Hoofdstuk 9
Kevin Simpson bezat veertienduizend hectare land langs de grens. Samen met verschillende andere ranchers uit Douglas waren hij, zijn zoon en zijn vrouw begonnen over hun eigen terrein te patrouilleren in een poging de illegale immigranten een halt toe te roepen. Zijn zoon had zelfs een blog waarop hij beweerde dat ze de afgelopen tien jaar samen meer dan twaalfduizend illegalen aangehouden hadden, die ze hadden overgedragen aan de grenspolitie.
Het was een verbijsterend hoog aantal, maar slechts een fractie van het aantal mensen dat de grens passeerde. Sophia had gehoord dat de grenspolitie op een andere ranch in een maand drieëntwintigduizend illegalen had gearresteerd. Dat was nog maar één ranch. Gezien het feit dat ze misschien een op de vijf te pakken kregen, waren er nog veel meer die het wel haalden.
Terwijl ze naast Kevin en zijn zoon James stond, die de teugels vasthield van de paarden waarop ze naar deze afgelegen locatie waren gereden, zag ze de reden waarom ze haar hier naartoe hadden gebracht: het immense spoor van vuilnis dat hier achtergelaten was.
‘Moet u hier eens zien.’ Kevin droeg een cowboyhoed, waaronder zijn verweerde gezicht schuilging. Wijzend op de flessen, T-shirts, het toiletpapier en plastic verpakkingsmateriaal dat over de heuvel uitgestrooid lag, ging hij verder: ‘Dit is nog maar van de afgelopen paar maanden. Ik heb het opgegeven om het op te ruimen, want het helpt niet. Zodra je het weghaalt, komt er weer een groep de grens over die hun afval op de grond gooit.’
‘En koeien zijn stom genoeg om alles op te eten.’ James, net als zijn vader gekleed in een spijkerbroek, cowboylaarzen en een westernoverhemd, duwde zijn paard bij de doornstruik vandaan waaraan het beest wilde gaan knabbelen.
‘Dus het is gevaarlijk voor het vee.’ Dat wist ze natuurlijk wel. Vanaf het moment waarop ze commissaris geworden was, hadden ze al geprobeerd haar hierheen te krijgen. Ze hadden hun steun voor Leonard Taylor echter niet onder stoelen of banken gestoken, dus ze had niet staan springen om als klaagmuur voor ze te dienen, vooral ook omdat ze er weinig aan kon doen. Dit was een probleem voor de federale overheid. Ze had tegen hen gezegd dat ze het moesten opnemen met de grenspolitie. Sinds de moorden had ze echter een andere kijk op de zaak. Ze wilde de Simpsons aan de praat houden, wilde horen wat ze te zeggen hadden over illegale immigratie en de schade die daardoor aangericht werd.
‘Het kost ons een aantal koeien per jaar,’ zei James.
‘En dat is nog niet alles,’ voegde Kevin eraan toe. ‘Ze maken onze leidingen stuk. Voor we daarachter komen, kan het water er wel een dag of twee uit lopen. Ze breken hekken af. Het vee houdt er niet van als er veel volk langsloopt, dus de koeien trekken veel meer heen en weer, waardoor ze minder wegen. En vorig jaar hebben illegalen twee van onze kalveren geslacht.’ Hij haalde een sigaret tevoorschijn. Nadat hij vragend zijn wenkbrauwen op had getrokken om zich ervan te vergewissen dat ze er geen bezwaar tegen had dat hij rookte, stak hij hem op. ‘In de afgelopen paar jaar heeft het ons waarschijnlijk iets van vijf miljoen dollar gekost, maar het is een verloren strijd. Niemand aan deze kant van de grens is bereid te geloven dat het zo erg is, tenzij ze hierheen komen om het met eigen ogen te zien.’
Uiteraard had Sophia foto’s van de troep op hun blog gezien, maar de Simpsons hadden gelijk; in het echt maakte het veel meer indruk.
Kevin verschikte zijn hoed. ‘Degenen die onze wetten maken zeggen dat ze er iets aan zullen doen, maar ze zijn te druk met het likken van Mexico’s hielen om echt een standpunt in te nemen.’
De toon waarop hij dit zei, ontging haar niet. Hij was geïrriteerd, boos, bitter. Maar gingen die emoties zo diep dat hij ervoor zou gaan moorden? Een motief had hij zeker. Zijn land werd naar de knoppen geholpen, en van de regering kreeg hij geen enkele compensatie. Ook had hij volop gelegenheid, wapens en jaren ervaring in het opsporen van illegalen.
‘Wat is dat?’ vroeg ze, wijzend op een wit stipje in de verte.
Hij keek door de verrekijker die hij om zijn nek had hangen, maar voor hij die goed en wel gericht had, antwoordde zijn zoon: ‘Ze bedoelt de watertank.’
Daarop knikte Kevin. ‘Ja, dat is een watertank. Een of andere idioot heeft die daar neergezet omdat hij denkt dat hij daarmee levens redt. In plaats daarvan brengt hij alleen maar meer arme stumpers in de verleiding de woestijn in te trekken.’
Het was heet, meer dan vijfendertig graden. Sophia kon zich niet voorstellen dat ze door de Sonora-woestijn zou lopen met minder dan vier liter water, zoals de meeste illegalen. ‘Waarom breekt u hem niet af?’
Zachtjes klopte James zijn paard op de neus. ‘Omdat hij niet op ons land staat.’
Ze pakte de verrekijker, die Kevin haar voorhield, aan. Daardoor kon ze de tank met gemak zien. ‘Heeft uw buurman hem daar neergezet?’
‘Jezus, nee, dat is land van de overheid. Iemand die geen flauw benul heeft van wat hij doet, heeft het gedaan. Iemand die zich niet druk maakt om het afval dat hier achtergelaten wordt. Iemand die zich niet geroepen voelt de rotzooi op te ruimen. Iemand die degenen die de grens oversteken, misschien zelfs wel een onderduikadres biedt.’
‘Die onderduikadressen zijn niet goedkoop,’ merkte James op. ‘Ze rekenen vijf dollar per nacht en bieden niks: beton om op te slapen. Eten en drinken kosten extra geld. Dat is een hoop geld voor de mensen die hierlangs het land in komen.’
Daarop nam Kevin het gesprek weer over. ‘Je zou denken dat die kerels die die watertanks neerzetten zulke filantropen zijn.’ Schamper lachte hij. ‘In de meeste gevallen is dat helemaal niet zo. Het is puur eigenbelang. Ze willen het de illegalen gemakkelijk maken de grens over te gaan, zodat ze hen voor veel geld van de noodzakelijke levensbehoeften kunnen voorzien.’
James maakte een gebaar met zijn hand, die in een leren handschoen gestoken was. ‘Het is pure geldklopperij.’
Sophia haalde de foto’s van José en zijn vrouw uit haar zak. Ze had nog niet naar hen gevraagd. In eerste instantie had ze gezegd dat ze hier was om over de problemen aan de grens te praten. In de tussentijd had ze geprobeerd erachter te komen hoe groot de afkeer van Kevin en zijn zoon was tegen illegale immigranten. Dat hadden ze nu wel duidelijk gemaakt. Het zat hen zo hoog dat ze blij waren dat er iemand naar hun grieven luisterde, zelfs iemand die niet veel aan het probleem kon doen, afgezien van haar steun geven aan politici die beloofden dat ze de immigratiewet strenger zouden handhaven. ‘Waren jullie toevallig afgelopen vrijdag en zaterdagnacht ook aan het patrouilleren?’
Opnieuw klopte James zijn paard op de neus. ‘Ik ben even snel wezen kijken, maar ik zag niemand. Dat betekent echter niet dat er niemand overgestoken is. Ik doe wat ik kan, maar ik kan hier niet elke nacht op wacht zitten. Hoezo?’
‘Toen zijn deze mensen de grens over gegaan,’ zei ze, de foto’s aan Kevin tonend. ‘Ik moet een verdachte produceren, en ik dacht dat degenen die hen voor het laatst hebben gezien misschien zouden kunnen helpen.’ Daaronder vielen ook de agenten van de grenspolitie die hen tegen het lijf waren gelopen. Misschien dat de Simpsons wisten wie dat waren.
Kevin overhandigde de foto’s aan zijn zoon. ‘Ja, ik dacht al dat u daarom langskwam.’
Uiteraard wist ze dat dat bij hen opgekomen moest zijn. ‘Met deze slachtoffers staat de teller op twaalf.’
‘Arme stumpers,’ mompelde James.
Kevin nam aanstoot aan het medeleven van zijn zoon. ‘Nou, ik heb anders geen medelijden met ze,’ zei hij terwijl hij zijn paard besteeg. ‘Het geeft geen pas dat ze de wet overtreden.’
Met samengeknepen ogen keek Sophia naar hem op. ‘Het gaat hier om moord, Mr. Simpson. Hoe slecht de situatie ook is, het recht in eigen hand nemen is niet de oplossing.’
Hij verstrakte in het zadel. ‘En daarom heb ik het recht ook niet in eigen hand genomen, commissaris.’
Ze nam de foto’s weer van James aan. ‘Het klopt toch dat u vrienden hebt onder de grenspolitie, nietwaar?’
‘De meeste mensen in deze omgeving hebben vrienden bij de CBP.’
‘Aangezien u en de agenten er allebei voor proberen te zorgen dat deze mensen de wet niet meer overtreden, hebt u er waarschijnlijk meer dan de meeste mensen hier.’
‘Misschien. Ik heb vaak genoeg contact met ze.’
‘Hebt u iets gehoord?’
Ondanks de schaduw die zijn hoed verschafte, kneep hij zijn ogen samen toen hij haar aankeek. ‘Zoals?’
‘Over het vermoorden van Mexicanen. Dat iemand erover opschepte. Iemand die langzaam aan het doordraaien of heel erg boos of verbitterd is.’
‘Nee. Niemand.’
‘U hebt niets vreemds of ongebruikelijks gemerkt.’
‘Nee,’ zeiden beide mannen tegelijkertijd.
‘Zou u het zeggen als dat wel zo was?’
Met een bandana die hij uit zijn zak had getrokken, veegde Kevin het zweet van zijn voorhoofd. ‘Het liefst zou ik zeggen van wel, maar ik neem aan dat u de grenspolitie hetzelfde over ons zult vragen. Ik hoop niet dat ze iets wat ik gezegd of gedaan heb als “ongebruikelijk” bestempelen. Trouwens, aan de regering heb ik nooit veel gehad. Ik weet niet of ik er nou zo happig op ben om me in allerlei bochten te wringen nu zij iets van mij moeten.’
‘We hebben het niet over de regering, we hebben het over een heel gespannen situatie die zo kan exploderen.’ Zich tot James wendend, ging ze verder: ‘Hoe zit het met jou?’
‘Ik heb niks gehoord en heb geen idee wie deze mensen vermoordt, maar…’
‘Maar?’ herhaalde ze.
‘Ik zou liegen als ik zei dat ik niet blij was dat iemand eindelijk iets doet.’
‘Zelfs als dat moord inhoudt?’
‘Als mensen gestraft werden voor het overtreden van de immigratiewet, dan hadden we misschien überhaupt niet zo’n vreselijk probleem.’ Daarop klom hij in het zadel, en hij stak zijn hand uit om haar achter hem te helpen.
Deze mannen, die in de meeste opzichten zulke fatsoenlijke hardwerkende burgers leken, waren overduidelijk negatief beïnvloed door wat ze hadden meegemaakt. Vertelden ze haar echt alles wat ze wisten? ‘Met wie moet ik nog meer gaan praten?’
Daarop haalde Kevin slechts zijn schouders op en reed op een drafje voor hen uit.
Toen ze op de ranch aankwamen en James haar hielp afstijgen, fluisterde hij echter: ‘Probeer het eens bij Charlie Sumpter. Vorig weekend heeft hij de grenspolitie gebeld over een grote groep die over zijn land trok, zei hij. Hij heeft net zo de pest aan ze als wij, vooral sinds zijn beste vriend door illegalen is vermoord.’
‘Voor zover ik weet, is dat nooit bewezen.’
‘De stakker had anders net gebeld dat hij toevallig op een groep Mexicanen was gestuit. Een uur later werd hij dood gevonden. Trek uw eigen conclusies maar.’
Was dit het begin van dit alles geweest? Ze kon zich niet voorstellen dat Charlie gevaarlijk was, maar ze wist hoe hij over illegalen dacht, vooral na de moord op Byron Gifford een halfjaar geleden.
De woonwagen van Leonard Taylor zag er leeg uit. Waarschijnlijk was hij dat ook. Het was halverwege de middag, dus de kans was groot dat hij aan het werk was.
Roderick stond op het balkonnetje en boog zich over de balustrade, zodat hij door het keukenraam naar binnen kon kijken.
Er sprong een kat op het aanrecht, waar hij van schrok, maar dat leek het enige te zijn wat bewoog, afgezien van de hond die aan een ketting onder een boom in een omheind stuk van de tuin lag. Al vanaf het moment waarop Rod was komen aanrijden, was hij aan het blaffen.
‘Hou toch je kop,’ mopperde hij toen de hond maar door bleef gaan. Onderwijl liep hij achterom. Hij had geen enkel recht om hier rond te snuffelen, maar hij was niet bij de politie, waardoor had hij iets meer speling had. Die speling kon hem ook problemen geven, wat soms inderdaad gebeurde, maar Milt vond het niet heel erg hem uit de nesten te halen. Zo langzamerhand begon Rod erop te rekenen.
‘Mr. Taylor? Is er iemand?’ Hij klopte op de achterdeur, waarna hij aan de deurknop voelde. Niet op slot. Taylor had niet veel wat de moeite van het stelen waard was, en nadat hij zijn gezin was kwijtgeraakt, vond hij het blijkbaar niet de moeite waard de rest van zijn spullen te beschermen.
Blijkbaar was alles van waarde door Mrs. Taylor weggehaald. Leonard had een oude tv die hij waarschijnlijk van de vuilstort had gehaald. Zijn stoel kon daar ook wel eens vandaan komen. De rest van het meubilair was verdwenen. Foto’s en schilderijen waren van de muur gehaald, en kleden van de vloer, wat je kon zien aan de rechthoekige omtrekken waar het onderliggende tapijt schoner was dan de rest. In plaats van de kat te eten te geven in een bakje, had iemand eenvoudigweg een grote zak brokjes opengescheurd, die overal op het zeil lagen.
‘Nou, nou, kerel, jij hebt het zwaar.’ Voorzichtig laveerde hij tussen de rommel door. Hij was vooral geïnteresseerd in het vinden van het ‘arsenaal’ waar Patrick het over gehad had. Wedden dat Mrs. Taylor de wapens van haar man niet had meegenomen?
Daar bleek hij gelijk in te hebben. In een slaapkamer met een behangetje van roze rozen, die vast van een van de dochters was geweest, vond hij een Tsjechisch .32 pistool, een Rohm .22 revolver, een F.I.E .25 pistool, type A27 en een Ruger .22 geweer boven op de kast.
Als Leonard echt zo gevaarlijk werd als het leek, had zijn vrouw er goed aan gedaan er met de kinderen vandoor te gaan.
Nadat hij met zijn mobiel een foto had gemaakt, liep hij naar de ouderslaapkamer. Daar trof hij een matras op de grond met stapels kleren eromheen. Zelfs de douche had geen gordijn, maar er zat genoeg haar in de douchebak om te kunnen concluderen dat Leonard er wel gebruik van maakte.
‘Zielig.’ Met een vies gezicht wendde hij zich af van de smerige badkamer. Hij moest hier weg. Het werd al laat, Leonard kon nu elk moment thuiskomen, en het was duidelijk dat hij er geestelijk niet al te best aan toe was. Toen viel zijn oog op iets roods. Er zat iets op de slaapkamerdeur geplakt.
Nadat hij de deur helemaal dichtgedaan had, haalde hij zijn telefoon weer tevoorschijn. Hier moest hij een foto van hebben. Vanaf een krantenknipsel staarde commissaris St. Claire hem aan. Onder de foto stond: Sophia St. Claire benoemd tot commissaris. Om haar lippen lag een fantastische glimlach, maar dat was niet waarom hij zijn vondst wilde vastleggen. Met een rode stift had Leonard of iemand anders over haar gezicht geschreven: Sterf, trut!
Het werd hoog tijd dat Rod Guerrero besefte dat hij zich niet aan haar gezag kon onttrekken alleen omdat ze een vrouw was.
Even overwoog Sophia om een van haar agenten te bellen om mee te gaan. Met versterking zou ze zich iets gemakkelijker voelen, ook al bestond die uit een jongen van drieëntwintig die waarschijnlijk te zachtaardig was om bij de politie te werken en een man van negenendertig die dit werk pas later was gaan doen en te dik was om te kunnen rennen of vechten. Om een of andere reden was het echter belangrijk voor haar dat ze dit varkentje zelf zou wassen. Als ze dat niet deed, zou hij nooit enig respect voor haar hebben. Ze zou zichzelf evenmin kunnen respecteren, want dit ging verder dan getouwtrek om de macht tussen haar en een oude klasgenoot. Ze moest dit probleem net zo doortastend benaderen als een man zou doen. Goed, ze was niet zo sterk als Rod, maar ze had hersens. Die zou ze gebruiken om ervoor te zorgen dat ze het bewijsmateriaal dat hij ontvreemd had in handen zou krijgen. Als hij weigerde het haar te geven, zou ze hem arresteren, maar ze hoopte dat het niet zover zou komen.
Er was echter een klein probleempje. Terwijl ze aan het tanken was, was ze Stuart Dunlap tegen het lijf gelopen, die verschrikkelijk uit zijn humeur was. Hij klaagde tegen haar dat zijn vader Rod, ‘dat gore bastaardjong’, overgehaald had terug naar Bordertown te komen, eigenlijk om niks, afgezien dan dat hij door hem geobsedeerd was sinds Rod een Navy SEAL was geworden.
Stuarts jaloezie boeide Sophia niet. Eigenlijk mocht ze Stu niet erg, en ze had ook geen medelijden met hem. Vanaf zijn geboorte was alles hem op een presenteerblaadje aangeboden. Het had er de schijn van dat hij verwachtte dat dat altijd zo zou blijven. Het feit dat ze nu wist dat Rod een Navy SEAL was, baarde haar echter zorgen. Was ze gek om het tegen hem op te nemen?
Misschien, maar ze had geen keus. Als commissaris had ze de leiding over een belangrijk onderzoek, ze moest de touwtjes in handen houden. Rod had iets meegenomen van de plaats delict, waarmee hij in feite de wet had overtreden. Bovendien had hij haar haar wapen afgenomen en zich verzet tegen zijn arrestatie.
Het was al na middernacht toen ze de parkeerplaats van het Mother Lode Motel op reed en voor het kantoortje stopte. Voor het raam hing een lichtbalk waarop stond dat er kamers vrij waren, maar de andere lichten waren uit en de balie was onbemand. Er kwamen niet veel mensen naar Bordertown, zeker niet midden in de zomer.
Leland Jennings woonde bij zijn moeder, die weduwe was. Elke avond gingen ze rond een uur of tien naar bed. Pas als iemand op de bel drukte, kwamen ze hun appartementje uit. Dat wist Sophia omdat ze hier regelmatig patrouilleerde om te kijken of Hillary Hawthorne, een losgeslagen tiener die er wel pap van lustte, daar geen mannen ontving.
Blij dat ze, na wat Rod haar voor de ogen van Debbie Berke had aangedaan, nu geen getuigen had, reed ze verder de lege parkeerplaats op en parkeerde in de buurt van Rods auto. Toen pakte ze haar taser en haar stormram, waarna ze uitstapte. Ze moest iets hebben om haar eisen kracht bij te zetten, want ze wist dat hij haar het bewijs alleen maar zou geven als het niet anders kon. Ook wist ze dat ze nooit op hem zou schieten, dus het had geen zin haar wapen te trekken. Een taser was het enige wapen dat haar eisen genoeg kracht bij zou zetten zonder dat het permanente schade aan zou richten.
Ze had de taser al eerder gebruikt. Een keer om een einde te maken aan een vechtpartij en een keer om een man uit te schakelen die zo stijf van de drugs stond dat hij een gevaar voor zijn omgeving vormde. Wel was ze zich er terdege van bewust dat ze haar handjes dicht mocht knijpen als het apparaatje langer dan tien seconden effect had op een man van Rods leeftijd, een man die ook nog eens bijzonder fit was.
Maar afgezien van het feit dat haar hart als een bezetene tekeerging en ze stijf stond van de zenuwen, was ze er klaar voor.
Rustig. Je kunt het. Het is standaard politiewerk.
De stormram was zwaar, maar ze had hem al eerder gebruikt, wist dat ze het kon. De deur zou openbreken en de gemeente zou voor de kosten opdraaien, maar ze was niet van plan haar aanwezigheid aan te kondigen door aan te kloppen. Hij zou weigeren open te doen. En dan moest ze proberen om binnen te komen als hij wakker en alert was.
De kans dat ze hem kon arresteren was veel groter als ze op hem af kon stappen zonder die deur tussen hen in…
Terwijl ze haar kogelvrije vest verschikte, zodat het zo comfortabel mogelijk zat, posteerde ze zich voor de deur, waar ze een paar seconden stil bleef staan luisteren of ze binnen ook iets hoorde.
Geen enkel geluid. Zelfs de tv stond uit. Kennelijk sliep hij.
Oké, het was zover. Nadat ze eens diep had ademgehaald, bestudeerde ze het slot. Ze moest het goed en zo hard mogelijk raken. Als het niet bij de eerste stoot openbrak…
Over wat er dan zou gebeuren, wilde ze niet eens nadenken.
Zichzelf dwingend kalm en sterk te blijven, begon ze af te tellen. Eén… twee… drie… Toen zwaaide ze met alle kracht die ze had de stormram naar voren, waarbij ze haar eigen gewicht gebruikte om hem nog meer impact te geven.
‘Politie! Opendoen!’ schreeuwde ze, maar haar kreten werden overstemd door het geluid van versplinterend hout toen de deur met een klap tegen de binnenmuur aan vloog.
Ze was binnen. Eigenlijk kon ze het maar amper geloven. Snel liet ze de stormram vallen, graaide haar taser tevoorschijn en richtte die op het bed, waar in het schemrlicht van de parkeerplaats een verbaasde en verfomfaaid uitziende Rod te zien was, die net rechtop ging zitten.
‘Stil blijven liggen! Ik ben hier om het bewijsmateriaal op te halen dat je van mijn plaats delict hebt meegenomen. Geef hier, dan vergeet ik wat je vanochtend gedaan hebt. Doe je dat niet…’
Hij gaf haar niet de gelegenheid haar zin af te maken. Bliksemsnel schoot hij op haar af, greep haar linkerhand en probeerde de taser, die ze in haar rechterhand had, te pakken.
Voordat hij haar, zoals die ochtend, haar wapen kon afnemen, maakte ze een beweging die ze op een cursus zelfverdediging had geleerd, en ze wist zich uit zijn greep los te maken. Dat lukte echter alleen maar omdat hij nog niet helemaal wakker was en het beddengoed dat om zijn onderlichaam zat zijn bewegingsvrijheid belemmerde. Hij schopte het weg, zodat hij een tweede aanval kon doen, maar dat moment gaf haar precies de kans haar evenwicht en vastberadenheid te hervinden.
Als hij niet mee wilde werken, had ze geen andere keus dan hem te dwingen. Terwijl hij het bed uit sprong, drukte ze op het knopje van haar taser.
De twee pinnetjes schoven eruit. Ze hoefden niet in direct contact met zijn huid te komen. De elektrische stroomstoot had al effect als ze op een centimeter of vijf afstand waren. Aan zijn gegrom te horen had ze hem echter wel degelijk geraakt.
De taser verdoofde alleen de spieren tussen de pinnetjes. Rod leek vastbesloten zich door de schok heen te vechten. Blijkbaar had ze hem niet echt goed geraakt. En ongetwijfeld wist hij dat het allemaal voorbij zou zijn als hij haar weer te pakken kon krijgen.
Ze moest hem opnieuw een schok toebrengen, maar ze kreeg geen tijd de taser opnieuw te laden. Daarom drukte ze de kolf van het wapen op de eerste de beste plek die ze kon bereiken, wat zijn buik bleek te zijn omdat hij op zijn knieën zat, en gebruikte ze de taser als verdovingsgeweer.
De tweede stroomstoot raakte hem vol. Hoewel ze hem in het donker niet goed kon zien, zag ze dat hij pijn had. Toen hij wilde opstaan van het bed, viel hij, en hij lag op de grond aan haar voeten te kronkelen.
‘Stil blijven liggen, anders geef ik je nog een schok!’
Daarop bewoog hij niet meer, maar de enorme woede die hij uitstraalde, joeg haar de stuipen op het lijf. Even stond ze in de verleiding om hem een derde stroomstoot toe te dienen, gewoon om er zeker van te zijn dat hij zich niet snel genoeg zou herstellen om haar iets aan te doen wanneer ze hem de handboeien omdeed. Tenslotte kende ze hem niet echt, maar ze kon het niet opbrengen. De aanblik van wat ze al aangericht had, deed haar ineenkrimpen.
Hij heeft hier om gevraagd, bracht ze zichzelf in herinnering. Ze had hem de kans gegeven mee te werken, hem een keus gegeven waar geen geweld aan te pas kwam.
Helaas voelde ze zich daardoor niet beter.
Omdat ze klaar wilde zijn voordat hij zich weer kon bewegen, legde ze haastig de taser op het dressoir. Daarna duwde ze hem op zijn buik en maakte zijn handen achter zijn rug vast.
Zodra de handboeien dichtklikten, haalde ze opgelucht adem, al stond ze te trillen op haar benen. Nu moest ze hem alleen nog in haar auto zien te krijgen. Het vooruitzicht van een gevangenisstraf zou hem ervan overtuigen dat bewijsmateriaal aan haar te geven, dat wist ze zeker. Waar ze minder zeker van was, was hoe ze hem naar het bureau moest krijgen. Ze kon hem niet overeind trekken, want hij lag opgerold in een bal en was te zwaar voor haar. Het motel was verder zo goed als leeg, dus het lawaai had geen aandacht van andere gasten getrokken. Dat betekende echter wel dat ze niemand kon vragen haar te helpen, en hij had de controle over zijn ledematen nog niet terug.
‘Gaat het?’ Ze probeerde stoer te klinken, maar in feite was ze bloednerveus. Tasers waren handig, want daarbij vielen geen doden. Tijdens haar opleiding was ze er zelf ook eens door geraakt, dus ze wist dat ze zelden permanente schade veroorzaakten. Toch moest ze denken aan alle publiciteit die de gevallen waarin het mis was gegaan hadden veroorzaakt…
Toen hij geen antwoord gaf, boog ze zich naar hem toe om zelf even te kijken hoe hij ervoor stond. Een dodelijke blik was haar deel. Mooi, hij mankeerde niets. Nu moest ze hem gewoon naar het bureau en achter de tralies zien te krijgen voor ze dat niet meer durfde.
Hem opnieuw dreigend met de taser gebaarde ze dat hij moest opstaan. Pas toen besefte ze dat ze nog een probleem had, een probleem dat zo duidelijk was dat ze niet kon geloven dat ze het eerder over het hoofd had gezien, ondanks het duister en de adrenaline die door haar lijf joeg.
Natuurlijk had ze verwacht flink veel bloot te zien. Tenslotte sliepen de meeste mensen niet volledig gekleed.
Maar Rod droeg niet eens een boxershort.