanalist omgeschoold model was ze mooi, slim en succesvol. En toch liet hij elke dag de kloof tussen hen groeien. Hij kon niet beloven dat hij terug zou vliegen naar New York omdat hij wist dat hij die belofte niet zou nakomen.
Toen hij met een paar familieleden het huis van Emily en Colton had leeggeruimd, hadden ze een paar dingen niet gevonden die er wel hadden moeten zijn. Zo was er geen enkel bewijs waar Emily’s geld was gebleven; geld waarover Emily een week voor haar dood nog met hem had gesproken. Ze had het over een kluis gehad, waar de vijfhonderdduizend dollar verzekeringsgeld in zat die haar was uitgekeerd nadat ze door een dronken bestuurder was aangereden. Ze had gezegd dat ze dat achter de hand wilde houden, cash, omdat ze spaarde voor een nieuw leven, een leven zonder Malcolm, en ze had hem laten zien waar de sleutel lag voor het geval haar iets zou overkomen.
Omdat Sebastian het geld wilde doneren aan New York University, waar Colton heen had willen gaan, had hij er aanspraak op gemaakt. De sleutel lag op de afgesproken plek. Maar de kluis was leeg, en het geld spoorloos verdwenen.
Malcolm had niet alleen Emily en Colton vermoord, hij was er ook rijker van geworden. Daar was Sebastian van overtuigd.
‘Malcolm is niet omgekomen bij dat ongeluk, Constance.’
‘Nee hè, daar gaan we weer.’
Het begon te regenen. De ruitenwissers sloegen automatisch aan – een kleine luxe die hij zich niet veel langer zou kunnen permitteren. Gezien zijn financiële situatie zou hij op zoek moeten gaan naar een goedkopere huurauto.
‘Welk bewijs heb je daarvoor?’ ging ze verder. ‘Dat verzekeringsgeld waar je het altijd over hebt? Je zei zelf dat Malcolm graag gokte – voetbaluitslagen, basketbal, noem maar op. Is het nooit in je opgekomen dat hij zijn gokschulden met dat geld heeft afbetaald?’
‘Als hij zijn schulden had afbetaald, waarom dan niet die van zijn creditcards? Op sommige kaarten betaalde hij dertig procent rente!’ Die rekeningen was hij tegengekomen bij het opruimen van het huis. Vlak na de scheiding waren Emily’s ouders omgekomen bij een vliegtuigongeluk, dus alles was naar hem gegaan.
‘Misschien waren ze financieel niet zo handig als jij. Of misschien hebben ze dingen afbetaald waar jij geen weet van hebt,’ antwoordde Constance. ‘Misschien hebben ze een familielid geholpen dat op het punt stond zijn huis te verliezen. Je was niet meer met Emily getrouwd, Sebastian. Wie weet hebben ze het wel geïnvesteerd en alles verloren.’
Hoewel ze hem niet kon zien, schudde hij zijn hoofd. ‘Van investeringen zou bewijsmateriaal zijn.’
‘Jij met je bewijsmateriaal!’ Ze schreeuwde bijna. ‘De politie heeft pas bewijsmateriaal: DNA-materiaal. Weet je wat dat inhoudt? Dat het onweerlegbaar is. Het houdt in dat het lichaam dat ze in de auto gevonden hebben van Malcolm Turner was.’
Met opeengeklemde kaken verbeet Sebastian de neiging om uit te halen. De laatste tijd haalde ze hem het bloed onder de nagels vandaan. ‘Hoezo, lichaam. Het was bijna alleen maar as. En hij zou nooit zelfmoord plegen, Connie.’
‘Wel als gevangenisstraf het enige alternatief was. Je weet wat ze met politiemensen doen in de gevangenis.’
Sebastian stelde zich de man voor die hij nu al bijna een jaar op de hielen zat. Het springerige rode haar, de sproeten op zijn gezicht en zijn armen, de blauwe ogen met de lange, vrouwelijke wimpers. De koppige kin, zijn kleine gestalte, tegen het gezette aan. ‘Hij was te arrogant om zo snel op te geven.’
‘Arrogant,’ zei ze met afgrijzen in haar stem. ‘En daarom kijk jij onder elke steen van hier tot aan de kust? Sebastian, we hebben het hier al zo vaak over gehad. Het is geen geheim dat Emily en Malcolm problemen hadden. Emily heeft tegen verschillende mensen gezegd dat ze wilde scheiden. Waarschijnlijk heeft ze dat door willen zetten en is Malcolm toen, controlfreak als hij is, helemaal doorgeslagen en heeft hij haar en Colton vermoord. Vervolgens realiseerde hij zich wat hij gedaan had en sloeg hij de hand aan zichzelf.’
‘Misschien dat die verklaring makkelijker te verteren was geweest als het om jouw zoon ging en niet om de mijne.’
Al had ze geen kinderen, het bleef een trap onder de gordel. De pijn die hij voelde na de dood van Colton vrat aan hem, liet hem dingen doen waar hij zichzelf niet toe in staat had geacht. Deels kwam dat doordat hij het gevoel had dat hij mede verantwoordelijk was voor Emily’s hulpeloosheid – ze had geen familie gehad om op terug te vallen. Hij had meer moeten doen om haar te helpen.
‘Val dood,’ zei ze. ‘Ik heb er genoeg van om altijd maar weer begrip op te brengen. Alles heb ik gedaan om je te helpen. En nu –’
‘En nu ik er bijna ben, laat je me vallen. Malcolm is in Sacramento. Hij heeft zijn vriendinnetje van de middelbare school opgespoord en is hierheen gekomen om bij haar in de buurt te zijn. En hij leeft van het geld dat hij van Emily gestolen heeft.’
‘Of jij hebt meer met dat ex-vriendinnetje dan je wilt toegeven.’
Hij rolde met zijn ogen. Er was nooit iets geweest tussen hem en de vrouw die het telefoontje had gepleegd waarvoor hij naar de westkust was gekomen. Twee keer hadden ze elkaar ontmoet, beide keren in een café. ‘We zijn gewoon bevriend, Constance. Ik ben hier omdat Malcolm hier is. Je hebt de transcriptie van hun chatsessies gezien. Die heb ik je toegestuurd.’
‘Who’s Your Daddy kan iedereen zijn! Zelf zegt hij dat hij in het echt Wesley Boss heet en in Los Angeles woont, en dat kan best zo zijn.’
‘Het is Turner, Connie. Mary kan het weten, ze hebben twee jaar verkering gehad.’
‘Waarom moest ze jou nou bellen,’ mopperde ze.
Omdat hij haar eerst had gebeld, net als al Malcolms andere vrienden en kennissen, met het verzoek hem te bellen als ze iets van Malcolm hoorden. Hij had er ook bij gezegd waarom. ‘Wat nou? Het was geweldig dat ze me belde. Afgaande op wat deze Wesley Boss zegt, kent hij het noorden van Californië veel beter dan het zuiden. Ik geloof er niets van dat hij in Los Angeles zit. Volgens mij zit hij hier, in Sacramento.’
‘Dat is de druppel. Ik trek het niet meer. Ik realiseer me nu dat ik me heb vastgeklampt aan een droom, aan de herinnering van een man die niet meer bestaat.’
Met gesloten ogen liet Sebastian zijn hoofd tegen de hoofdsteun rusten. Ze had hem er net van beschuldigd dat hij een ander had, maar het was waarschijnlijk andersom. ‘Hoe heet hij?’ vroeg hij.
Geen antwoord.
‘Constance?’
‘Hou op. Het gaat niet om een andere man. Het gaat erom dat ik niet in staat ben om te wennen aan de man die je geworden bent. Het is over,’ snauwde ze, en ze hing op.
In eerste instantie wilde Sebastian terugbellen. Haar definitieve toon had hem in paniek gebracht. Maar hij hield zich in. Ze zouden er nooit uitkomen. Trouwens, ze was beter af zonder hem. Het enige waar hij aan kon denken, was aan het antwoord op de vragen die in hem woedden sinds die warme dag vorige zomer. Die dag waarop de buurvrouw was gaan kijken waarom Emily niet was komen opdagen om te chaufferen voor de basketbalcompetitie – en twee lijken vond. Ze waren de avond ervoor vermoord.
Hij deed zijn ogen weer open en concentreerde zich op de transcripties die op de stoel naast hem lagen. Degene die die mailtjes en berichtjes naar Mary stuurde, deed zich voor als iemand die ze al eens eerder ontmoet had, ene Wesley Boss, zoals Constance al zei, maar Mary herinnerde zich helemaal geen Wesley Boss. Hun eerste contact was tot stand gekomen via de website die ze gebruikte om de sieraden die ze als hobby maakte te verkopen, dus het had iedereen kunnen zijn. Na een paar maanden met deze persoon te hebben ‘gepraat’ op internet, was ze tot de conclusie gekomen dat het haar vriendje van de middelbare school moest zijn, Malcolm Turner. Hij wist te veel van haar om iemand anders te zijn.
Sebastian was naar Sacramento gevlogen in de hoop dat de schuilnaam die Malcolm gebruikte genoeg zou zijn om hem op te sporen, maar helaas. Hij had vier mannen in Californië gevonden die Wesley Boss heetten, drie in Los Angeles en een in Bakersfield. De ene was een gepensioneerd priester die niet eens een computer bezat, een ander was gelukkig getrouwd en had vijf kinderen, dan was er nog een van tien jaar oud en de laatste, die uit Bakersfield, had kanker en lag op sterven.
Zodra Mary had vermoed wie er achter Wesley Boss schuilging, had ze hem een adres proberen te ontfutselen, maar Malcolm was heel voorzichtig. Een man met zijn achtergrond wist hoe gevaarlijk het was om contact op te nemen met iemand uit zijn vorige leven. Zo kon hij gevonden worden, als iemand de moeite zou nemen om te zoeken. En Sebastian zocht niet zomaar – Sebastian wilde de onderste steen boven krijgen. Hij had zelfs een privédetective ingehuurd om te weten te komen – legaal of illegaal – waar die mailtjes vandaan kwamen. Maar Malcolm gebruikte een server op afstand. Hij had overal aan gedacht.
Hij zette de auto in zijn achteruit en reed de parkeerplaats af. Wat het hem ook zou kosten, hij zou niet opgeven. Mary was zijn spoor naar de klootzak die zijn zoon en ex-vrouw had vermoord en, goed of niet, hij zou zich houden aan de belofte die hij gedaan had toen hij hun kisten naar het graf droeg.
Jane had besloten op weg naar huis Luther op te zoeken voor een verhoor – de eerste taak van haar actielijst in de zaak van de vermiste meisjes. Maar Oak Park was de gevaarlijkste buurt van Sacramento, en daar was ze zich terdege van bewust.
Het metaal van haar wapen drukte tegen haar heup toen ze het overwoekerde stukje grond ter grootte van een postzegel overstak dat Luthers tuin voorstelde. In de eerste maanden na Olivers begrafenis had ze leren schieten – daar had Skye voor gezorgd – maar dit was iets heel anders dan de schietbaan. Nooit eerder had ze haar Glock meegenomen naar iemands huis, nooit had ze iemand benaderd met het idee dat ze haar wapen misschien moest gebruiken. Tot nu toe. Hoewel ze al maanden bezig was met haar indiensttreding, had ze nog geen vergunning om een wapen bij zich te hebben. Dus eigenlijk was ze in overtreding. Maar ze had David niet kunnen bereiken, en in het belang van de vermiste meisjes kon ze niet langer wachten. Ze was een stuk minder bang voor de politie dan voor Luther. Thuis had ze een dochter van twaalf die al genoeg verloren had. Mooi dat ze van Kate geen wees zou maken.
Diep ademhalend om de vlinders in haar buik tot bedaren te brengen, hief ze haar hand om te kloppen op een deur die eruitzag alsof de hellehonden eraan gekrabd hadden. Het was nog maar net vijf uur, maar in dit deel van de stad leek het eerder donker te worden dan op Watt Avenue, waar ze werkte.
Omdat ze achter de deur al honden zo groot als paarden vermoedde, schrok ze niet toen er een enorm geblaf losbarstte.
Niet van haar stuk gebracht bleef ze even wachten op het betonnen stoepje. Misschien, dacht ze toen, kon ze het beter morgen nog eens proberen. Dan kon Jonathan, de privédetective die zoveel tijd in De Laatste Linie stak, misschien meegaan. Of David. Net toen ze zich om wilde draaien om terug te lopen naar de auto, doorsneed een mannenstem het kabaal.
‘Hou je kop jullie!’
Het geblaf verstomde.
Terwijl haar handen klam waren geworden van het zweet zag ze de deurknop in beweging komen en de deur openzwaaien.
Binnen was het nog donkerder dan buiten, zodat ze niet veel meer zag dan het wit van de ogen van de man. ‘Ik weet bij God niet wie je bent, maar ik weet wel dat je hier niets te zoeken hebt,’ zei hij.
Drie pitbulls stonden grommend aan zijn voeten. Ze waren lang niet zo groot als ze klonken, maar ze zagen eruit alsof ze haar met huid en haar zouden verslinden zodra ze de kans kregen. Gelukkig waren ze zo verstandig om niet zonder toestemming tot de aanval over te gaan. Ze staken niet eens hun snuit naar buiten, wat honden zo vaak deden. Hier was de man duidelijk de baas. Hem zouden ze niet ongehoorzaam zijn… hoopte ze.
‘Ik ben…’ Toen haar stem oversloeg, schraapte ze haar keel en probeerde het opnieuw. ‘Ik ben Jane Burke van De Laatste Linie.’
‘Aan de deur wordt niet gekocht.’
De deur werd voor haar neus dichtgeslagen, met zo’n klap dat ze haast van het stoepje af viel. Verlangend keek ze naar haar Toyota Camry die langs de stoeprand stond. Maar het beeld dat op haar netvlies verscheen – Gloria, huilend in het kantoor – was genoeg om haar nog een keer te laten kloppen. Haar cliënt rekende op haar.
Er klonk één korte blaf, die snel overging in een hoog gejank.
Ervan overtuigd dat die hond een trap gekregen had, stoof Jane in de richting van haar auto, maar ze bleef staan toen ze de deur weer open hoorde gaan.
Deze keer stapte de man naar buiten, waar ze hem beter kon zien. Dat maakte het er niet veel beter op. Ruim een meter negentig was hij, en hij woog zeker honderdvijftig kilo. Met zijn dikke nek en enorme armen maakte hij niet bepaald een geruststellende indruk.
‘Ik hoop dat je weet wat je doet,’ zei hij. Achter hem ontblootten de honden hun tanden in een dreigende grimas.
Jane rukte haar blik los van de honden en sloeg haar trillende handen ineen. ‘Bent u Luther Wilson?’
‘Dat gaat je niks aan.’ Zijn ogen werden spleetjes. ‘Maar stel dát ik hem was… wat wilde je dan?’
Schoorvoetend kwam ze dichterbij. Als ze midden in de tuin bleef staan, alsof ze niet dichterbij durfde te komen, zou ze een zwakke start maken, dat wist ze. ‘Ik ben op zoek naar uw dochter.’
‘Die is er niet.’
‘Ik bedoel Latisha.’
‘Die woont niet bij mij. Nooit gedaan ook.’
Hij draaide zich om, maar nu ze zo ver gekomen was, kon ze niet weggaan, niet zonder de informatie die ze nodig had. Wat hadden Skye en Sheridan aan een medewerker die niet eens een vraag durfde te stellen? Niets. Dan zouden ze haar nooit meer vertrouwen. Ava dacht toch al dat ze het werk niet aankon. Die had haar niet eens willen aannemen. Als ze nu wegging, kreeg Ava gelijk.
Snel, voor Luther de deur dicht kon doen, zei ze: ‘Ze is vermist, Mr. Wilson. Marcie ook. Er is al drie weken niets meer van ze vernomen. De politie is bezig met een onderzoek. Gloria is in alle staten.’
Na haar spervuur van informatie draaide hij zich om. ‘Wat zeg je? Is Latisha ontvoerd? Heeft iemand haar én Marcie ontvoerd?’
‘Dat weten we niet. Maar het zou kunnen. Het kan ook dat ze zijn weggelopen, of dat ze gewond zijn en niet meer thuis kunnen komen.’ De kilte van de januarischemer leek in haar botten te kruipen. ‘Of vermoord, dat is natuurlijk ook een mogelijkheid.’
Hoewel hij niets zei, spraken zijn ogen boekdelen. Dit had hij niet geweten. Hij wist niet goed hoe hij op deze informatie moest reageren, maar hij was niet zo geschrokken als veel andere mannen zouden zijn. Als je in deze buurt woonde, had je waarschijnlijk te veel gezien om te schrikken van een potentiële moord. ‘Waarom zou iemand haar willen vermoorden?’ vroeg hij na een korte stilte. ‘Het is een lieve meid.’
‘Daar probeer ik achter te komen. U hebt de afgelopen drie weken niets van haar gehoord?’
‘Nee. Ik hoor nooit iets van haar. Ze is een echte studiebol, veel te goed voor haar vader.’ Zijn brede schouders leken iets naar voren te zakken. ‘Maar dat komt misschien omdat ik als vader niet zoveel voorstel.’
Jane probeerde haar verbazing te verbergen over zijn oprechtheid en spijt. ‘Weet u of ze betrokken was bij een bende of –’
‘Ik zei toch: het is een lieve meid. Niks bendes.’ Hij streek over zijn kale schedel. ‘Wat zei Gloria?’
‘Dat ze weg zijn. Meer niet. Zelfs de politie kan ze niet vinden.’
Hij deed een stap achteruit en nam haar van top tot teen op. ‘Als je niet van de politie bent, wie ben je dan wel? Voor een privédetective heeft Gloria geen geld.’
In sommige kringen was De Laatste Linie vrij bekend. Skye en de anderen die de liefdadigheidsinstelling hadden opgezet, hadden een paar geruchtmakende zaken opgelost. Daardoor waren ze populair geworden bij de media. Maar het leed geen twijfel dat een groot deel van de één miljoen inwoners van Sacramento nooit van hen gehoord had, of hooguit zijdelings. ‘Ik behartig de belangen van slachtoffers. Ik werk bij een liefdadigheidsinstelling die al zeven jaar hier in de buurt actief is. Gloria kwam naar ons toe om te vragen of we haar konden helpen.’
Zijn vingers streken over zijn gladgeschoren kin. ‘Dus je bent hier uit pure goedheid?’
Ze negeerde zijn cynische toon. ‘Ik verdien een modaal inkomen, als u dat bedoelt.’
‘Wat ze je ook betalen, genoeg is het nooit,’ zei hij. ‘In deze buurt heb je niets te zoeken. Ik stel voor dat je hier niet terugkomt.’
In de hoop uit te breken, of haar naar de keel te vliegen, kroop een van de honden wat naar voren. Zijn teennagels krasten over de metalen strip in de deuropening, maar Luther gromde snel: ‘Naar binnen jij,’ en dat was precies wat het beest deed. Met de staart tussen de poten.
‘Ik zal eens vragen hier en daar,’ zei hij. ‘Kijken of ik iets over Latisha te weten kan komen. Ik bel je wel.’
Haastig rommelde Jane in haar tas naar een kaartje. Kennelijk herkende hij de vorm van de revolver onder haar trui toen de jas openschoof, want hij klakte met zijn tong en schudde zijn hoofd.
‘Neem nooit een wapen mee naar iemands huis als je niet bereid bent het te gebruiken.’
Hij vond haar nep en het wapen een soort accessoire. Net als oorbellen of valse nagels.
‘Pardon?’ zei ze.
‘Je hebt me wel gehoord. Dat is vragen om moeilijkheden. De mensen hier hebben geen respect voor dat soort aanstellers, al zien ze er nog zo leuk uit.’
Jane keek hem recht aan. Nu ze ‘Lucifer’ ontmoet had, nu ze recht tegenover hem stond, realiseerde ze zich dat er niet veel was om bang voor te zijn. Niet na wat zij had meegemaakt. Ondanks zijn formaat was hij niet half zo eng als Oliver was geweest. Jane kon zich niet voorstellen dat er iemand was die net zo eng was als haar tengere, zoetgevooisde, berekenende echtgenoot.
‘Ik ben getrouwd geweest met een seriemoordenaar, Mr. Wilson. Hij heeft vier mensen doodgestoken, en mij bijna ook.’ Ze stak haar kin in de lucht om hem het litteken te laten zien op de plek waar hij haar de keel doorgesneden had. ‘Ik heb het op het nippertje overleefd. Maar ik héb het overleefd. En ik kan u zeggen dat ik bereid ben om te schieten op iedereen die het in zijn hoofd haalt mij iets aan te doen.’ Glimlachend stak ze hem haar kaartje toe. ‘Bel me alstublieft als u iets hoort over Latisha. Ik zal alles op alles zetten om haar en Marcie te vinden.’
De neerbuigende houding die haar zo had tegengestaan was verdwenen, maar veel positievers was er niet voor in de plaats gekomen. ‘Ja, nou ja, we zien wel,’ zei hij.