Hoofdstuk 15
Haar stiefvader was nog steeds bezig in de foeragehandel, maar dat gold ook voor een van zijn werknemers. Het was Gus niet, maar Tony, een jongen van negentien.
Nadat de vergadering met de FBI afgelopen was, had Sophia zich omgekleed in een wit topje en een spijkerbroek. Nu zat ze aan de rand van de parkeerplaats op haar motor, waar de zon op haar blote armen brandde. Ze zat te wachten tot Tony weg zou gaan. Haar stiefvader sloot de winkel altijd af, wist ze, want hij vertrouwde niemand anders met de dagopbrengst.
Nog even, dan was hij alleen. Zou ze het lef hebben hem aan te spreken? Het liefst zou ze vergeten wat er gebeurd was, het wegstoppen in een donker hoekje diep vanbinnen, zoals ze de afgelopen veertien jaar ook gedaan had.
Maar als hij echt een naaktfoto van haar in zijn bezit had, moest ze ervoor zorgen dat die vernietigd werd.
Wally Deloit, de enige klant die er nog was te oordelen naar de zo goed als lege parkeerplaats, kreeg haar in de gaten toen hij de achteruitgang van de winkel uit kwam. ‘Hallo, commissaris,’ zei hij, haar vriendelijk toewuivend. ‘Hoe gaat-ie?’
‘Rustig, Wally. Hoe is het met jou?’
‘Warm. Echt, ik sta op het punt hetzelfde te doen als veel oudjes en alleen ’s winters in Arizona te wonen.’
Met een klap viel de hordeur dicht. Met twee strohaken in zijn hand om een hooibaal in Wally’s pick-uptruck te laden, kwam Tony naar buiten. Ook hij zwaaide, maar hij bleef niet staan om een praatje te maken. Van Gary mocht hij dat tijdens diensttijd niet. Ondanks haar stiefvaders zwakke kanten was hij een uitstekend zakenman. Hij had van de foeragehandel, die maar net quitte draaide toen hij hem overnam, een bloeiende zaak gemaakt. Pas had de plaatselijke krant nog een groot artikel over hem geschreven.
‘Je zult het vast niet leuk vinden om maanden lang weg te zijn,’ zei ze tegen Wally. ‘Deze stad zit je nu eenmaal in het bloed.’
‘Waarschijnlijk heb je gelijk.’ Hij haalde een zakdoek uit zijn zak en veegde daarmee langs zijn nek. ‘Is er nog nieuws over die moorden?’
‘Nog niet, maar ik ben ermee bezig.’
‘Heb je al die busjes van de pers gezien in de stad? Leland Jennings en zijn moeder van het Mother Lode Motel vinden het fantastisch, het motel zit vol. Zelf vind ik het minder geslaagd dat ik bij het café moet wachten tot er een tafel vrij is, terwijl dat eerst nooit hoefde.’
Tot dusver had Sophia de nieuwsploegen weten te ontlopen. Een aantal journalisten was bij het bureau langs geweest. Joe Fitzer, die dienst had tot zij om acht uur zou beginnen, had haar gebeld om haar te waarschuwen, maar tot nu toe hadden ze haar niet weten te vinden. Voorlopig waren ze nog bezig te bepalen wie welke rol in dit drama speelde, en wanneer ze niet in uniform was, leek ze niet op een commissaris, vooral niet wanneer ze op haar motor zat.
‘Ik ben van plan ze zo snel mogelijk op te lossen, zodat iedereen weer naar huis kan,’ zei ze, terwijl Tony de laatste hooibaal inlaadde en weer naar binnen ging.
Met een grijns keek Wally haar aan. ‘Dat geloof ik graag, commissaris. Echt waar, laat ze maar eens zien waar je toe in staat bent.’
Dankbaar voor zijn steun lachte ze hem toe toen hij in zijn auto stapte en wegreed. Toen stond ze alleen naast de rij trekkers en graafmachines die haar stiefvader verhuurde.
Omdat ze uit de brandende zon wilde, stapte ze van haar motor af en ging onder de luifel staan, waar een streep schaduw was.
Een kwartier later kwam Tony met verende tred naar buiten. Kennelijk was hij vrij. Haar motor stond nog steeds op de parkeerplaats, niet ver van zijn pick-uptruck, maar hij leek hem en haar niet op te merken. Hij was druk bezig iemand te bellen op zijn mobiel. Zelf was ze ook in gedachten, te gestrest om beleefd te zijn, dus ze zei ook niets.
Nadat hij weggereden was, bleef ze nog een paar minuten staan dralen, trachtend haar moed bij elkaar te rapen. Toen ging ze de winkel binnen.
Haar stiefvader stond de kas op te maken. Toen hij voetstappen achter zich hoorde, draaide hij zich om en hij glimlachte, maar er verscheen een behoedzame blik in zijn ogen. Aan zijn houding zag ze dat hij verrast was. Dat was niet zo gek, want ze kwam nooit na sluitingstijd langs. Als ze al langskwam, was dat in opdracht van haar moeder; om hooi voor Annes paard te halen of hem zijn lunch te brengen, maar zelfs die bezoekjes waren zeldzaam.
‘Goedemiddag.’ Zijn stem klonk gemoedelijk, maar zijn glimlach leek een beetje geforceerd.
Op een paar meter afstand van hem bleef ze staan, en ze viel maar met de deur in huis. ‘Ik moet je wat vragen.’
Even keek hij naar het geld in zijn handen. Toen legde hij het terug in de kassa. Uit haar toon maakte hij op dat dit geen gemakkelijke vraag zou worden; ze zag dat hij zich er geestelijk op voorbereidde.
‘Geen probleem, dit komt later wel,’ zei hij, de la van de kassa dichtschuivend. ‘Wat heb je op je lever?’
‘Ik wil je portemonnee graag zien.’
Verbaasd knipperde hij met zijn ogen. ‘Mijn wát?’
‘Je portemonnee. Mag ik hem even?’
‘Is dit een overval?’ grapte hij.
Ze kon er niet om lachen, want ze had zoveel vlinders in haar maag dat ze er misselijk van was. Zo doodsbenauwd was ze dat ze een foto van zichzelf zou aantreffen, een foto waar ze zestien of zeventien was, waar ze geen kleren droeg, dat het haar moeite kostte haar stem onder controle te houden.
‘Ik meen het.’
Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Zijn reactie leek oprecht, maar hij kon zo geweldig goed liegen. Als ze hem er gewoon naar vroeg en hij beweerde dat hij onschuldig was, kon ze dat niet geloven. Hij had al eerder keihard gelogen toen hij tegen Anne had gezegd dat hij nog nooit in haar slaapkamer was geweest, laat staan dat hij geprobeerd had aan haar te zitten.
‘Is er iets?’ vroeg hij.
‘Ja, en ik denk dat je wel weet wat.’
Even aarzelde hij. Blijkbaar probeerde hij te bedenken waar het over zou gaan. Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. ‘Ik ben bang van niet.’
‘Gus heeft tegen Leonard gezegd dat je een foto van mij in je portemonnee hebt.’
De verwarring verdween niet helemaal van zijn gezicht, maar hij leek enigszins opgelucht. ‘Dat klopt. Na al die jaren is hij wat verkreukeld, maar het is er eentje van ons drieën.’ Hij trok zijn portemonnee en liet haar de foto zien. ‘Genomen tijdens de laatste kerst dat je nog thuis woonde, weet je nog?’
Hoewel hij de foto voor de neus hield, keek ze er amper naar. ‘Dat is niet degene die ik bedoel.’
Hij liet zijn hand zakken. ‘Maar ik heb geen andere, Sophia. Trouwens, ik weet niet hoe Gus weet wat ik in mijn portemonnee heb. Dat is niet iets wat ik open en bloot laat rondslingeren.’
Ook zij wist niet zeker hoe Gus erbij kwam, maar ze moest weten of Leonard gelijk had. ‘Ik… Ik wil hem zelf bekijken. Alsjeblieft.’
Tot haar verrassing gaf hij zijn portemonnee aan haar.
Elk vakje doorzocht ze, ze ging zelfs op zoek naar geheime vakjes, maar ze vond niets. In de portemonnee zat wat kleingeld, een paar bonnetjes, verschillende creditcards, gewoon spullen die de meeste mannen in hun portemonnee hadden. De enige foto die ze echter kon vinden, was degene die hij haar al had laten zien.
Ze zou opgelucht geweest moeten zijn, ware het niet dat er toch een reden moest zijn waarom Leonard had beweerd dat haar stiefvader die foto had. Was er wel zo’n foto geweest, maar had Gary die uit zijn portemonnee gehaald? Of probeerde Leonard te stoken tussen haar en haar moeder, tussen haar en haar stiefvader en tussen haar en de mensen die aan haar kant hadden gestaan sinds het schandaal rond Rosita aan het licht was gekomen?
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Gary toen ze hem zijn portemonnee teruggaf.
Ze bukte zich, zodat het bloed weer naar haar hoofd zou stromen.
‘Sophia?’
‘Zoals ik al zei,’ mompelde ze, naar de grond starend. ‘Gus beweert dat hij een foto van mij in je portemonnee heeft zien zitten.’
‘Waarschijnlijk was het deze –’
Ze keek niet op, want ze wilde zijn gezicht niet zien wanneer ze hem vertelde waarom ze zo van streek was. ‘Nee, op de foto waar hij het over had ben ik naakt.’
‘Wát? Dat slaat nergens op.’
Voor iemand die wist hoe hij echt in elkaar stak, sloeg het zeker ergens op, maar zijn vrouw had ervoor gezorgd dat het allemaal niet uit zou komen, was achter hem blijven staan ten koste van de relatie met haar dochter. Hoe, en vooral waarom, kwam Leonard hier zo plotseling bij?
Intussen stak Gary zijn portemonnee weer in zijn zak. ‘Wanneer heeft Gus je dit verteld?’
‘Dat heeft hij niet, hij heeft het gisteren in de Firelight tegen Leonard gezegd.’
‘Wacht eens even, dat kan niet. Goed, Gus komt daar vaak, maar gisteravond was hij er niet. Hij zit in Flagstaff bij een makelaarsseminar. Hij heeft het in zijn hoofd dat hij ooit nog eens zijn eigen kantoor gaat beginnen. Daarom zit ik de afgelopen drie dagen al met te weinig mensen.’
Ze ging weer rechtop staan. ‘Wat zei je daar?’
‘Ik zei dat Gus de stad uit is, dus hij kan gisteren niet in de Firelight geweest zijn.’
Haar vingernagels drukten zich in haar handpalmen. ‘Hoe komt Leonard dan verdomme aan die informatie?’
‘Geen idee, ik heb nooit zo’n foto gehad. Waar zou ik die vandaan moeten hebben?’
Gesmoord vloekend draaide ze zich om, en ze wilde naar buiten lopen, maar hij hield haar tegen.
‘Sophia?’
Met een hand al op de hordeur bleef ze staan.
‘Het spijt dat we zulke verschillende herinneringen hebben aan wat er gebeurd is toen je nog thuis woonde.’
Ze wist wel beter dan hier verder op in te gaan of door te vragen, maar ze kon zich niet inhouden. ‘Hoe herinner jij je het dan, Gary?’ vroeg ze, zich met een ruk weer naar hem omdraaiend.
‘Dat het was zoals het moest zijn,’ zei hij. ‘Misschien niet allemaal rozengeur en maneschijn, maar ik was een goede kostwinner en –’
‘Wat er tussen ons is voorgevallen, heeft niets te maken met kostwinnen, en dat weet je donders goed.’
‘Maar ik wilde je nooit kwaad doen! Ik probeerde alleen maar van je te houden, om dat te laten zien. Het was niet zo dat je geknuffeld werd of… Of liefde kreeg van je vader.’ Vertwijfeld spreidde hij zijn handen. ‘En daar krijg ik dit voor terug?’
Zijn gespeelde onschuld maakte haar direct ziedend. Als hij had toegegeven wat hij had gedaan en er verantwoordelijkheid voor had genomen, zelfs al was het binnenskamers, had ze hem misschien nog kunnen vergeven. Nu probeerde hij het verleden te herschrijven, zijn daden helemaal uit te wissen. En dat deed hij door háár als leugenaar af te schilderen, wat alle pijn, angst en onzekerheid die hij haar bezorgd had, ontkrachtte.
‘Je hebt niets gedaan omdat ik dat niet toestond,’ zei ze. ‘Maar ik geloof niet dat ik ooit zal vergeten hoe hard je je best gedaan hebt.’ Daarop smeet ze de hordeur open, en ze liep naar buiten.
‘Sophia, toe nou,’ zei hij, de deur openhoudend. ‘Die wrok die jij al zo lang koestert… Je moeder gaat er kapot aan.’
Opnieuw draaide ze zich naar hem om. ‘Dus nu is wat er gebeurd is mijn schuld?’
‘Dat zeg ik niet.’ Op bezwerende toon ging hij verder: ‘Wat ik zeg, is… laat het los, oké? Ik ben het zat dat je mij de boeman probeert te maken. Zoveel stelde het nou ook weer niet voor.’
Hoe durfde hij wat hij gedaan had te bagatelliseren of zichzelf als slachtoffer te bestempelen! ‘Ik dacht dat je met een nááktfoto van me rondliep. Zoveel stelde het voor,’ zei ze, waarna ze op haar motor stapte.
Ze had dringend behoefte om alleen te zijn, even de tijd te nemen om de emoties die door haar heen joegen en de herinneringen die het gesprek had opgeroepen te verwerken, dus ze startte haar motor en scheurde de parkeerplaats af, in de hoop dat ze thuis een paar minuten in haar eentje rustig tot zichzelf kon komen.
Zodra ze echter Center Street op draaide, zette een busje van de pers de achtervolging in.
Terwijl hij naar het centrum reed, probeerde Rod Sophia uit zijn gedachten te zetten. Hij zat nu officieel in het onderzoeksteam, met de vage titel ‘consultant’. Het gros van de tijd had speciaal agent Van Dormer de leiding genomen, dus het was iets minder belangrijk dan voorheen dat Sophia hem accepteerde of zich coöperatief naar hem opstelde.
Toch dacht hij nog steeds aan haar.
Toen hij haar op het parkeerterrein van Denny’s Diner zag, omgeven door journalisten, bleef hij bijna staan. Met al dat stof en de hitte deed die kring busjes hem denken aan een rodeo. Zij was het kalf in het midden, dat aan vier poten werd vastgebonden. Hoewel Sophia de druk had verwacht – tijdens de vergadering hadden ze het erover gehad wat ze wel en niet moesten zeggen voor het geval een van hen door een verslaggever in het nauw werd gedreven – leek ze ondanks die voorbereiding niet op haar gemak. Telkens deed ze voorzichtig een stapje bij hen vandaan, in een poging weer bij haar motor te komen.
Omdat hij sterk in de verleiding stond haar te ontzetten, bleef hij bij het volgende stoplicht stilstaan, tot een auto achter hem begon te toeteren.
Ze redt zich wel, hield hij zichzelf voor. Dus reed hij door. Gezien hoe het tussen hen ging, moest hij zich er niet mee bemoeien. Ze had zijn ego al een keer een enorme knauw bezorgd, waarom zou hij zichzelf dat nog eens aandoen? Bovendien was ze onlosmakelijk met dit stadje verbonden, een stadje waar hij nu net zo snel weer vandaan wilde als veertien jaar geleden.
Omdat Van Dormer hun had gevraagd hun verhoren op te nemen, reed hij de parkeerplaats van een winkel op. Nadat hij de auto weggezet had, ging hij naar binnen om te zien of ze ook dicteerapparaten hadden. Daarbij botste hij bijna tegen Edna op, die net naar buiten kwam.
‘Pardon.’ Beleefd hield hij de deur voor haar open, iets wat hij voor elke vrouw zou doen, maar hij wendde zijn blik af zodat hij de vrouw van zijn vader niet aan hoefde te kijken, een vrouw die een dikke laag make-up droeg en een enorme garderobe bezat.
Tot zijn ergernis nam ze het beleefde gebaar niet voor wat het was en liep ze niet gewoon door. ‘Is dat alles wat je me te zeggen hebt?’
Inwendig tot tien tellend klemde hij zijn kaken op elkaar. Blijkbaar waren de Dunlaps minder bereid hem te negeren dan hij hen. ‘Wat wil je dan nog meer?’
‘Bruce zegt dat je volgende week bij ons komt logeren, dus ik dacht dat je me op zijn minst zou groeten.’
Waar was zijn vader mee bezig? Hij was helemaal niet van plan op de ranch te gaan logeren, dat had hij meer dan duidelijk gemaakt. Waarschijnlijk had dit meer van doen met een machtsspelletje tussen Bruce en Edna dan of hij wel of niet hun logé zou worden.
Hij vond het vreselijk zijn vaders positie te moeten ondermijnen; Edna verdiende de opluchting die de waarheid haar zou verschaffen niet, maar hij weigerde zich bij hun spelletjes te laten betrekken. ‘Gelukkig heeft je man het mis. Ik kom niet bij jullie logeren. Nu niet en nooit niet. Waarom zou ik dat in godsnaam willen?’
De opluchting die hij verwacht had, bleef uit. ‘Hoelang blijf je hier?’
Qua uiterlijk leek Patrick op Bruce, maar Stuart had meer van zijn moeder. Allebei hadden ze hetzelfde brede, wilskrachtige voorhoofd en grijze ogen. Ooit was Edna best knap geweest. Nog steeds zorgde dat ze een mooi bruin kleurtje had, en ze bracht veel tijd door met allerlei dingen die vrouwen graag doen: naar de kapper gaan, haar nagels laten doen en dat soort zaken. Toch was ze al een schaduw, of misschien een karikatuur, van de vrouw die ze in haar hoogtijdagen was geweest. Haar wangen hingen slap, en haar kin leek in haar nek te verdwijnen.
‘Als ik toch afstand hou, wat doet het er dan toe?’ vroeg hij.
‘Ben je echt zo ongevoelig? Je moet toch snappen hoe moeilijk het voor mij en mijn kinderen is om mijn mans, eh… nou ja, je weet zelf wel wat je bent, door de stad te zien paraderen, wat allemaal aanleiding geeft tot gespeculeer en roddel. Sinds jij hier bent, heb ik dat van zowat iedereen die ik ken, moeten horen.
‘Neem me niet kwalijk dat ik me niet heb bekommerd om jouw ongemak, maar ik blijf hier zolang ik wil.’ Aangezien het niet bij haar opkwam gewoon de deur die hij voor haar openhield uit te lopen, liet hij hem dichtvallen, waarna hij naar binnen liep.
In plaats van naar buiten te gaan, liep ze echter achter hem aan.
‘Hij heeft al twee zoons,’ riep ze. ‘Hij heeft jou niet nodig!’
Daarop draaide hij zich om, en met een vernietigende blik dreef hij haar achteruit. ‘Daar heb je gelijk in. En ik heb hem niet nodig. Of jou.’
Razendsnel herpakte ze zich. Met haar vinger tegen zijn borst priemend zei ze: ‘O, ik wilde dat je nooit geboren was.’
Ze had haar stem gedempt, ongetwijfeld om te voorkomen dat iemand haar hoorde, maar hem ontging geen enkel giftig woord. ‘Dat heb je vanaf het begin al duidelijk gemaakt.’
‘Hij was getróúwd,’ zei ze, in een poging zichzelf te rechtvaardigen.
‘Nou en? Het is niet mijn schuld dat jij je man niet tevreden kon houden.’
Bij die opmerking stikte ze zowat, want ze had niet verwacht dat hij in de tegenaanval zou gaan. Als kind was hij altijd voorzichtig geweest wanneer hij haar ontmoette. Hij wilde haar niet boos maken uit angst dat ze zijn moeder van de ranch weg zou sturen. Of dat ze Carolina iets nog ergers zou aandoen. Zij was de enige Dunlap geweest die hem echt angst inboezemde, de enige die eerder gemeen was dan dom. Nu maakte ze hem echter helemaal niet meer bang. Zijn moeder was er niet meer. Er was geen enkele manier waarop Edna Carolina nu nog kwaad kon doen.
‘Denk je nou echt dat je zover boven het slaveld bent uit geklommen dat je te goed bent voor óns?’
‘Dat is van toepassing op iedereen die een hart of een geweten heeft.’
Haar ogen sprongen zowat uit hun kassen. ‘Het kan me niet schelen hoever je het geschopt hebt. Voor mij en ieder ander die wat te betekenen heeft, zul je altijd een smerige Mexicaan blijven!’
‘Het is niet mijn Mexicaanse bloed waar ik me voor schaam.’ Daarop liet hij haar plompverloren staan waar ze stond en ging op zoek naar het dicteerapparaat waar hij voor gekomen was. Eigenlijk wilde hij dat hij zich beter zou voelen door het feit dat hij zich had laten gaan en had gezegd wat hij wilde zeggen, maar dat was niet zo. Al lang geleden had hij geleerd dat hij, waar het de Dunlaps betrof, nooit rust zou vinden. Hij kon de wond bedekken, hem verborgen houden voor nieuwsgierige ogen, maar hij zou altijd blijven etteren…
Tegen de tijd dat hij de winkel uit ging, was Edna weg. Hetzelfde gold voor Sophia. De rest van de middag en de avond bracht hij door met het bezoeken van boeren, ranchers en huiseigenaren die in het gebied woonden dat hij toegewezen had gekregen. Gedurende die tijd probeerde hij de ontmoeting met Edna uit zijn gedachten te zetten. Het vergde wat moeite, maar hij was vastbesloten zich niet zo door de Dunlaps te laten raken als ze gedaan hadden toen hij nog jong was.
Zijn laatste verhoor was rond tien uur afgelopen, maar hij had zijn hele lijstje afgewerkt en ging terug naar het motel. Daar zou hij even zijn e-mail checken en een tijdje gaan slapen, want hij kon pas over een paar uur naar dat onderduikadres. Nadat hij twee keer de parkeerplaats rond had gereden, perste hij zijn auto uiteindelijk ergens in een hoekje, naast een bus waar ABC News op de zijkant stond. Van daar liep hij naar zijn kamer, die naast de ijsblokjesmachines lag.
Aangezien hij in zijn hoofd nog steeds bezig was zijn verhoren te analyseren, zag hij pas dat er iets mis was toen hij vlak bij zijn deur was. Toen zag hij dat de deur, dezelfde die de manager had gerepareerd nadat Sophia er met een stormram op los gegaan was, openstond.
Maar toevallig had hij die deur zorgvuldig op slot gedaan toen hij wegging.