Hoofdstuk 7

 

 

 

‘Rod? Ben je er?’

Het was zijn vader. Nu al. Jorge had het zeker verteld. Of Starkey. Of iemand anders die hem bij Bailey had zien ontbijten.

Eigenlijk wilde hij niet gestoord worden, maar toch tilde hij zijn hoofd van het kussen. ‘Ik slaap nog!’

‘Ik heb wat voor je meegebracht,’ kwam het antwoord.

‘Wat het ook is, ik hoef het niet.’

‘O, ik denk van wel. Doe open.’

Rod vloekte binnensmonds. Dit was zijn eigen schuld. Dan had hij vanochtend maar niet naar de ranch moeten gaan. Nou ja, het deed er niet meer toe. Vroeg of laat zou zijn vader er toch wel achter gekomen zijn dat hij hier was. Bordertown was nou eenmaal te klein, daar kon niemand lang anoniem blijven. ‘Als ik dat doe, ga je dan weg?’

Even bleef het stil. ‘Als dat is wat je wilt.’

Daarop trapte Rod het laken van zich af, rolde zijn bed uit en schoot in een korte broek. ‘Goed, wat nu?’ wilde hij weten toen hij wild de deur opentrok.

Bruce overhandigde hem een stapel kranten. ‘Hier staan artikelen in over de moorden. Ik dacht dat je die wel zou willen lezen, dan krijg je een idee wat er gebeurd is en wat er tot nog toe ondernomen is.’

Dit was het enige wat Bruce hem had kunnen brengen waar Rod niet boos om zou worden. ‘Mooi. Geweldig. Bedankt.’

‘En ik wilde tegen je zeggen dat het niet nodig is dat je je geld weggooit aan een hotel. Als je wilt, kun je op de ranch logeren.’

Stomverbaasd leunde Rod tegen de deurpost. ‘Wat zei je daar?’

‘Ik zei dat je welkom bent op de ranch.’

‘Hoezo… Staat er een hutje leeg?’

Het bloed steeg zijn vader naar de wangen. ‘Nee, er is ruimte zat in huis.’

Zíjn huis? Dat grote gebouw van twee verdiepingen in pueblostijl met het rode dak en de fontein voor de deur? Als kind had Rod er een lief ding voor gegeven dat alleen maar eens van binnen te zíén. ‘Dat meen je niet, toch?’

‘Jazeker. Het is een groot huis, en nu de jongens het huis uit zijn, staat het voor het grootste gedeelte leeg.’

Hé, Jorge had toch gezegd dat Patrick en Stuart nog steeds op de ranch woonden? ‘Waar wonen “de jongens” nu dan?’

‘Patrick is getrouwd en woont in zijn eigen huis aan de andere kant van het terrein. En Stuart heeft ook zijn eigen onderkomen, naast zijn broer.’

‘Is Stuart niet getrouwd?’

‘Nee, maar ik hoop dat hij daar snel aan toe is. Ooit wil ik graag kleinkinderen, maar de vrouw van Patrick lijkt geen haast te hebben. Ze is de eigenares van de nagelstudio in de stad en zegt dat ze het te druk heeft.’

Rod had de zaak gezien. ‘Dus hij is met een zakenvrouw getrouwd.’

Hoewel Bruce zich helemaal niet voor haar leek te schamen, betwijfelde Rod of Edna blij zou zijn met een schoondochter die maar schoonheidsspecialiste was, ook al werkte ze hard. ‘Min of meer, ja. Afijn, zoals ik al zei, het huis staat tot je beschikking, en het is er comfortabel en ruim.’

Bruce deed te hard zijn best, wat de situatie nog ongemakkelijker maakte dan hij al was.

Vastbesloten zich niet mee te laten slepen door zijn verbittering hield Rod de bitse reactie die hem op de lippen lag binnen. ‘Nee, bedankt, ik zit hier best.’

De botte toon waarop hij het zei en wat het inhield, leek Bruce niet op te merken, want hij bleef opgewekt. ‘Het aanbod ligt er. Als deze toestand nog lang duurt, krijg je misschien genoeg van logeren in een motel. En we zouden je graag bij ons hebben.’

Opnieuw stond Rod in de verleiding hem te vragen of hij het verleden misschien vergeten was, toen Bruce niet ver genoeg uit de buurt van hem en zijn moeder kon blijven. Als hij echter zou laten merken dat hij boos was, zou hij de indruk kunnen wekken dat het hem iets deed. Waarom zou hij Bruce, Edna en hun zoons het genoegen gunnen hen te laten weten dat ze er dubbel en dwars in geslaagd waren hem een minderwaardigheidscomplex en het gevoel dat hij niet gewenst was te bezorgen?

Nogmaals slaagde hij erin een sneer voor zich te houden, maar dat lukte alleen maar door zijn vaders vorige opmerking te negeren. ‘Bedankt voor de kranten.’

Zichzelf inwendig op de borst kloppend voor de beleefde indruk die hij wist te wekken, maakte hij aanstalten de deur dicht te doen. Toen trok hij hem met een ruk weer open. ‘O, trouwens…’

Duidelijk erop gebrand het gesprek verder voort te zetten, wendde zijn vader zich weer om. ‘Ja?’

‘Is het waar dat Sophia St. Claire hier commissaris is?’

‘Ja, hoezo? Ken je haar?’

En of hij haar kende. Toen ze nog op de middelbare school zaten, was hij tot over zijn oren verliefd op haar geweest. Uiteindelijk had hij in de vierde klas al zijn moed bij elkaar weten te rapen om haar voor het schoolbal te vragen. Dolgelukkig was hij geweest toen ze ja had gezegd. Even had hij zelfs gedacht dat hij zijn mening over Bordertown moest herzien. Dat hij misschien toch kon slagen in dit stadje. Het was natuurlijk maar een schoolfeest, maar het leek een belofte voor de toekomst. Nog nooit was hij zo enthousiast geweest over het leven, over verandering. Hij had al zijn geld uitgegeven aan een pak en bloemen, en gretig had hij de dagen afgeteld tot het bal.

Toen hij erachter kwam dat ze hem een blauwtje had laten lopen en met een jongen was gegaan die veel populairder was dan hij, had hij het gevoel gehad alsof ze zijn overtuiging dat hij meer kon bereiken belachelijk had gemaakt. Het voelde als een heel persoonlijke afwijzing. Op een of andere manier had dat hem dieper geraakt dan bijna alle andere dingen die hij had meegemaakt, waarschijnlijk omdat hij toen nog zo jong en kwetsbaar was geweest. Zo kwetsbaar was hij daarna nooit meer geweest. Daar had hij wel voor gezorgd. ‘O, we hebben bij elkaar in de klas gezeten. Wanneer ik op school verscheen, uiteraard.’

Omdat hij blijkbaar niet over de negatieve dingen uit het verleden wilde spreken, of, zo leek het, daar zelfs niet aan wilde denken, praatte Bruce over Rods opmerking over zijn spijbelen heen. ‘Het is een schoonheid.’ Ter illustratie floot hij zachtjes. ‘Stuart heeft het altijd over haar.’

‘Vindt zijn vrouw dat niet vervelend?’

‘Patrick is degene die getrouwd is, niet Stuart. Commissaris St. Claire is ook vrijgezel. Op het moment, althans, want er zijn wel tien mannen die daar verandering in willen brengen.’

Onder wie Stuart, kennelijk. ‘Met wie gaat ze nu om?’

‘Af en toe gaat ze met Stuart uit, maar ik krijg niet de indruk dat ze serieus iets met hem wil. Vroeger ging ze met Dick Callahan, de dominee van de First Calvary Church, maar dat liep ook op niks uit.’

Wat, had hij geconstateerd dat het het niet waard was om haar ziel te redden? ‘Waarom niet?’

‘Hij heeft een jong meisje zwanger gemaakt. Toentertijd was het een enorm schandaal, dat kun je je voorstellen. Een geestelijke die naar bed gaat met een minderjarig lid van zijn gemeente. Om zijn gezicht te redden, en zijn baan, beweerde hij dat hij van haar hield. Och, misschien is dat ook wel zo, wie zal het zeggen? Afijn, hij is met haar getrouwd, en de baby kan elk moment geboren worden.’

‘Arme Sophia.’ Rod kon niemand bedenken die het meer verdiende om de bons te krijgen, maar hij probeerde het sarcasme dat in die twee woorden lag, te verbergen. Niet omdat het hem kon schelen of iemand te weten zou komen dat hij een niet al te hoge pet van Sophia St. Claire op had. Nee, hij wilde zijn vader geen excuus geven om nog langer te blijven door nog meer vragen te stellen. ‘Is ze goed in haar werk?’ Hij wilde weten met wat voor iemand hij moest samenwerken, of ze al of niet een competente en bereidwillige partner in het onderzoek zou zijn.

‘Zo te horen wel,’ antwoordde Bruce, ‘maar de afgelopen maanden heeft ze het zwaar gehad. Eerst moest ze de strijd aan met alle mensen hier in de stad die er iets op tegen hadden dat een vrouw de leiding had, een jonge vrouw nog wel. Als Paul Fedorko en een paar andere leden van de gemeenteraad niet mordicus tegen haar concurrent waren geweest, had ze de kans niet gekregen. Die kreeg ze dus wel, en ondanks alle tegenstand hield ze zich kranig. Toen begonnen die moorden. Als ze die niet binnen een relatief korte tijd kan oplossen, geeft dat haar tegenstanders de aanleiding die ze nodig hebben om haar te laten ontslaan.’

Toen hij dat hoorde, kreeg Rod de neiging om achterover te gaan leunen en verder niets te doen, om rustig af te wachten om te zien of ze zichzelf kon redden. Hij was echt niet van plan om wat voor kastanjes dan ook voor haar uit het vuur te halen, maar hij kon het leven van onschuldige mensen niet op het spel zetten alleen maar om iemand terug te pakken voor iets wat lang geleden gebeurd was. Ze deed er niet toe. Misschien dat hij ooit iets voor haar gevoeld had, maar hij had in geen jaren aan haar gedacht.

Nou ja, niet in de afgelopen maanden, in elk geval. Om een of andere reden had geen enkele andere vrouw hem ooit zo geraakt.

‘Denk je dat ze bereid is met mij samen te werken aan deze zaak?’

‘Ik zou niet weten waarom niet. Iemand met jouw reputatie. Ik weet zeker dat ze alle hulp kan gebruiken. Het laatste wat ik gehoord heb, is dat de sheriff een rechercheur op de zaak heeft gezet, maar dat hadden er minstens twee of drie moeten zijn.’

‘Het zit haar niet mee.’

‘Zeg dat wel.’

Nu stond wat ze hem had aangedaan Rod nog helder genoeg voor de geest om daar niet al te rouwig om te zijn. ‘Goed, ik ga wel even bij haar langs.’

‘Het zal een grote opluchting voor de gemeenteraad zijn dat jij nu bij het onderzoek betrokken bent.’

Tjonge, dat was iets wat Rod graag wilde, de jongens van de gemeenteraad plezieren. Met moeite slikte hij een getergde zucht in. Hij had de pest aan dorpspolitiek, maar in dit geval werkte de situatie in zijn voordeel, dus hem hoorde je niet klagen. Omdat ze bang was haar baan te verliezen en hulp nodig had, was de kans dat Sophia met hem zou willen samenwerken een stuk groter. Uit ervaring wist hij dat wanneer de plaatselijke politie geen wortel voor de neus werd gehouden, ze weinig scheutig met informatie waren. ‘Fijn om te horen.’

Zijn gebrek aan enthousiasme leek aan zijn vader voorbij te gaan. ‘Als ik je aan iemand moet voorstellen of zoiets, dan bel je maar.’

‘Ja, dat is goed.’

Opnieuw leek Bruce de vlakke ondertoon in zijn stem te missen die hem had moeten waarschuwen dat Rod absoluut niet van plan was hem voor ook maar iets te bellen.

‘Trouwens, ik heb nog iets anders voor je meegenomen.’

Wat nou weer? Rod rekte zich uit en greep met zijn vingertoppen de bovenkant van de deurpost beet. ‘Ga je me nog vertellen wat?’

‘Wacht maar, dan haal ik het even.’ Daarop liep Bruce naar de passagierskant van zijn grote grijze pick-up en haalde er een bruine envelop uit.

Rod liet zijn armen zakken, maar zei niets toen hij de envelop aanpakte. Toen hij de flap, die niet was dichtgeplakt, had opengevouwen, haalde hij er een stapel postwissels uit. Dezelfde die hij zijn vader had gestuurd op zijn zestiende en zeventiende, toen hij had geprobeerd hem terug te betalen voor de begrafenis van zijn moeder. Hij wilde ze niet hebben, maar hij zou er ook niet over in discussie gaan. Toentertijd had hij voor zijn moeder gedaan wat hij kon. Hij had de schuld afbetaald, of Bruce dat nu accepteerde of niet.

‘Ik wil ze niet hebben, dat weet je best.’

‘Toch zou ik het op prijs stellen als je ze aannam. Ik kan niet uitleggen waarom, maar… het is belangrijk voor me.’

‘Oké, best.’ Net toen hij de flap weer dicht wilde vouwen en de envelop op het tafeltje bij de deur wilde gooien, stuitten zijn vingers op iets met een heel andere structuur. Wat was dit nu weer?

Toen hij het uit de envelop trok, zag hij een foto van hem en zijn moeder voor hun hutje op de ranch. Carolina, jong, mooi en nog gezond, droeg een van haar goedkope katoenen shirts, een breedgerande hoed om haar tegen de zon te beschermen en een spijkerbroek die net boven de knie was afgeknipt en een paar keer was omgeslagen. Met een brede glimlach op haar gezicht hield ze hem dicht tegen zich aan.

Op de foto was Rod een jaar of drie, vier, te jong om zich te herinneren wanneer de foto genomen was. ‘Hoe kom je hieraan?’

Het was nu een stuk moeilijker om zijn woede onder controle te houden. Nu hij Carolina zo zag, snapte hij waarom Bruce op haar gevallen was. Ze was mooi, maar dat wilde nog niet zeggen dat Rod hem zou vergeven voor het feit dat hij misbruik van haar gemaakt had, niet wanneer Bruce toch al alles had wat zijn hartje begeerde.

‘Die foto heb ik zelf genomen.’ Kennelijk zag Bruce aan de uitdrukking op Rods gezicht of zijn gespannen houding dat het tijd was om te gaan, want met een haastig gemompelde groet liep hij weg.

Rod gaf geen antwoord, want hij was niet in staat iets te zeggen of zich zelfs maar te verroeren. Het enige wat hij nog kon, was naar die foto staren, terwijl er een stortvloed van herinneringen aan zijn moeder naar boven kwam.

 

Het zweet liep Sophia over de rug, waardoor ze zich plakkerig en ongemakkelijk voelde in haar uniform. Op dit moment ging ze de stacaravans langs om verklaringen op te nemen van iedereen die de schoten kon hebben gehoord die José en Benita Sanchez van het leven hadden beroofd.

Er waren drie schoten gelost, dat wist ze aan de hand van de lege hulzen die ze had gevonden. Er was echter maar een iemand, Debbie Berke, die genoeg gehoord had om haar bed uit te gaan. Mac White, die naast Earl en Marlene woonde, zei dat hij ‘misschien’ iets gehoord had. Hij vertelde haar dat hij wakker was geworden, maar vervolgens zijn schouders had opgehaald en zich had omgedraaid. Zo langzamerhand was hij zo gewend aan de ruzies tussen Earl en Marlene dat hij zich niet meer druk maakte om wat geschreeuw. Randy Pinegar zei dat hij slaapproblemen had en daarom slaappillen slikte, maar iedereen wist dat hij aan de drank was. Sophia vermoedde dat hij in coma had gelegen. En Ralph Newlin had in Phoenix gezeten om zijn dochter op te halen bij zijn ex-vrouw. Van daar zou hij doorrijden naar Disneyland.

Net toen Sophia de veranda van Debbies woonwagen op gestapt was omdat ze haar nog wat vragen wilde stellen over de ‘ploffen’ die ze had gehoord, ging haar mobiel. Volgens de nummermelder was het rechercheur Lindstrom.

Bijna negeerde ze het telefoontje, maar raadslid Fedorko had vanochtend ook gebeld en de druk waaronder ze werkte nog iets verder opgevoerd. Hij had haar verteld dat de andere raadsleden nerveus werden, dat ze zich afvroegen of ze wel ervaring genoeg had om de klus te klaren. Tussen de regels had hij gezegd dat er twee raadsleden waren die haar wilden laten vervangen. Hij beweerde dat burgemeester Schilling zelfs spijt had van het feit dat ze Leonard niet gepromoveerd hadden. Het leek of Paul geloofde dat Leonard, ondanks het feit dat hij van twijfelachtig allooi was, meer kans maakte om de zaak op te lossen. Hoewel Sophia wist dat de leden van de gemeenteraad hun beslissing in twijfel trokken omdat ze waren bang dat er iemand die geen illegaal was doodgeschoten zou worden, en er een veldslag zou ontstaan tussen de twee partijen, was ze niet blij met de motie van wantrouwen.

Waar het op neerkwam, was dat ze moest samenwerken met Lindstrom, dat ze haar moest vertrouwen ondanks de alarmbellen die in haar hoofd afgingen en de pijn in haar buik die ze van haar kreeg. Ze kon dit niet alleen. Het was te veel werk.

Dus drukte ze de toets met het groene hoorntje in. ‘Commissaris St. Claire.’

‘Hebt u de slachtoffers kunnen identificeren?’

Na haar gesprek met Fedorko had ze een boodschap van die strekking voor Lindstrom achtergelaten. ‘Ja.’

‘Hoe dan?’

‘Het was de moeite waard om naar Naco te gaan.’

‘Ik heb het Mexicaanse consulaat ingelicht over de moorden. Misschien is het verstandig als u ze even op de hoogte stelt van deze nieuwe ontwikkeling.’

‘Dat heb ik al gedaan.’

‘Met wie hebt u gesproken?’

‘Met dezelfde man als u. Viceconsul Rudy Ruybal.’ Die was vanaf het begin hun contactpersoon geweest.

‘Ik heb er bij hem op aangedrongen dat hij de DNA-tests voor Philip Moreno zou doen. Heeft hij daar nog iets over gezegd?’

Philip Moreno was een van de slachtoffers van de tweede moordaanslag. Ze hadden hem weten te identificeren via SIRLI, door een foto te verspreiden van de bijzondere brillenkoker die ze bij zijn lijk hadden gevonden en van het logo op zijn T-shirt. ‘Nee, hij heeft het er niet over gehad.’

‘Het is toch niet te geloven dat ze zo traag zijn.’

‘Het is duur, Rudy moet er toestemming voor vragen.’ Wanneer er geen enkele andere manier was om de identiteit van een overleden illegaal vast te stellen, liet het consulaat een DNA-test doen door de Baylor Universiteit in de hoop dat ze het lijk zo konden matchen met familieleden in Mexico. Dit was echter een tijdrovend en duur proces dat goedgekeurd moest worden op het hoofdkantoor van Buitenlandse Zaken in Mexico Stad, en de regering stond niet te springen zoiets te doen, tenzij ze er redelijk zeker van waren dat het iets zou opleveren. Alleen in de afgelopen tien jaar al waren er duizenden illegale immigranten, van wie velen niet geïdentificeerd waren, omgekomen in het Zuidwesten. Het logo op het T-shirt van Moreno was de enige aanwijzing die ze hadden dat hij uit Durango kwam. Als ze zijn identiteit konden vaststellen, zouden ze daarna misschien ook de vrouw met wie hij samen reisde kunnen identificeren. Sophia vermoedde dat ze de broer en zus waren die de familie Moreno in Durango als vermist had opgegeven.

‘Was hij van slag?’ vroeg Lindstrom.

‘Ja, beslist. Hij wilde graag een afspraak met me maken.’

‘U denkt toch niet dat hij zal proberen ons in ons hemd te zetten door naar de pers te stappen?’

Daar was Fedorko ook al bang voor geweest. Hij zei dat negatieve publiciteit in haar nadeel zou werken, want dat zou de burgemeester nu net het doorslaggevende argument geven om de gemeenteraad over de streep te trekken. ‘Als hij denkt dat het in het belang van zijn land is wel, maar ik geloof dat hij net zo min als wij wil dat dit in een oorlog ontaardt.’

‘Ik wil bij die afspraak zijn.’ Het klonk of Lindstrom zich schrap zette voor tegenspraak, maar Sophia vond het prima om viceconsul Ruybal aan haar over te laten.

‘Geen probleem, het is om twee uur. Zeg alsjeblieft tegen Rudy dat ik het te druk heb met het onderzoek en niet weg kon.’

Een tijd lang bleef het stil. ‘U hebt me erin geluisd.’

‘Nee, u hebt uzelf erin geluisd,’ zei Sophia. ‘Het is niet nodig dat we daar allebei heen gaan.’

‘Best, het zal wel. Nou, vertel me wat er in Naco gebeurd is. En tot in de kleinste details, zodat ik hem kan laten zien dat we er alles aan doen en dat we vooruitgang boeken.’

‘De Sanchez’ zijn per bus van Nayarit naar Naco gekomen. Vandaar zijn ze vrijdagnacht met dertig anderen de grens overgegaan, onder leiding van twee gidsen, Miguel en Juan Martinez. Volgens Juan waren ze een uur of zo aan het lopen toen ze ontdekt werden door de grenswachten en iedereen alle kanten op vluchtte. José en Benita gingen samen verder.’

‘Dan kunnen we er met geen mogelijkheid meer achter komen wie ze voor het laatst gezien heeft,’ klaagde Lindstrom. ‘Iedereen die ze tegengekomen zijn, kan de moordenaar zijn.’

‘Als hij een geluiddemper heeft,’ zei Sophia.

‘Denk je dat de dader een geluiddemper heeft gebruikt?’

‘Het drong niet meteen tot me door, maar later bedacht ik dat meer mensen die schoten moesten hebben gehoord als ze als gewoon geweervuur hadden geklonken.’

‘Aan een geluiddemper is niet zo gemakkelijk te komen.’

‘Dat is hier gemakkelijker dan in sommige andere staten.’

‘Ik doe wel even navraag bij het Bureau of Alcohol, Tobacco, Firearms and Explosives of iemand hier uit de buurt er in het afgelopen jaar eentje legaal heeft aangeschaft.’

Sophia betwijfelde of het zo simpel zo zijn. Deze man was daar te slim voor, maar ze moesten nu eenmaal alles uitsluiten. Er waren minder geluiddempers op de markt dan pistolen. ‘Ik ken wel iemand die inzicht heeft in de zwarte markt. Ik zal hem vragen eens rond te kijken om te zien wat hij boven tafel kan halen.’ Dat haar contactpersoon een ex-vriend was die die wereld van binnenuit kende, liet ze maar onvermeld.

Hoewel Sophia nog niet had aangeklopt, kwam Debbie Berke al naar de deur. ‘Ik dacht al dat ik je stem hoorde.’

Sophia stak haar vinger op om aan te geven dat ze zo bij haar kwam. ‘Als u toch met ATF spreekt, vraag ze dan ook even of ze op het moment undercoveragenten in de regio aan het werk hebben met wie we zouden kunnen spreken. Misschien hebben zij iets gehoord over de verkoop of ruil van een geluiddemper.’

‘Dat is nog niet zo’n gek idee. Wanneer is de lijkschouwing?’

‘Die is nog niet ingepland, maar zodra ik iets hoor, bel ik u.’

‘Ja, dat zal wel,’ zei Lindstrom, waarna ze ophing.

Net toen Sophia zich tot Debbie wilde wenden om haar te vragen of het schot dat ze had gehoord met een geluiddemper gelost was, kwam er een Hummer aanrijden, waar vervolgens een man uitstapte. Door het felle zonlicht kon ze hem niet goed zien, maar toen ze haar hand boven haar ogen hield, besefte ze dat het Roderick Guerrero was.

 

Roderick had niet verwacht Sophia hier aan te treffen. Hij was hier alleen maar naartoe gekomen om de plaats delict te bekijken. Aangezien de hele stad de mond vol had over de moorden, was het niet moeilijk geweest erachter te komen waar ze gepleegd waren. Maar daar stond ze, voor een gezette vrouw van wie hij zeker wist dat hij haar nooit eerder gezien had. Dit kamp was er al geweest toen hij nog in Bordertown woonde, maar hij was nooit met de bewoners omgegaan.

Nieuwsgierig keek de vrouw van middelbare leeftijd hem aan. Natuurlijk had hij haar kunnen negeren en gewoon verder kunnen gaan met waar hij mee bezig was, maar nu Sophia hem gezien had, zat er niets anders op dan haar aan te spreken en zijn aanwezigheid te verklaren.

Toen hij op haar af liep, verstijfde ze. Had ze hem herkend? Hij zag niet in waarom dat zo zou zijn. Vroeger had ze hem ook geen blik waardig gekeurd. Ze was iemand die omging met rijke zoons van ranchers, niet met onwettige halfbloedjes die in een hutje met een lemen vloer woonden.

‘Commissaris St. Claire?’ vroeg hij.

‘Ja?’ In de ogen die hij zich nog zo goed kon herinneren, laaide achterdocht op. Ze waren omlijst door dikke zwarte wimpers, maar lichtgroen van kleur. Als jongen had hij ze de mooiste ogen gevonden die hij ooit had gezien, en hij moest toegeven dat er in de afgelopen veertien jaar niets was gebeurd wat hem van gedachten had doen veranderen.

‘Ik ben Roderick Guerrero.’ Hij was niet van plan te zeggen dat ze elkaar ooit gekend hadden. Dat was irrelevant. ‘Ik werk voor het bedrijf Department 6.’

‘Is dat niet die club die vorige zomer een paar agenten naar Paradise heeft gestuurd om onderzoek te doen naar die religieuze groepering, de Covenanters?’ mengde de vrouw naast Sophia zich in het gesprek.

‘Dat klopt,’ antwoordde hij, haar beleefd toelachend. ‘We doen veel undercoverwerk, vooral voor de DEA, maar ik heb veel ervaring met politieonderzoeken.’

Hierop eiste Sophia zijn aandacht weer op. ‘En je bent hier omdat…’

‘Bruce Dunlap heeft me gebeld over de schietpartijen die hier zijn voorgevallen. Hij zei dat je niet veel ervaring hebt met dit soort dingen en heeft me gevraagd hierheen te komen.’

‘Betaalt hij je daarvoor?’

‘Nee, ik heb er zelf belang bij dat dit wordt opgelost.’

‘En je denkt dat dat niet gebeurt zonder jouw hulp.’

Hij kon het niet laten te reageren op de scherpe toon waarop ze dat zei. ‘Dat zijn jouw woorden, niet de mijne.’

Daarop perste ze haar lippen zo stijf op elkaar dat alle kleur eruit wegtrok. ‘Dus we gaan net doen of we elkaar niet kennen?’

‘Het was heel lang geleden,’ zei hij kalm. ‘En het was maar zo kortstondig dat ik niet dacht dat je het je nog zou herinneren.’

‘Kortstondig. Juist.’

De andere vrouw stond met zulke gespitste oren mee te luisteren dat haar mond ervan openhing, maar hij weigerde aandacht aan haar te besteden. Terwijl hij zijn zonnebril iets omhoogduwde, gebaarde hij naar de markeerpaaltjes die op de plaats delict geplaatst waren. ‘Wat heb je daar gevonden?’

Sophia sloeg haar armen over elkaar. ‘En nu ga je ervan uit dat mijn antwoord ja is.’

‘Ik ga ervan uit dat je slim genoeg bent om te beseffen dat je –’

‘Oog in oog staat met het antwoord op al mijn problemen?’ onderbrak ze hem.

Ergens in zijn wang voelde hij een spiertje trekken. ‘Dat je iets in de schoot geworpen krijgt.’

‘Doe me een lol, zeg. Je hebt geen enkel recht om hier te zijn. Dit is hetzelfde als wanneer een of andere toeschouwer tijdens een voetbalwedstrijd naar de trainer loopt en zegt: “Zo, van hieraf neem ik het over”.’

‘Als die trainer op het punt staat te verliezen, zou hij er misschien goed aan doen naar die toeschouwer te luisteren.’

De vrouw achter Sophia grinnikte, maar Sophia keurde haar geen blik waardig. ‘En stel dat ik geen prijs stel op je hulp?’

Hij kon maar amper geloven dat dit hetzelfde meisje was voor wie hij ooit zo’n bewondering had gehad. Het laatste wat hij verwacht had, was dat ze bij de politie was gegaan. Ergens had hij gedacht dat ze een soort tweede Edna zou worden; een echtgenote en niet-werkende moeder die leefde voor haar kinderen, ging winkelen en zich bezighield met liefdadigheid. Maar nee hoor, hier stond ze in dat standaard politieuniform – blauw overhemd, blauwe broek, koppelriem, pistool, penning en glimmend zwarte schoenen. Onder haar schoonheid bespeurde hij iets hards wat er vroeger niet geweest was. Deze versie van haar vond hij niets aardiger dan de vorige. Niet na wat ze gedaan had.

‘Door mijn huidskleur kan ik me misschien iets gemakkelijker onder sommige mensen bewegen. Ik spreek vloeiend Spaans, ik ken de streek. En ik bied je mijn tijd en expertise aan. Waarom zou je nee zeggen?’

‘Afgezien van het feit dat je hier niet in welke officiële hoedanigheid dan ook bent, bedoel je? De FBI is een taskforce aan het samenstellen, ik heb jou helemaal niet nodig.’

‘Wat voor kwaad kan het om alle hulp die je geboden wordt te aanvaarden?’

‘Ik wil niet dat je me voor de voeten loopt. Met zo’n enorm ego zie ik niet hoe je dat kunt vermijden.’

Langzaam zette hij zijn zonnebril af. ‘O, ik kan er wel voor zorgen dat ik officieel aangesteld wordt als je er echt op staat…’ Eigenlijk wilde hij zeggen: de bitch uit te hangen, maar hij slikte het bijtijds in. ‘…moeilijk te doen.’ In de meeste opzichten was Milt een eikel, maar met zijn contacten en geld, plus de reputatie van Department 6, gingen vele deuren voor hem open. Rod twijfelde er niet aan dat iemand met voldoende macht zijn inmenging in deze zaak zou toejuichen, vooral als hij zijn diensten gratis aanbood.

‘Door wie?’ schamperde ze.

‘Als het nodig is, de gouverneur zelf.’

‘O, ja? Dan zie ik zijn telefoontje tegemoet,’ zei ze, en ze gebaarde naar de vrouw naast haar dat ze haar voor moest gaan de stacaravan in.