Hoofdstuk 5

 

 

 

Het was geen goedkoop systeem. Omdat hij veel geld kwijt was aan alimentatie voor zijn vrouw en kinderen – ze voerden nu gescheiden huishoudens – had Leonard Taylor zijn zitmaaier, al zijn zagen en elektrisch gereedschap moeten verkopen. Dat was de enige manier waarop hij genoeg geld bij elkaar had kunnen krijgen om de afluisterapparatuur te kunnen kopen die hij op internet had gevonden. Al bijna tweeduizend dollar had hij uitgegeven op die spionagesite, maar hij was buitengewoon in zijn sas met de kwaliteit van de spullen die hij ontvangen had. De UHF-zender, die eruitzag als een adapter, leek net echt. Sophia of wie dan ook zou hem nooit van een echte kunnen onderscheiden. En wat nog mooier was, de ontvanger die hij bij de zenders had gekocht, was niet zo groot. Hij kon hem gemakkelijk in zijn zak of in zijn auto meenemen, waar hij hem onder de stoel kon verstoppen als dat nodig was. Zodra hij de zenders had geplaatst, zou hij alles wat Sophia deed of zei kunnen afluisteren zolang hij binnen bereik was, en ze zou nooit iets doorhebben.

Hij had nooit durven dromen dat hij zo’n gouden kans zou krijgen om ze te plaatsen. Rechercheur Lindstrom had hem op weg naar huis gebeld om over Sophia te klagen en hem te vertellen dat ze veel liever met hem had samengewerkt. Terloops had ze gezegd dat Sophia vanavond naar Mexico ging. Zodra ze dat gezegd had, had hij geweten dat het moment daar was.

Onder het mom dat hij even ging buurten bij agent Lawrence, die iets had met een verre nicht van hem, was hij eerst naar het politiebureau gegaan. Hij had een dik uur met Grant over koetjes en kalfjes moeten praten voor die zich eindelijk excuseerde om naar het toilet te gaan. Toen was hij Sophia’s kantoor in gegaan en had hij de pen op een richel onder haar bureau gelegd. Zelfs als ze hem zou vinden, zou het lijken of de pen op een of andere manier uit een la was gevallen.

Het plaatsen van de afluisterapparatuur in haar kantoor had hem hooguit vijf of tien seconden gekost. Voor Grant de wc kon doortrekken, had hij alweer in zijn stoel gezeten. Toen Grant terugkwam, zei Leonard tussen neus en lippen dat hij de volgende ochtend vroeg moest beginnen en maar eens op huis aan moest.

Van daaruit was hij de straat waar Sophia woonde door gereden om zich ervan te vergewissen dat haar buren al in bed lagen. Daarna had hij de auto een stuk verderop geparkeerd en was hij naar haar huis gelopen. Hij was erop voorbereid geweest te moeten inbreken; het gereedschap daarvoor had hij bij zich, maar dat was niet nodig geweest. Onder een aardewerken schildpad in de voortuin had hij de reservesleutel gevonden. Omdat ze een pistool, een wapenstok en een taser had, maakte ze zich misschien niet zo druk om veiligheid als andere vrouwen. Of, wat waarschijnlijker was, ze had die reservesleutel daar neergelegd voor Rafe. Ze was dol op Starkeys zoon. Dat wist hij, omdat ze het altijd veel over hem had gehad toen ze samenwerkten.

Nu moest hij alleen nog bedenken waar hij de nepadapter zou plaatsen. Hij wilde hem op een centrale plek hebben, want dan had hij meer kans om het gros van haar gesprekken op te vangen. Dus hoezeer hij ook in de verleiding stond de adapter in de slaapkamer in te pluggen – gewoon omdat dat een nog grotere inbreuk op haar privacy was, en dat verdiende ze – deed hij dat niet. De zender moest in de woonkamer komen, besloot hij. De woonkamer lag tussen de keuken en de slaapkamer, met daarachter de met horren omgeven veranda. Zo zou hij meer gesprekken af kunnen luisteren dan op welke andere plek in huis dan ook.

Staand op het vloerkleed in de woonkamer draaide hij in een kringetje rond, op zoek naar een geschikt stopcontact. Zijn oog viel op een stopcontact achter een tafel waar alleen maar ingelijste foto’s op stonden. Hij durfde te wedden dat dat stopcontact nooit gebruikt werd. Waarschijnlijk was ze zelfs vergeten dat het er zat.

‘Geweldig,’ mompelde toen hij de zender getest had. ‘Nu de auto nog.’

Met grote passen liep hij naar de keuken. Daar zocht hij uit het rijtje sleutels dat aan haakjes naast de kastjes hing de sleutel van de politieauto die voor de deur stond. Daarna liep hij naar buiten, deed de auto van het slot en legde de pen onder het dashboard. Dit was het moeilijkste gedeelte, want als een van de buren was opgestaan om een glaasje water te drinken, kon die hem zien, dus hij deed het zo snel hij kon. Toen sloot hij alles weer af en liep de straat uit.

Tegen de tijd dat hij bij zijn auto kwam, liep hij te fluiten van plezier. Goed, het had een tijdje geduurd voor hij het geld dat hij nodig had bij elkaar had en zelfs nog langer tot Sophia een avond de stad uit was…

Maar zijn geduld was vorstelijk beloond.

 

Het was al na middernacht, en de man die met haar foto’s van José en zijn vrouw was weggelopen, was nog niet terug. Sophia wist niet hoelang ze nog moest blijven wachten. Had hij het opgegeven en was hij naar huis gegaan? Zat ze hier haar tijd te verdoen? Als hij geen informatie boven tafel had weten te krijgen, was er geen enkele garantie dat hij terug zou komen om dat tegen haar te zeggen.

De cantina begon leeg te lopen, maar de tafel bij de deur was nog steeds bezet. De man die haar puta had genoemd, was haar met een van zijn vrienden achterna gekomen het café in en dicht bij de deur gaan zitten. Daar waren ze de hele tijd gebleven, terwijl ze somber in gedachten bier zaten te drinken, af en toe dreigende blikken op haar werpend. Sophia wist dat ze probeerden haar te intimideren. Wat ze niet wist, was of ze de niet zo subtiele dreiging in hun ogen ook in daden zouden omzetten.

Onwillekeurig voelde ze de Glock tegen haar kuit drukken. Na een blik op haar horloge besloot ze nog een kwartier te wachten. Langer zou te gevaarlijk worden. Ze wilde niet als laatste in het café blijven zitten, want dat zou haar vrienden bij de deur de gelegenheid geven haar alleen te treffen. Door het pistool voelde ze zich redelijk zeker dat ze zichzelf zou kunnen verdedigen als ze werd aangevallen, maar ze wilde niemand neerschieten, zeker niet in Mexico. Je wist maar nooit hoe dat bij de plaatselijke politie of de Mexicaanse regering zou vallen. Misschien zouden ze niet geloven dat ze uit zelfverdediging gehandeld had. Bovendien zou het feit dat ze een wapen het land in had gesmokkeld niet voor haar pleiten.

Nadat ze de serveerster had weggewuifd toen die naar haar tafel kwam om te vragen of ze nog iets wilde drinken, speelde ze in gedachten met de muntjes die voor haar lagen. Waarom had ze Starkey niet meegevraagd? Hij zou het heerlijk gevonden hebben om haar beschermheer te spelen, want hij vond niets fijner dan de stoere bink uit te hangen. Sterker nog, hij wás een stoere bink. Ze wist echter maar al te goed dat ze geen gunsten van hem moest aannemen. Dan zou hij alleen maar weer de hoop gaan koesteren dat ze hem terug nou nemen, en daar had ze op dit moment echt geen behoefte aan, niet na al die jaren dat ze hem aan het verstand had proberen te brengen dat het voorgoed voorbij was tussen hen.

Maar toch, als ze hem belde, zou dat de tijd een beetje doden en haar aandacht afleiden van de twee onverlaten bij de deur, van wie eentje met zoveel woorden gedreigd had haar te verkrachten. En dat ze zo openlijk had gesproken over het geld dat ze bereid was te betalen voor informatie zou hen ook het idee kunnen geven haar te beroven.

Opnieuw keek ze op haar horloge. De grote wijzer stond bijna op vijf voor half één, maar ze hoefde niet bang te zijn dat ze Starkey wakker zou maken. Zo lang ze hem kende, was hij nooit voor twee of drie uur ’s nachts naar bed gegaan. Bijna iedere avond was hij met de andere Angels aan het feesten.

Nadat ze haar mobiel uit haar zak had gehaald, drukte ze op de speeddialtoets met Starkeys nummer. Ze verwachtte de vertrouwde piepjes te horen terwijl het nummer gedraaid werd, maar in plaats daarvan kreeg ze een foutmelding, waarin stond dat ze geen bereik had. Omdat ze zich op nog geen dertig kilometer van de stad waar ze woonde bevond, had ze niet beseft dat haar telefoon het niet zou doen.

‘O, jee,’ mompelde ze, waarna ze haar telefoon weer opborg.

Na tien minuten stond ze op. Eigenlijk had ze besloten nog een kwartier te blijven, maar er waren nog eens vier mensen naar de uitgang gelopen, en ze maakte zich zorgen dat ze al te lang had gewacht om weg te gaan. Zich schrap zettend voor wat er kon gebeuren wanneer ze langs de tafel bij de deur liep, ging ze op weg. Ze had echter nog maar net een stap gezet toen de man op wie ze had zitten wachten het café kwam binnen stormen, twee magere jongens in zijn kielzog. Ze waren minstens twintig jaar jonger dan hun steviger metgezel. Op het eerste gezicht leken ze een eeneiige tweeling. Pas toen ze dichterbij kwamen, zag ze dat het gewoon broers waren.

Señorita, ik heb de informatie waar u om vroeg,’ zei de man die ze had ingehuurd trots.

Dit opende perspectieven… Als het tenminste echt was en niet iets wat hij zelf had bedacht om toch maar betaald te krijgen.

Terwijl ze weer ging zitten, gebaarde ze naar de mannen dat ze aan moesten schuiven.

 

‘Juan kan u helpen.’ Met zijn hoofd knikte de man die haar opdracht had aanvaard, naar de jongen links van hem, onderwijl op de foto’s tikkend. ‘Hij en zijn broer, ze zijn polleros… Eh…’ Er verschenen diepe rimpels op zijn voorhoofd omdat hij worstelde met zijn Engels. ‘…gidsen? , gidsen, voor deze mensen. Ze leiden ze la frontera over.’

‘Zijn ze coyotes?’

‘Nee, ze werken voor een coyote die niet meer de grens over kan.’

‘Waarom niet?’

‘Als hij betrapt wordt door La Migra… de CPB… gaat hij naar de gevangenis. Begrijpt u?’

‘Hij staat op de lijst. Als hij betrapt wordt als hij weer de grens oversteekt, klagen ze hem aan.’

Nadrukkelijk knikte hij. ‘. Dit zijn zijn loopjongens.’

Ze haalde een blocnote en een pen tevoorschijn, die ze in haar achterzak had gestoken. ‘En wie bent u?’

‘Enrique.’

‘Enrique hoe?’

‘Castillo.’

Zorgvuldig schreef ze zijn naam op. ‘En uw vrienden?’

‘Juan en Miguel Martinez.’

Toen ze ook dat had opgeschreven, nam ze Enriques vrienden op. ‘Kunnen jullie me vertellen wie deze mensen zijn?’

Daarop leken ze wat in de war, maar Enrique schoot ze te hulp. ‘Juan y Miguel no hablan inglés, señorita. Ik zal vertalen. Maar eerst praten we over geld. Honderd dollar.’ Terwijl hij dit zei, tikte hij eerst Juan op de schouder, vervolgens Miguel en toen zichzelf op de borst om aan te geven dat ze elk honderd dollar verwachtten.

Ze leunde achterover en sloeg haar armen over elkaar. ‘Dat is meer dan ik u geboden heb.’

Even gingen zijn mondhoeken afkeurend omlaag. ‘We moeten leven, eten. En we moeten de politie betalen, toch?’

Het leek erop of Juan en Miguel begrepen dat Enrique probeerde de prijs op te drijven, want ze mompelden goedkeurend.

Vragend trok ze haar wenkbrauwen op. ‘O, verwacht u dat ik uw steekpenningen betaal?’

‘Die moeten betaald worden, anders werken we niet.’

Sommige coyotes verdienden een paar duizend dollar per week, zelfs na aftrek van de standaard tien procent die ze aan de Mexicaanse militairen en politie moesten betalen. Velen van hen verbleven soms dagenlang langs de grens om de activiteiten van de grenspolitie in de gaten te houden en te kijken waar de zwakke plekken zaten. Het smeergeld zorgde er onder andere voor dat de Mexicaanse politie zich niet bemoeide met hun verkenningstochten. Als Enrique echter al de moeite nam de grenswachten in de gaten te houden, dacht Sophia niet dat hij erg goed in was. ‘Er zijn hier geen verklikkers om onze deal aan iemand over te brieven,’ merkte ze op. ‘Waarom doet u zo hebberig?’

Zijn meelijwekkende uitdrukking maakte plaats voor een ernstige. ‘Die komen er wel achter. Soplónes, verklikkers… Die zijn overal.’

Het was niet de moeite waard te gaan steggelen om nog eens honderd dollar, niet wanneer het al zo laat was. Sophia rekende uit hoeveel geld ze bij zich had. ‘Ik heb tweehonderddrieënvijftig dollar, meer niet. Graag of niet. En ik betaal pas wanneer jullie me gegeven hebben wat ik hebben wilde.’ Als ze dat al konden. Ze maakte zich echt geen illusies; als het kon, zouden deze mannen haar bedonderen waar ze bij stond.

Na een kort overleg gingen ze snel akkoord, zoals ze verwacht had. In Mexico viel over alles te praten. ‘Gracias, señorita.’

‘Goed, wat kunt u me vertellen?’ vroeg ze.

‘Nombres.’ Enrique gaf Juan een por, die naar de twee foto’s wees.

‘José y Benita.’

Meteen begon haar hart sneller te slaan, want ze had niet verteld dat ze de voornaam van de man kende. Enrique probeerde haar niet om de tuin te leiden, hij had inderdaad de mensen gevonden die ze moest spreken.

‘Hebt u ook een achternaam voor me?’

Haar vraag zei Juan niets, maar Enrique legde uit wat ze bedoelde.

‘Sanchez,’ kwam het antwoord.

‘José en Benita Sanchez,’ herhaalde ze. ‘Weet hij dat zeker?’

‘Sí.’ Eensgezind knikten de drie mannen. Ze leken erg tevreden met zichzelf.

‘Weet hij ook nog waar ze vandaan komen?’

Opnieuw richtte Enrique zich eerst tot zijn metgezellen voor hij antwoord gaf. ‘Nayarit.’

Die naam zei haar niets. Ondanks het feit dat ze zo dicht bij de grens was opgegroeid, was ze heel weinig in Mexico geweest. Ook had ze zich nooit in het land verdiept, afgezien van waar het raakte aan de geschiedenis van Amerika. ‘Is dat een stad?’

‘Nee, een deelstaat.’

‘Waar ligt het? Ver hier vandaan?’

‘Sí,’ antwoordde Enrique ernstig. ‘In het zuiden, vlak bij de zee.’

De twee mannen aan het tafeltje voorin zaten met hun hoofden naar elkaar toe gebogen te praten. Eens in de zoveel tijd zwegen ze even en wierpen ze dodelijke blikken naar Sophia. Het was duidelijk dat ze niet blij waren dat ze de hulp had gevonden die ze nodig had, maar ze negeerde hen. Later zou ze wel bedenken wat ze met hen aan moest. ‘Hoe zijn ze van zover hierheen gekomen?’

‘Waarschijnlijk met de bus.’ Even keek hij vragend naar Juan, die instemmend knikte. ‘Bus’ was een woord dat in beide talen gemakkelijk te begrijpen was.

Toen nam Juans broer het woord, en Enrique luisterde naar wat hij te zeggen had. Toen vertaalde hij: ‘Miquel heeft ze opgevangen toen ze aankwamen.’

‘Wanneer was dat? Hoelang is dat geleden?’

Opnieuw werd er informatie uitgewisseld. Ze ving het woord cuatro op, dat op zijn plaats viel toen Enrique zei: ‘Vier dagen. Op donderdag hadden ze een rustdag in het hotel. Vrijdag hebben ze gewacht tot het avond werd, en toen –’

‘Welk hotel?’ onderbrak ze hem.

‘Hotel California. Die kant op,’ zei hij, naar het zuiden gebarend.

‘En toen?’ vroeg ze.

‘Toen hebben Juan en Miguel ze opgehaald om…’ Er volgde een gesprek in rad Spaans, waarna hij besloot: ‘…halfacht.’

‘Alleen hen? Of waren er nog meer mensen?’

Ook deze vraag werd eerst doorgespeeld. ‘Nog veel meer. Een…’ Handenwrijvend zocht Enrique naar het juiste Engelse woord. ‘Een… groep. Ongeveer dertig mensen.’

‘Zoveel?’ vroeg ze verbaasd.

Sí. Mucho. Dat is beter.’

Ze snapte wel dat het iets veiliger kon zijn om in een groep te reizen. Ook wist ze dat coyotes soms kleinere groepen vooruit stuurden om als afleiding te dienen voor de grenswachten, maar als de CBP niet kon voorkomen dat mensen in groepen van dértig de grens over gingen, was er weinig hoop voor Amerika om een eind te maken aan illegale immigratie. ‘Wie zaten er nog meer in die groep? Kan hij me een lijst met namen geven?’

De mannen bespraken dit onderling, maar uiteindelijk schudde Enrique zijn hoofd. ‘Nee, señorita. Een paar, misschien, maar hij brengt twee, drie keer per week een groep over de grens. Hij kan niet iedereen onthouden.’

‘Hij wist nog wel wie Benita en José waren.’

‘Omdat zij muy bonita was… mooi, weet u wel? En bang. Hij heeft geprobeerd met haar te praten, om haar gerust te stellen. Haar esposo, haar man, vond dat niet leuk.’

Oké, dus dankzij hun jeugdige leeftijd, hun uiterlijk en hun relatie was het echtpaar Sanchez opgevallen, gedenkwaardig geweest. Dat was bemoedigend. Wat kon ze nog meer van deze mannen te weten komen nu ze de kans had? Vanwege de taalbarrière zouden ze niet uit zichzelf met informatie komen, ze moest ernaar vragen. ‘Waar brachten Juan en Miguel de groep naartoe? Waar gingen ze de grens over?’

‘Er is een verlaten vee rancho. Ongeveer cinco kilometer hier vandaan. Daar maken ze de oversteek, waar het hek overgaat in prikkeldraad.’ Om haar duidelijk te maken dat ze te voet gingen, liet hij zijn vingers over de tafel lopen.

Ze probeerde zich voor te stellen hoe die dag er voor José en zijn vrouw moest hebben uitgezien. Hoe ze hun familie, hun thuis hadden achtergelaten. Hoe ze vanuit de binnenlanden van Mexico in dit smerige dorpje waren aangekomen, een dorpje dat schoner moest zijn dan dat van henzelf, al was het niet veel welvarender. Hoe ze door Miguel waren opgevangen en naar een hotel waren gebracht om te wachten tot het avond was. Hoe ze naar een ranch waren gebracht en als schapen over de grens waren geleid. Hoe ze achtervolgd waren door de CBP.

‘Als José en Benita met dertig anderen vertrokken zijn, hoe komt het dan dat ze alleen waren?’ vroeg ze. ‘Hoe komt het dat Juan en Miguel hier gezond en wel zitten en dit stel dood is?’

‘La Migra,’ zei hij slechts.

‘Dus u zegt dat de CBP ze vermoord heeft.’

‘Nee, de… De sensoren hebben hen verraden.’

Hij had het over het Virtual Presence and Extended Defense System, een technisch snufje dat voetgangers en voertuigen kon waarnemen, zelfs een onderscheid kon maken tussen die twee.

‘De sensoren gaan af, maar niemand merkt dat, toch? Alleen de agenten in de meldkamer. En die bellen weer andere agenten.’ Hij deed net of hij achter het stuur van een auto zat en iemand achtervolgde. ‘De Mexicanen slaan op de vlucht.’ Door met zijn handen een gebaar van een explosie te maken, probeerde hij het haar duidelijk te maken, en ze wist precies wat hij bedoelde. Ze had de grenspolitie zo’n situatie horen beschrijven als een vlucht uiteen stuivende kwartels. De CBP was gekomen, en iedereen was alle kanten op gerend.

Soms zetten illegalen het echter niet op een lopen. Soms waren ze te uitgeput. Blijkbaar was deze groep vroeg genoeg ontdekt, zodat ze nog voldoende energie hadden gehad om een vluchtpoging te wagen.

‘En dit stel?’ vroeg ze. ‘Gingen ze weer terug naar Mexico?’

‘Nee.’

‘Heeft Juan of Miguel ze met iemand mee zien gaan?’

Enrique schudde zijn hoofd, maar om het zeker te weten vroeg hij het na bij zijn metgezellen. ‘Die waren zelf op de vlucht.’

‘Hoe zit het met de anderen? Wat is er met hen gebeurd?’

Hij vertelde haar dat sommige van de mensen die door het nieuwe beveiligingssysteem waren betrapt en teruggestuurd waren naar Mexico de volgende avond zonder problemen de grens over gegaan waren, maar hij had geen idee wat er met de anderen gebeurd was.

‘Gaan er geruchten over rond? Over een bepaalde grenswacht, bijvoorbeeld?’

‘Niet over een bepáálde grenswacht. Ze willen ons allemaal graag neerschieten.’

‘Dat is niet waar.’

‘U weet niet wat hier allemaal speelt,’ zei hij grimmig.

Daar begon ze nu iets van mee te krijgen, en wat ze te weten kwam, stond haar niet aan. Het horen van de naakte waarheid gaf haar een ongemakkelijk gevoel, want er leek geen enkele oplossing voor het probleem die tegemoetkwam aan de behoeften van zowel de Amerikanen als de Mexicanen. ‘Dus niemand heeft enig idee wie dit doet.’

‘Nee, maar zo te horen hebt u dat wel. Zo te horen denkt u dat het de CBP is.’

‘Nee, dat denk ik niet. Ik ben alleen maar voorzichtig genoeg om het probleem van alle kanten te bekijken. Als het iemand van de FBI is, gaat het om een enkele agent die doorgedraaid is, iets wat in elke organisatie kan gebeuren.’ Het was beslist niet haar bedoeling de hele FBI als een stel schurken af te schilderen. Ze kende te veel agenten, zag hoe hard ze probeerden hun menselijkheid te bewaren terwijl ze toch hun werk probeerden te doen.

‘Als u het mij vraagt, deugen ze geen van allen,’ zei hij. ‘Minstens de helft zijn kinderen van Mexicanen die een generatie geleden de grens overgestoken zijn. Waarom zouden ze daarom beter zijn dan wij?’

‘Dus u vindt ze verraders.’

‘Sí.’

‘Hoe zit het met úw rol in dit alles?’ vroeg ze.

Er verscheen een verwarde blik op zijn gezicht. ‘Señorita?’

‘Voelt u zich niet schuldig… Zit u er niet mee dat mensen omkomen vanwege uw werk?’

‘Ik schiet niemand dood,’ zei hij, zijn hand op zijn borst drukkend.

‘U moedigt anderen aan de wet te overtreden, wat hen in een heel gevaarlijke situatie brengt. Zonder Juan en Miguel waren José en Benita misschien niet vermoord.’

‘Misschien. Of misschien had iemand anders ze dan de grens over gebracht,’ zei hij onverschillig. ‘Misschien ik wel. Es sólo un trabajo.’

Als ze hem goed begreep, had hij gezegd dat het maar werk was. ‘Misschien denken die Mexicaans-Amerikaanse grenswachten er ook zo over.’

Niet in het minst overtuigd sloeg hij op tafel. ‘Hoor eens, ze kunnen het ons niet kwalijk nemen dat wij mensen helpen hetzelfde te doen wat hun ouders twintig, dertig jaar geleden ook hebben gedaan.’

Afgezien van het feit dat er in de afgelopen zes weken twaalf mensen waren vermoord en dat deze mannen illegale immigratie nog steeds aanmoedigden, maar het had geen zin daar tegen in te gaan. Ze zou hem nooit van gedachten doen veranderen, dus ze haalde het geld uit haar zak en gaf dat aan hem. ‘Dan zullen we maar zeggen dat we het hier niet over eens zijn.’

‘Gracias.’ Gretig nam Enrique de beduimelde biljetten van haar aan, en de drie mannen haastten zich naar buiten.

Sophia was net haar notitieblokje en pen aan het opbergen en de sleutel van haar motor tevoorschijn aan het halen toen ze besefte dat de eigenaar van het café probeerde haar aandacht te trekken. Terwijl hij dingen in het Spaans zei, maakte hij wegwuivende bewegingen naar de saloondeur. Hij wilde gaan sluiten.

Haar ogen vlogen naar het tafeltje voorin. Er zat niemand meer. De man die haar eerder die avond puta had genoemd en zijn vriend was al verzocht weg te gaan.

Maar ze waren niet weg. Ze zag hen buiten op haar staan wachten.