Hoofdstuk 18

 

 

 

Uiteindelijk kon Sophia het niet over haar hart verkrijgen Rod op de bank te laten slapen. Hij was te gehavend, dus ze hielp hem het bloed af te wassen, deed wat jodium op zijn wonden en leidde hem naar haar slaapkamer, waar hij al zijn kleren behalve zijn boxershort uittrok en zich languit op bed liet vallen. Binnen een kwartier vanaf het moment waarop hij een voet bij haar over de drempel had gezet, had hij een spoor van kleren op de vloer achtergelaten en nam hij het grootste gedeelte van haar bed in beslag.

‘Wat ben ik toch met een natte vinger te lijmen,’ mompelde ze. Ze had echter nog tot vier uur dienst, hetgeen betekende dat ze nog een paar uur terug naar het bureau moest. Als ze toch niet thuis was, kon ze toch niet iemand die gewond was op haar ongemakkelijke leren bank laten liggen, vooral niet iemand die zo lang was als Rod. Waar ze zelf ging slapen, zou ze later wel zien.

Ze had net de voordeur opengedaan om weg te gaan toen er een schaduw voor haar opdoemde. Geschrokken trok ze haar pistool. Pas toen zag ze dat het Starkey was.

‘Ho, rustig aan!’ Hij stak zijn handen in de lucht, zijn ogen strak op de loop. ‘Waarom meteen dat pistool?’

Beschaamd stak ze haar pistool weg. Ze was gewend Starkeys motor te horen als hij langskwam, maar die had hij een paar weken geleden in de prak gereden. Sindsdien leende hij allerlei vervoermiddelen van vrienden en motormaten. Aan de overkant van de straat stond een oude Camaro, waarvan de motor nog draaide. Ze dacht dat er iemand achter het stuur zat, maar ze kon niet zien wie het was.

‘Sorry. Normaal gesproken hoor ik je aankomen. Bovendien ben ik vanavond een beetje nerveus.’

‘Komt dat door die moorden waar je mee bezig bent? Beginnen die je op de zenuwen te werken?’

Begínnen? Ze werkten haar al van het eerste moment op de zenuwen. ‘Onder andere.’ In plaats van hem binnen te vragen, liep ze naar buiten en trok de deur achter zich dicht. Ze wilde hem liever niet laten weten dat Rod bij haar logeerde. Waarom precies wist ze niet. Het ging hem niets aan, maar ze wist dat hij jaloers zou worden. Hoewel hij zijn leven niet had willen omgooien om haar te behouden, had hij openlijk toegegeven dat het verschrikkelijk stom van hem was haar te laten gaan. Ze had het gevoel dat hij, nu hij wat ouder werd, naar een wat rustiger leven verlangde en er spijt van had dat hij niet meer voor Rafe gedaan had.

‘Wat nog meer dan?’ Toen ze naar haar auto liep, die op de oprit stond, liep hij met haar mee.

‘Er is vanavond ingebroken in de motelkamer van Roderick Guerrero, waarbij alles overhoop is gehaald. Daar weet jij zeker niks van?’

‘Jezus, nee. Waarom zou ik daar iets van weten?’

Als iemand op de hoogte was en haar kon vertellen wat er aan de zelfkant van dit ogenschijnlijk zo rustige stadje speelde, was het Starkey wel. Meestal hield hij zijn lippen stijf op elkaar, wilde hij geen afbreuk doen aan zijn zware-jongen-imago door te klikken bij de politie, maar af en toe wist ze een paar details van hem los te krijgen waar ze wat aan had. ‘Vanwege de kringen waar je in verkeert.’ Met haar hoofd gebaarde ze naar degene die in de auto zat te wachten.

‘Johnny Greer weet nergens iets van. Hij is lid van het chapter in Prescott, maar hij denkt erover te verhuizen, dus is hij hierheen gekomen om te kijken hoe het is.’

Inmiddels was ze bij haar auto, maar ze bleef even staan om het gesprek af te maken. ‘Ik hoopte dat iemand in de stad erover liep te pochen.’

‘Iemand als Stuart?’

Haar wenkbrauwen vlogen omhoog. ‘Dat was snel.’

‘Als je twintig mensen in Bordertown die vraag stelt, krijg je twintig keer hetzelfde antwoord. Het is geen geheim dat Stuart de pest heeft aan Rod. Altijd al gehad, ook.’

Dat was waar en toch… Starkey had het zo stellig gezegd. ‘Misschien, maar je hebt iets gehoord, hè?’

‘Vanaf het moment dat Rod weer terug is, heb ik Stuart hem overal zwart horen maken. Dat is alles.’

‘En dat weet je zeker.’

Hij kwam zo dicht bij haar staan dat ze de alcohollucht die uit zijn mond kwam, kon ruiken. ‘Zou ik tegen je liegen?’

‘Als het je uitkwam, ja.’

Daarop lachte hij. ‘Kom bij me terug, dan lieg ik nooit meer tegen je. Ik zal veranderen, een echte baan zoeken, een eerzaam burger worden.’

Misschien zou hij dat echt doen. Als hij niet eerst vermoord werd. Hij wilde wel veranderen, maar het feesten had hem te zeer in zijn greep. Zijn voorliefde voor drugs en alcohol deed hem altijd terugvallen. ‘Wat moet ik daarop zeggen?’

‘Ja, bijvoorbeeld.’

‘Het zou niet werken, dat weet je. Ik kan me niet voorstellen dat je echt iets met mij wilt. Hallo, we zijn al negen jaar uit elkaar, we zijn echt niet meer wie we toen waren.’

‘Het enige wat ik weet, is dat ik niet over je heen kan komen.’

Toen hij haar probeerde aan te raken, deinsde ze achteruit. ‘Starkey, alsjeblieft, ik heb een zware avond gehad.’

Zijn ogen neerslaand haalde hij hoorbaar adem, alsof haar woorden hem pijn gedaan hadden. ‘Ja, dat zal wel.’

‘Ben je daarom langsgekomen? Zodat we dit voor de zoveelste keer kunnen herkauwen?’

‘Nee, ik weet niet waar ik mee bezig ben. Soms zie ik je, en dan besef ik wat ik had kunnen hebben, hoe de afgelopen tien jaar heel anders hadden kunnen zijn voor Rafe.’

‘Je kunt je leven ook veranderen zonder mij, dat weet je toch, hè?’

‘Ja, misschien.’ Het klonk echter niet al te overtuigd. ‘Als ik de rest van mijn leven wilde doorbrengen met naar bijeenkomsten van de AA gaan. Maar goed, ik kwam langs om je te vertellen dat ik heb gehoord dat een of andere vent geluiddempers vanuit zijn garage verkoopt.’

Eindelijk, een mogelijke doorbraak. ‘Wie?’

‘Ene Jackson Riollo, hij woont in Sierra Vista.’

‘Heeft hij er in het afgelopen halfjaar eentje verkocht aan iemand in Bordertown?’

‘Dat weet ik nog niet. Ik heb een afspraak met hem, want ik heb hem verteld dat ik wel belangstelling heb. Als ik hem tref, zie ik wel of hij me iets over zijn klanten wil vertellen.’

‘Wanneer heb je die afspraak?’

‘Morgenavond.’

‘Mooi, laat me maar weten hoe het afgelopen is.’ Toen deed ze het portier van haar auto open, want ze was van plan naar de ranch van de Simpsons te gaan om te zien of Kevin, Alma of James vanavond illegalen die de grens over wilden steken, in de gaten hielden. Ook wilde ze even bij Charlie Sumpters huis langs. Aangezien ze ook haar gewone werk nog moest doen en daarmee achter was, had Van Dormer haar niet zo’n moeilijke opdracht gegeven; zorg dat je Charlie te pakken krijgt om te horen of er echt iets achter zijn gefulmineer tegen illegalen zat. Dat was alles. Intussen had ze hem echter weer twee keer zonder succes gebeld.

Ze zou moeten uitzoeken waar zijn dochter woonde, misschien kon ze hem daar dan bereiken. Tot die tijd meende ze dat het geen kwaad kon naar zijn huis te gaan en te zien hoe dat erbij stond, of het ook leek of hij voor langere tijd zou wegblijven. Als hij zijn hond aan de zorg van de buren had toevertrouwd, zou hij waarschijnlijk binnenkort terugkomen.

Starkey maakte echter geen aanstalten om weg te gaan.

‘Was er verder nog iets?’ vroeg ze toen hij het portier beetpakte, zodat ze het niet dicht kon doen.

‘Een vraagje,’ zei hij, zich vooroverbuigend zodat hij haar gezicht kon zien.

Ze nam niet de moeite de sleutel in het contact te steken. ‘En dat is?’ Verdorie, hij zou toch zeker niet weer met die onzin beginnen over weer bij elkaar komen…

Zich dicht naar haar toe buigend, zei hij met gedempte stem: ‘Is het waar?’

Naarstig zocht ze zijn gezicht af voor aanwijzingen, maar ze had kreeg geen enkel idee waar hij heen wilde. ‘Is wat waar?’

‘Wat ik in de Firelight heb gehoord?’

Toen hij de naam van de kroeg noemde, stond ze meteen op scherp. De laatste tijd stak de naam van de Firelight toch wel erg vaak de kop op… ‘Wat heb je gehoord?’

‘Dat jij en je, eh… stiefvader een, eh… je weet wel… verhouding hebben.’

‘Wat? Wanneer heb je dat gehoord? Vanavond ben ik er zelf nog geweest, en toen werd daar niets over gezegd. Ik heb Leonard zelfs niet eens gezien.’

‘Het was net voor sluitingstijd.’ Met zijn vingers tikte hij tegen de zijkant van haar auto. ‘Dus… Vertel je me nog hoe het zit?’

Ze kon niet geloven dat hij dat überhaupt moest vragen, want hij wist wat er in het verleden gebeurd was, hoe afschuwelijk ze Gary’s avances gevonden had. ‘Starkey, ik zou nooit een verhouding beginnen met de man van mijn moeder. Zelfs toen ik nog een tiener was, kreeg hij geen poot aan de grond. Daarom ben ik het huis uit gegaan, weet je nog?’

Hij ging weer rechtop staan, en het leek of hij iets opgeluchter ademhaalde. ‘Oké. Mooi. Ik wilde het alleen maar zeker weten. Leonard liep met die foto te zwaaien, en nou ja, toen begon ik het me toch af te vragen.’

Léonard?

Ze greep haar autosleutels zo stijf vast dat de kartels in haar handpalm sneden. ‘Wat voor foto? Heb je hem gezien?’

Bevestigend knikte hij. ‘Ja, je bent naakt.’

‘Wát?’ Leonard had gezegd dat Gary de foto had. Was het dezelfde? Als dat zo was, hoe kwam hij er dan aan? ‘Weet je zeker dat ik het was?’

‘Heel zeker, je tatoeages stonden er ook op.’

Er vormde zich een knoop in haar maag. ‘Maar… Waar is hij genomen? Hoelang geleden?’ Die tatoeages had ze pas laten zetten toen ze al het huis uit was. Haar moeder had zoiets nooit toegestaan toen ze nog thuis woonde. Die had haar dan de deur uit gezet voor Sophia zelf weg wilde. Tot op de dag van vandaag vond ze Sophia’s getatoeëerde arm ronduit afschuwelijk.

‘Moeilijk te zeggen. Zo te zien is hij ergens in een slaapkamer genomen, ergens in de afgelopen paar jaar.’

Hoofdschuddend zei ze: ‘Maar dat slaat nergens op. Hoe kan Leonard aan zo’n foto gekomen zijn?’

‘Hij zei dat hij hem van iemand gekregen heeft die bij de foeragehandel werkt. Wie wilde hij niet zeggen, want hij wilde hem geen problemen bezorgen, beweerde hij.’

‘Wat? Ik kan me niet eens voorstellen…’ Haar hoofd tolde, maar ze kon geen plausibele verklaring bedenken voor wat Starkey haar net verteld had. ‘Weet je echt zeker dat ik het was?’

‘Heel zeker. En…’

Dat ‘en’ beloofde weinig goeds. Was er nog meer? ‘Wat is er?’ vroeg ze.

‘Liz Torres was er vanavond ook.’

Liz was lid van de gemeenteraad. ‘Wat deed zij daar? Ze drinkt niet eens.’

‘Ze was met vrienden van buiten de stad.’

‘Dat meen je.’ Liz ging nooit naar de kroeg, zo laat al helemaal niet. ‘Zeg alsjeblieft dat zij niet gehoord heeft wat er gaande was.’

‘Helaas heeft zij de foto ook gezien. Iedereen had het erover en gaf de foto rond, dus ze kon hem niet missen. En ze leek er niet blij mee.’

Natuurlijk was ze er niet blij mee. Sophia zat midden in de grootste moordzaak die Bordertown ooit gekend had. Als zij een verhouding had met de man van haar moeder, of met wie dan ook, zou daar een schandaal van komen. Het zou de indruk wekken dat ze niet betrokken genoeg was, alsof ze haar werk niet goed deed.

‘Ik ben nooit met Gary naar bed geweest, heb me nog nooit in zijn bijzijn uitgekleed of wat dan ook.’ zei ze.

Na het zien van de foto leek zelfs Starkey daaraan te twijfelen. ‘Ik hoop voor jou dat dat niet zo is, want ik krijg het gevoel dat deze stad op het punt staat iemand te lynchen.’

En hij hoefde niet te zeggen wie het slachtoffer van die lynchpartij zou zijn.

 

In plaats van naar de ranches te gaan, zette Sophia regelrecht koers naar Leonards huis. Ze moest die foto te pakken zien te krijgen. Het idee dat de hele stad haar naakt had gezien en een of ander schokkend verhaal had gehoord dat ze een verhouding met Gary had, maakte haar kotsmisselijk. En dan dacht ze nog niet eens aan wat de gevolgen konden zijn. Stel dat de gemeenteraad haar ontsloeg zonder zelfs maar een enkele referentie? Wat moest ze dan? Hoe kon ze dan nog een baan vinden? En wat als haar moeder alle roddels geloofde?

Natuurlijk moest Anne diep vanbinnen weten dat ze nooit een verhouding met Gary zou beginnen. Tenslotte had Sophia hem nooit gemogen, maar het geroddel zou hen allemaal in verlegenheid brengen. Voor de zoveelste keer zouden al Annes onzekerheden en jaloerse gevoelens naar boven komen, die haar gemakkelijk konden verblinden. Dit kon het einde betekenen van haar moeders huwelijk, of erger nog, Anne zou Sophia overal de schuld van kunnen geven en Gary’s kant kiezen, zoals ze in het verleden ook gedaan had.

Toen ze eenmaal bij Leonard aangekomen was, bleef ze bij de ingang van het terrein staan. Vanuit de auto keek ze naar zijn duistere woonwagen. Ze wist dat Rod kwaad op haar zou zijn dat ze hier in haar eentje naartoe was gegaan. Het was te gevaarlijk, zou hij zeggen, maar ze had al eerder risico’s genomen die flink wat opgeleverd hadden, zoals naar Naco en het onderduikadres gaan. Trouwens, had ze een andere keus? Ze moest vechten voor haar baan, voor de breekbare relatie met haar moeder, voor haar reputatie.

Diep ademhalend zette ze de motor af, en ze stapte uit. Er stond een briesje, dat een rilling over haar rug deed gaan toen ze naar de voordeur liep. Tot op dat moment had ze niet beseft dat ze gezweet had, maar het verbaasde haar niet. De laatste tijd was het overdag zo verschrikkelijk warm geweest, meer dan veertig graden. ’s Avonds zakte de temperatuur maar naar een graad of dertig, dus het bleef vies warm.

Vanavond waren er geen krekels te horen. Overal om haar heen strekte de woestijn zich stil en roerloos uit… tot ze dichter bij de woonwagen kwam en Leonards rottweiler begon te blaffen. Toen hij met opgetrokken bovenlip tegen het hek opsprong, kromp ze in elkaar, maar ze liep door naar het trapje voor de deur van de stacaravan.

Boven het kabaal van de hond kon ze amper het geluid van haar hand die op de houten deur klopte horen, maar het gaf niet of iemand dat hoorde. De hond maakte genoeg lawaai om Leonard sowieso naar de deur te lokken.

Met haar vingers op de kolf van haar pistool ging ze een stukje achteruit en opzij om te wachten tot de deur openging.

Er gebeurde niets.

‘Leonard?’ riep ze, waarna ze weer op de deur bonsde. ‘Ik ben het, commissaris St. Claire. Ik moet met je praten. Doe open.’

Het bleef donker in de caravan. Het enige geluid kwam van de hond.

Fronsend keek ze op haar horloge. Bijna drie uur. De Firelight ging om twee uur dicht. Daarom was ze niet eerst naar het café gegaan, maar direct naar de stacaravan.

‘Leonard?’ riep ze weer. Toen voelde ze aan de deur.

Hij zat niet op slot.

 

Leonard kon niet geloven dat hij haar gevonden had. De hele stad had hij afgezocht, en nu zat ze gewoon bij zijn eigen huis. Hij zag haar politiewagen voor de deur staan.

Een huivering van opwinding voer door hem heen, voor het eerst in tijden. Dit was een bof. Als hij haar binnen betrapte, kon hij haar neerschieten. Dan zou hij zeggen dat ze hem uit een diepe slaap had gewekt, dat hij gedacht had dat ze een inbreker of misschien wel de moordenaar was, wat heel aannemelijk was omdat hij zo ver buiten de stad woonde, en zeggen dat hij uit zelfverdediging geschoten had.

Eerst moest hij echter nog naar binnen zien te komen, terwijl zij nog aan het rondsnuffelen was.

Nadat hij de auto van zijn baas een eindje verderop geparkeerd had zodat ze niet gewaarschuwd zou worden door het geluid van de motor, pakte hij zijn pistool, dat naast hem op de stoel lag, en stapte uit. Toen liep hij met een grote boog om de stacaravan heen, want hij was van plan door de achterdeur naar binnen te gaan. En over de hond hoefde hij zich geen zorgen te maken; Caesar kende hem immers. Nee, niets zou haar erop wijzen dat hij weer terug was.

Nu krijg je je trekken thuis, wijfie. Dit was niet precies wat hij de afgelopen maanden voor ogen had gehad. Eerst had hij haar alles wat haar dierbaar was, willen afnemen om haar dan van haar hoge voetstuk te zien vallen.

Maar sommige kansen waren te mooi om te laten lopen.

En dit was gewoon een prachtkans. Doordat het licht in de slaapkamer brandde, wist hij waar ze was. Hij stelde zich voor hoe ze zijn bezittingen doorzocht, op zoek naar de foto die hij in het café had laten rondgaan. Misschien hoopte ze zelfs wel dat ze bewijsmateriaal zou vinden dat hem aan de moorden op de illegalen zou linken. Het enige wat ze echter zou vinden, was het krantenknipsel over zichzelf dat op de binnenkant zijn slaapkamerdeur hing.

Zou ze bang worden van wat hij over haar gezicht heen had geschreven? Of zou ze alleen maar boos worden?

Toen hij de deur opendeed, kraakte die. Even wachtte hij af of hij voetstappen hoorde, maar binnen bleef het stil, een stilte die pas werd onderbroken toen Caesar nog een paar keer blafte. Hij kon die hond wel een schop verkopen. Als hij niet nog steeds de hoop koesterde dat zijn gezin weer terug zou komen, had hij hem al lang af laten maken. Caesar was van zijn oudste dochter, Millie, dus hij durfde hem niet weg te doen. Het zou al erg genoeg zijn als ze erachter kwam dat de hond van hem niet meer naar binnen mocht, omdat hij genoeg had van al dat haar, de lucht en het feit dat hij hem om de paar uur naar buiten moest laten.

Met zijn pistool in zijn hand liep hij het piepkleine washok in, dat zijn vrouw altijd zo netjes had gehouden. Langs de muur sloop hij de gang in. Sophia zou hem niet verwachten, want hij was zelfs niet langs de stacaravan gereden. Toen hij de weg naar zijn huis was ingeslagen, had hij haar auto zien staan en was hij gestopt voordat hij zo dichtbij was dat zijn koplampen of iets anders zouden verraden dat hij er was.

Om zijn zenuwen de baas te worden, bleef hij even staan. In gedachten nam hij door wat hij wilde bereiken. Als hij haar neerschoot terwijl hij de slaapkamer in ging, moest hij zeggen dat hij in de kamer van Kayla en Millie in slaap was gevallen. In hun kamer had hij toch zijn wapens opgeborgen, dus dat zou heel logisch klinken.

Met het overhalen van de trekker zou het allemaal voorbij zijn.

Als ze eenmaal dood was, zou de gemeenteraad hem waarschijnlijk weer in zijn oude functie benoemen. Hij zou zijn vrouw ervan overtuigen dat Sophia aldoor al had gelogen, dat dit bewees dat ze het al vanaf het begin op hem gemunt had. En dan zou hij zijn oude leventje weer terug kunnen krijgen.

Hij kon amper wachten zijn baan op die stoffige kippenboerderij op te zeggen, tegen Dwight te zeggen dat hij zijn rug op kon met dat rotbaantje…

Zijn hart ging als een razende tekeer toen hij zijn hoofd om de deur stak. Sophia zag hij niet, maar het licht in de badkamer brandde nu ook.

Knibbel, knabbel, knuisje, zong hij in zichzelf, waarna hij de deur door glipte. Bij elke stap kraakte de vloer een beetje, maar hij maakte zich er niet druk om. Hij had haar schaduw in de badkamer gezien. Ze zat als een rat in de val.

Met zijn vinger om de trekker liep hij met uitgestoken pistool verder.

Helaas was die schaduw niet van Sophia. Het was alleen maar de weerspiegeling van de donkerblauwe handdoek die aan de spijker hing waar vroeger een schilderijtje had gehangen, dat zijn vrouw had meegenomen toen ze was weggegaan.

Zwaar gefrustreerd om te moeten constateren dat hij de weg in zijn eigen huis niet meer kende, wilde hij zich net omkeren naar de slaapkamer toen Sophia achter hem opdook en iets kouds en hards tegen zijn nek duwde. Iets wat hij al herkend had voordat ze iets zei.

‘Laat dat pistool vallen, anders schiet ik je kop eraf!’