Hoofdstuk 29

 

 

 

Leonard kon zijn geluk niet op. Net toen hij Sophia’s buurt in reed, zag hij een paar meter voor zich Rafe Robinson op een fiets. Meteen had hij geweten dat ze op weg waren naar dezelfde bestemming. Hij had hem gevolgd naar haar huis, zelfs een tijdje zittend op de stoeprand een praatje met hem gemaakt. Daarna had hij erop gestaan dat Rafe naar binnen ging, zeggend dat hij zeker wilde weten dat de jongen veilig was. Toen had hij de auto een paar straten verderop geparkeerd, zodat hij kon horen wat er binnen gaande was. Op dat moment had hij geweten dat het slechts een kwestie van tijd was voor Sophia en Rod thuiskwamen. De enige auto die niet voor de deur stond, was de Hummer, en ze zouden Rafe niet lang alleen laten.

Een paar minuten later hoorde hij een gedeelte van een telefoongesprek dat dat bevestigde. Ze waren onderweg.

Er schoot een stoot adrenaline door hem heen. Meteen was hij een en al actie. Hij stuurde een sms’je naar Gary om hem te laten weten wat er gaande was. Daarna controleerde hij zijn wapens. Bij de winkel had hij voor het geweer gekozen. Nu koos hij een van de twee handwapens die hij ook had meegenomen. Sophia en Rod zouden de zon niet meer zien opgaan, of dat nu hier bij haar thuis was of in de Boot and Spur. Hier in huis zou het echter niet zo gemakkelijk zijn hen ongestraft te vermoorden als in de winkel.

Die jongen was ook nog een extra probleem…

Wat moest hij doen? Moest hij wachten tot ze thuis waren en in bed lagen voor hij naar binnen sloop? Nee. Ze hadden gezegd dat ze ergens anders gingen slapen, in de vakantieboerderij ten westen van de stad. Waarschijnlijk zouden ze hier niet lang blijven voor ze daarheen gingen. Maar met drie mensen afrekenen kon heel snel uit de hand lopen.

Hij moest nu naar binnen gaan, de jongen uit de weg ruimen, zodat hij Sophia en Rod kon opwachten wanneer ze thuiskwamen, besloot hij. Een hinderlaag zouden ze niet verwachten.

En het was altijd beter iets onverwachts te doen…

 

Volgens de klok op Rods telefoon had Bruce hem nu al bijna een kwartier in de pick-up voor de ranch van de Dunlaps laten wachten. Aangezien hij zelf geen auto had om weer terug naar de stad te rijden, stond hij op het punt naar binnen te gaan om te zien wat er in vredesnaam gaande was.

Net op dat moment kwam zijn vader naar buiten. Hij zag er nog bleker en afgetobder en bezorgder uit dan eerder op de parkeerplaats van de Firelight.

‘Sorry dat het zo lang duurde,’ mompelde hij, terwijl hij weer achter het stuur kroop.

‘Alles goed?’

Daarop schudde Bruce zijn hoofd. ‘Het is Edna, ze… Nou ja, je kent Edna. Ik wilde niet dat ze wist dat je hier was, dus ik kon je niet mee naar binnen vragen. En elk geval niet vandaag. Dat zou te veel voor haar zijn na…’ Hij maakte zijn zin niet af. ‘Afijn, ik moest haar kalmeren, ze had zichzelf helemaal ziek gemaakt.’ Diep zuchtte hij. ‘Uiteraard is ze er kapot van.’

Dat was Bruce ook. Alleen was zijn strijd een innerlijke, eentje die zich afspeelde achter een veel kalmere façade. Rod merkte het aan de zenuwachtige en voorzichtige manier waarop hij bewoog en sprak. Elk woord, elke stap of gebaar trof hem als weloverwogen, alsof hij zonder die ijzeren controle in zou storten.

Rod wist dat het gezonder zou zijn als Bruce zijn woede en pijn zou uiten, maar toch begreep hij waarom Bruce dat niet kon of niet wilde. Edna was helemaal van de kaart, hij moest nu de sterke van hen tweeën zijn.

‘Sorry,’ zei zijn vader weer, waarna hij richting het grote erf reed, waar de landbouwwerktuigen stonden te wachten op een zonsopgang die allesbehalve gewoon zou zijn nu er maar twee mannelijke Dunlaps wakker werden op de ranch.

Nog nooit had Rod Bruce zo gezien. In niets leek zijn vader op de strenge figuur waar hij als kind met net zowel ontzag als verachting naar had gekeken. ‘Maak je er maar niet druk om.’

‘Uiteindelijk heb ik haar zover gekregen dat ze een kalmeringspilletje nam. Ik denk dat ze zo de nacht wel doorkomt.’ Door de manier waarop hij het zei, zou je zeggen dat het een hele overwinning was, of in elk geval iets wat Rod zou willen weten. Toch was het duidelijk dat hij geen antwoord verwachtte. Het was gewoon de zoveelste keer dat hij zichzelf moed trachtte in te spreken: Samen slaan we ons er wel doorheen. Natuurlijk wel. We redden het wel… We zijn niet het enige gezin dat een familielid verloren heeft…

Helaas geloofde hij niet echt dat hij het zou redden. Zoveel was wel duidelijk.

‘Waarom zijn we hier langs gegaan?’ vroeg Rod.

Even keek Bruce hem aan. ‘Ik moest de sleutels ophalen.’

‘De sleutels waarvan?’

‘Stuarts huis.’

Gingen ze naar het huis van zijn overleden broer? ‘Waar is Patrick?’

‘Thuis bij zijn vrouw, denk ik. Ik heb hem de afgelopen paar uur niet meer gesproken. Hopelijk liggen ze in bed, ze hebben hun nachtrust hard nodig.’

Waarschijnlijk had niemand harder nachtrust nodig dan Bruce. Als zijn gewoontes nog steeds hetzelfde waren als vroeger, was hij al vanaf vijf uur vanochtend op. Nu dus eenentwintig uur.

‘Weet Patrick wat je me gaat laten zien?’

‘Nee, dat heb ik hem niet verteld. Ik denk ook niet dat ik dat ga doen.’

‘Waarom niet?’

‘Dat zul je wel zien.’

Rod durfde nauwelijks te bedenken waar dit allemaal over ging. Op een of andere manier leek Bruce gedesillusioneerd, dus iets goeds zou het zeker niet zijn. ‘Heeft het iets te maken met wat Patrick en Edna in de Rockin’ Rooster tegen me gezegd hebben?’

Ze reden langs de landbouwwerktuigen en sloegen de zijweg langs het hek in, niet richting de arbeidershutjes, maar de andere kant op. ‘Nee. Dat vind ik trouwens ook heel vervelend. Zo op het oog lijk jij de aangewezen persoon om de schuld te geven, denk ik. En Edna is op zoek naar een zondebok. Met woede is het zoveel gemakkelijker omgaan dan met verdriet.’

‘Hoe zit het met Patrick? Is hij ook alleen maar boos?’

‘Hij is heel beschermend naar zijn moeder. Als oudste probeert hij altijd op haar te passen. Het druist tegen zijn gevoelens van loyaliteit in om jou als iets anders te zien dan een indringer. Het gekke is dat de hele situatie mijn schuld is, zoals jij al geprobeerd hebt duidelijk te maken. Ik weet niet zeker waarom ze altijd jou de schuld gaven in plaats van mij, maar ik heb me dat vaak afgevraagd.’

‘Ze houden van je,’ zei Rod simpelweg.

Om Bruce’ lippen verscheen een vage glimlach. ‘Dat zal wel. Vroeger deed Edna dat wel, in elk geval. Tegenwoordig… Volgens mij zijn we bezig elkaar kapot te maken.’ Hij probeerde het nonchalant te zeggen, maar Rod proefde dat het op de klippen lopen van Bruce’ huwelijk hem bijna net zoveel pijn deed als het verlies van zijn zoon.

Rod had altijd gedacht dat hij het heerlijk zou vinden het perfecte wereldje van de Dunlaps ineen te zien storten, maar dat was niet zo. Veertien jaar was een hele lange tijd om wrok te blijven koesteren. Deze mensen waren net zo menselijk en feilbaar als hij. Ze waren zo bang voor hem geweest, zo bang voor wat hij misschien voor Bruce zou gaan betekenen, dat ze wild van zich af gebeten hadden om hun eigen gezinnetje te beschermen.

‘Hebben jullie wel eens aan relatietherapie gedacht?’ vroeg hij.

‘Nee. Denk je dat dat zou helpen?’

‘Het is het proberen waard, toch?’ Dit was wel het laatste wat Rod ooit verwacht had tegen zijn vader te zeggen. En toch… Hij meende het oprecht. Wat zou het hem opleveren als Bruce en Edna uit elkaar gingen? Vooral na al die jaren?

Ineens wilde hij dat de Dunlaps weer volmaakt waren. Niet alleen wilde hij dat Stuarts weer zou leven, hij wilde dat Edna overliep van superioriteitsgevoelens en dat Bruce alle zeilen bij zou zetten om iedereen tevreden te houden, zelfs als dat betekende dat hij het onechte kind dat hij per ongeluk had verwekt, moest negeren. Want hij wás dat onechte kind, en dat kon hij wel aan. Zijn verleden had hem sterk gemaakt. Of hij hetzelfde over hen kon zeggen, wist hij niet, wist niet of ze het tegenovergestelde aan zouden kunnen. De verandering. Hij had hen van dichtbij mee moeten maken om te beseffen hoe hij er echt over dacht.

‘Er is iets wat je moet weten,’ zei Rod. Nu was het moment daar, meende hij. Misschien zouden ze nooit meer met zijn tweeën zijn, zouden ze nooit meer de gelegenheid krijgen.

Uitzwenkend om een kuil te omzeilen in een weg waar hij wel duizenden keren overheen was gereden, verstelde Bruce de airco, maar de manier waarop hij verstrakte gaf aan dat hij zich schrap zette voor een nieuwe portie harde kritiek van Rod, zoals hij die in de afgelopen paar jaar zo vaak gekregen had. ‘En dat is?’

‘Ik vergeef je. En die vergiffenis kost niks. Het kost je helemaal niks. Niet het opofferen van je huwelijk of je relatie met Patrick. Of je goede herinneringen aan Stuarts. Geen rooie cent van al je geld. Geen meter van je land. Het is helemaal gratis en voor niks.’

Bruce zette de auto stil. ‘Hoor eens, je krijgt een evenredig deel, dat heb ik al besloten. En wat Edna ook zegt, niets kan me van gedachten doen veranderen. Je staat al in mijn testament.’

‘Ik geloof dat je dat graag voor me wilt doen,’ zei Rod, en terwijl hij dat zei, wist hij dat het waar was. Hij geloofde inderdaad dat het berouw van zijn vader echt was. ‘Maar haal me er maar weer uit, ik heb het niet nodig, ik heb het prima. Op een ding na.’

Het leek of Bruce er moeite mee had te accepteren dat Rod meende wat hij zei. ‘En dat is?’

‘Ik wil dat je jezelf ook vergeeft.’

Daarop liepen Bruce de tranen over de wangen. Beschaamd dat hij zo met zijn emoties te koop liep, wendde hij zijn gezicht af en probeerde de tranen weg te vegen, maar nu er eenmaal een barst in zijn pantser zat, bleven de waterlanders maar komen. ‘O, kijk mij nou toch eens,’ mompelde hij in zijn hand.

‘Je hebt een zoon verloren. Volgens mij mag het dan.’

Voor het eerst in Rods leven gaf zijn vader hem een liefdevol kneepje in zijn schouder. ‘Jezus, wat ben ik trots op je,’ zei hij.

 

Omdat Sophia haast had, stapte ze niet uit de auto. Ze stopte voor de deur en belde toen Rafe om te zeggen dat hij naar buiten moest komen.

Vier keer ging de telefoon over. Toen schakelde hij over op de voicemail.

Ze nam niet de moeite een boodschap in te spreken.

Het licht in de woonkamer was aan, dat kon ze door de dichte gordijnen zien. En ze had nog geen vijf minuten geleden met Rafe gesproken. Waar was hij dan? Waarom nam hij niet op?

Misschien zat hij op de wc.

Na een paar minuten belde ze een tweede keer. Opnieuw kreeg ze geen gehoor. Als hij op het toilet zat, duurde dat wel erg lang. Of dacht hij dat het zijn vader was die belde? Probeerde hij een confrontatie met Starkey te vermijden?

Ze zette de motor af en stapte uit. Daarna deed ze de auto op slot, zodat het bewijsmateriaal dat ze in de foeragehandel had gevonden veilig zou zijn. Toen ze halverwege was, besloot ze die informatie niet in de auto te laten liggen, en ze ging terug om het te halen. Waar ze het zou verbergen, wist ze nog niet. Iemand die ernaar op zoek ging, zou waarschijnlijk haar huis doorzoeken, maar het zou bij haar veiliger zijn dan dat het onbeheerd in de auto bleef liggen, zelfs al was het maar voor een paar minuten.

De sloten klikten toen ze op Rods sleutel drukte. Net toen ze het portier aan de passagierskant open wilde maken, kwam er een auto de bocht om. Voor zover ze het in het licht van de straatlantaarns kon zien, was het een gepimpte Ford Ranchero. Van wie hij was, wist ze niet, en door de getinte ruiten kon ze niet naar binnen kijken.

Bang dat het een huurmoordenaar was liet ze zich op haar knieën vallen, zodat ze zich achter de auto kon verschuilen. Het laatste wat ze wilde, was naar het huis toe rennen en zo Rafe ook in gevaar brengen. Of zelf neergeschoten worden, terwijl ze de tuin door rende.

Er klonken echter geen schoten. Aan de overkant van de straat bleef de auto staan. Een portier ging open en dicht, gevolgd door het geluid van de zware tred van een man die nader bijkwam.

Voorzichtig haalde ze haar pistool uit de holster. Met het wapen in de aanslag tuurde ze om de voorbumper van de Hummer heen. Toen slaakte ze een enorme zucht van opluchting. Het was geen huurmoordenaar. Het was Starkey. Dat silhouet en dat loopje had ze uit duizenden herkend. Waar hij die auto vandaan had, mocht Joost weten, maar sinds hij zijn motor in de prak had gereden, leek hij telkens in iets anders te rijden.

Ze liet zich tegen de band aan vallen, richtte haar wapen naar beneden en haalde diep adem om de effecten tegen te gaan van de adrenaline die door haar aderen joeg. Met de komst van Starkey zou het voor haar en Rafe op ruzie uitdraaien, want hij zou niet blij zijn met het feit dat Rafe naar haar was overgelopen. Nou ja, in elk geval was het een ruzie die ze al vaker had gehad. Gelukkig niets levensbedreigends.

Hij had haar nog niet gezien, want hij liep straal langs haar heen naar de deur, met de vastbeslotenheid van iemand die boos was en vond dat hij daar alle recht toe had.

Omdat ze geen haast had met hem in discussie te gaan, stopte ze op haar gemak haar pistool terug in de holster. Nog steeds moest ze dat grootboek uit de auto halen. Dat zou ze eerst maar doen. Als ze het dan veilig in de garage had verstopt, ging ze naar binnen om Rafe bij te staan.

Net toen ze opstond, hoorde ze van binnen twee knallen komen.

Starkey begon te rennen en smeet de deur open. Net toen Sophia zich af begon te vragen waarom hij niet op slot zat, galmde er een derde schot in de verder doodstille nacht.

Heel even had ze het gevoel dat ze het tafereel van een veel grotere afstand bekeek. Waarschijnlijk omdat ze niet snel genoeg bij Starkey kon komen. Het voelde alsof ze in zo’n droom zat waar ze maar bleef rennen, maar niet vooruitkwam. Ze wist niet eens zeker of ze zijn naam geroepen had. Misschien had ze die alleen maar in haar hoofd geschreeuwd. Een paar tellen leek alles stil te staan, net lang genoeg om te begrijpen wat er gebeurd was. Toen leek alles in sneltreinvaart te gaan.

Starkey was neergeschoten. Ze had hem horen schreeuwen en gezien dat hij tegen de deur aan viel toen de kogel hem trof. Met getrokken pistool rende ze al over het gras toen ze besefte dat hij of Rafe er niets aan hadden als zij ook neergeschoten werd. Dus in plaats van naar de deur te lopen, ging ze terug naar de auto, waar ze weer achter dook om haar verwarde gedachten op een rijtje te zetten.

Was Starkey dood? En hoe zat het met Rafe? Voor Starkey was gevallen had ze nog twee schoten gehoord…

O, God! Er was iemand achter haar aan gekomen! Wie het ook was, hij was eerder bij haar huis geweest dan zij en had daar Rafe getroffen in plaats van haar, precies zoals ze gevreesd had.

Knipperend tegen de tranen die automatisch in haar ogen waren gesprongen en haar het zicht benamen, belde ze het alarmnummer. Ze vroeg de meldkamer versterking en een ambulance te sturen. Daarna duwde ze de auto de oprit op, waar hij vanuit het raam niet gezien kon worden.

Nadat ze de kopieën die ze in de winkel gemaakt had, had verstopt onder de zitting van de stoel, sloot ze de auto af en rende ze naar de zijdeur van haar garage. Ze had geen idee wat ze aan zou treffen als ze naar binnen ging. Wie weet kwam degene die net Starkey had neergeschoten zo wel door dezelfde deur naar buiten. Of, als hij lang genoeg bleef om te kunnen zien dat hij de verkeerde had neergeschoten, stond hij haar op te wachten.

Het was niet te voorspellen, maar of de schutter nu wel of niet in huis was, ze moest naar binnen. Ze kon nu eenmaal niet de politie bellen en dan veilig afwachten, want ze wás de politie. En voor zover ze wist, was Rafe nog binnen. Als hij, net als Starkey, bloedend op de grond lag, moest ze hem zien te vinden voor het te laat was.

De hoop dat ze op tijd bij beide mannen zou zijn, verschafte haar de moed die ze nodig had. Ik kom eraan, beloofde ze in stilte, waarna ze de garagedeur op een kier opendeed.

Er gebeurde niets.

Gespannen luisterde ze of ze iets hoorde bewegen, maar het enige wat ze hoorde, was stilte.

Op het ergste voorbereid glipte ze de garage binnen, waar ze voorzichtig tussen de dozen met kerstversiering en kleding die ze daar tijdens de voorjaarsschoonmaak had opgeslagen, door laveerde. Voor zover ze kon beoordelen, was ze alleen, maar ze was nog niet in het huis zelf.

De deur zat op slot. Gelukkig had ze haar sleutels in haar zak.

Terwijl ze de deur openmaakte, luisterde ze ingespannen… en dacht dat ze een raar geluid hoorde. Huilen? Of iemand die haar naam riep?

Was het Rafe? Of Starkey, die om hulp smeekte?

Ze wist het niet. Toen ze weer luisterde, hoorde ze het niet meer.

Alstublieft, God, laat Rafe niks mankeren. Starkey ook niet.

Het klikken van het slot klonk abnormaal hard. Ze was bang dat het haar aanwezigheid zou verraden, maar zich verschuilend achter de houten deur duwde ze die open, waarna ze zich schrap zette voor de aanval.

Als er iemand binnen op haar stond te wachten, had het geluid hem niet hierheen gelokt.

Nu, maande ze zichzelf. Ze stak haar hoofd om de deur en wachtte weer, luisterde…

Stilte.

Met grote ogen van angst en bonkend hart hield ze haar pistool voor zich uit terwijl ze de keuken in sloop.

Er schenen een paar bleke stralen maanlicht door het raam boven het aanrecht. Voor zover ze kon zien, had Rafe nooit de kans gehad een broodje te maken, want de keuken zag er precies zo uit als toen zij en Rod weggegaan waren.

Ineenkrimpend bij de gedachte aan wat hem ervan weerhouden had, liep ze naar de woonkamer.

Waar de keuken overging in de woonkamer, kon ze de bank, de tv en haar favoriete schilderij aan de wand tegenover haar zien. En ze wist al wat ze zou aantreffen als ze ver genoeg de kamer in liep om de voordeur te kunnen zien: Starkey. Wat haar echt zorgen baarde, was wat zich misschien schuilhield bij de schuifpui die naar de veranda achter het huis leidde. Te oordelen naar wat er gebeurd was, had de schutter of in de alkoof naast de boekenkast staan wachten, of hij was via haar slaapkamer gekomen. Het kon niet zo zijn dat hij vanuit de keuken geschoten had, want dan zou de voordeur hem het zicht belemmerd hebben toen die openging. De slaapkamer leek ook niet logisch, want daar was geen uitgang. Ze kon zich niet voorstellen dat de schutter zich in een positie zou manoeuvreren waaruit hij niet kon ontsnappen.

Was de dader er nog steeds? Of was hij na de schietpartij gevlucht?

Deels hoopte ze dat hij weggegaan was. Dan had zij de gelegenheid zich te concentreren op het redden van Starkey en het vinden van Rafe. Een ander deel van haar hunkerde echter naar gerechtigheid. Als het zo was dat een van hen tweeën of allebei kwamen te overlijden…

Op haar hurken, zodat haar antieke secretaire in het pad van eventuele kogels zou staan, kwam ze de keuken uit. Voorzichtig om het meubel heen buigend richtte ze haar pistool op de schuifpui.

Hij stond open. Eromheen was het donker, maar er was niemand. Of de schutter was weg… of hij wilde haar in die waan laten.

Even keek ze over haar schouder naar de voordeur, die openstond. Hij kon niet meer dicht, niet nu Starkey gewond op de drempel lag. Ze geloofde niet dat hij dood was. Gelukkig.

Met zijn ogen dicht en zijn handen tegen zijn borst gedrukt, alsof hij zo kon voorkomen dat het bloed op zijn leren jack zou komen, leek hij zich te concentreren op overleven.

Ze wilde naar hem toe gaan, of in elk geval een paar troostende woorden tegen hem zeggen om hem te laten weten dat er hulp onderweg was, maar ze kon haar positie niet verraden. Eerst moest ze Rafe vinden.

Waar bleef die ambulance, verdomme? Waarom hoorde ze die nog niet?

Omdat er nog maar een paar minuten verstreken waren sinds ze had gebeld en hij helemaal uit Douglas moest komen. Shit!

Een zacht briesje deed de gordijnen voor de schuifpui opwaaien en de windgong op de veranda tinkelen. Gebruikmakend van dat geluid kroop ze verder de kamer in om zich ervan te vergewissen dat er inderdaad niemand was. Ineens voelde ze zich een stuk veiliger, dus ze keek nog eens goed in de duistere nis, de enige plek waar een volwassene zich in de woonkamer kon verschuilen, afgezien van de garderobekast, die ze ook controleerde. Daarna ging ze naar de slaapkamer.

Die was net zo verlaten, maar de deur van de badkamer zat dicht. Er zaten twee kogelgaten in.

Niet in staat zich langer stil te houden, riep ze: ‘Rafe? Zit je daar binnen? Ben je hier?’

‘Sophie?’

Ze kon bijna niet geloven dat ze antwoord kreeg. Godzijdank, hij zat in de badkamer. ‘Ja, ik ben het,’ zei ze. ‘Kom maar naar buiten, ik ben er nu. Alles komt goed.’

Het slot klikte, en even later ging de deur heel langzaam open. Pas toen Rafe haar daadwerkelijk zag, liet hij zijn voorzichtigheid varen en rende op haar af. ‘Iemand heeft geprobeerd in te breken!’ zei hij.

Ze legde haar pistool op bed zodat ze hem in haar armen kon nemen. ‘Wie was het? Weet je dat?’

‘Leonard Taylor.’

‘Weet je dat zeker?’

Daarop knikte hij. ‘Ja, hij was hier eerder ook al. Hij praatte tegen me alsof hij en mijn vader dikke vrienden waren, maar dat zijn ze niet. En toen kwam hij weer terug. Deze keer zei hij geen woord, althans in eerste instantie niet, hij bleef maar aan de deur morrelen, probeerde die van het slot te krijgen.’

‘Hoe kwam hij aan een sleutel?’

‘Ik denk dat hij me die eerder onder de stenen pad heeft zien terugleggen, maar het slot bleef hangen. Hij moest er flink aan friemelen.’

‘En jij hoorde hem.’

‘Ja. Toen heb ik mezelf in de badkamer opgesloten, maar toen hij eenmaal binnen was, begon hij op de deur te bonzen en te roepen dat jij een ongeluk had gehad en hem gevraagd had mij op te halen. Maar als dat waar was, waarom zei hij dat dan niet toen hij de deur open probeerde te maken?’ Diep haalde hij adem. ‘Toen zei hij dat jij op sterven lag. Ik was zo bang dat dat waar was dat ik bijna naar buiten kwam. Kennelijk kwam ik niet snel genoeg, want toen begon hij te schreeuwen dat hij haast had en dat ik maar beter de deur open kon doen, anders zou hij me vermoorden. Daarop probeerde hij de deur open te breken, en toen dat niet lukte, begon hij te schieten.’

Eindelijk hoorde ze een sirene. Godzijdank! ‘Hoe komt het dat hij je niet geraakt heeft?’

‘Ik lag in bad.’

‘Goed zo! Wat ben je toch een slimme knul!’ Al een hele tijd was hij meestal op zichzelf aangewezen. Waarschijnlijk had dat geholpen. Hij was een taai ventje, maar moest ze hem zijn vader laten zien? Het kon gebeuren dat Starkey overleed. Voor een kind van veertien moest het afschuwelijk zijn dat te zien, vooral als het het gevolg was van geweld. Maar hij had er recht op afscheid te kunnen nemen, toch?

Net toen ze had besloten hem op de hoogte te stellen, deed een zacht gekraak en een glimp van een donker silhouet in de spiegel haar nekhaar overeind staan.

Toen ze zich omdraaide, begon Rafe te schreeuwen, maar door de blik van afschuw op zijn gezicht wist ze al wat er gaande was. In de deuropening stond Leonard. Blijkbaar had hij in de achtertuin gezeten. Toen hij haar om Rafe hoorde roepen, was hij weer binnen gekomen om de klus af te maken. Misschien was hij zo vastbesloten haar uit de weg te ruimen dat die impuls sterker was dan zijn gevoel voor zelfbehoud.

‘Leonard, luister naar me.’ In de hoop dat ze op een of andere manier haar pistool van het bed af kon pakken, duwde ze Rafe achter zich. ‘Doe geen stomme dingen. Hoor je die sirene niet? Er kan hier elk ogenblik een hulpsheriff binnenkomen. Als je ons vermoordt, krijg je de doodstraf.’

‘Nee, ik krijg je baan. Die had ik een halfjaar geleden al moeten krijgen.’ Hij hief zijn pistool en richtte.

Toen ze de gespannen uitdrukking op zijn gezicht zag, verwachtte ze elk moment door een kogel getroffen te worden. Er klonk echter een ander geluid, dat ergens achter hem vandaan kwam.

Ineenkrimpend draaide Leonard zich met een ruk om, wat haar net genoeg tijd gaf om naar haar pistool te duiken. Toen leek het of alles in slow motion ging. Voor een tweede keer schoot Leonard Starkey neer, die met een laatste krachtsinspanning op hem af was gekomen, grommend als een beer.

Meteen daarna vuurde ze zelf, waarbij ze Leonard een, twee, drie keer raakte.

Die kwam echt niet weer overeind om achter hen aan te gaan, hield ze zichzelf voor.

En dat deed hij ook niet.