Hoofdstuk 4
‘Laat je me nog binnen? Of blijf je daar zo boos naar me staan staren?’
Met tegenzin deed Roderick een stap opzij. Hij wist niet zeker of hij op dit moment wel met Rachel wilde praten. Het was heel gemakkelijk haar vriend te zijn wanneer zij haar ei kwijt moest, maar dat betekende niet dat hij degene wilde zijn die zijn hart luchtte. Zijn gevoelens analyseren was hetzelfde als een blauwe plek betasten. Het had geen zin.
‘Zin in een biertje?’ vroeg hij.
‘Nee, bedankt.’ Ze keek naar de lege blikjes die hij in de vuilnisbak had gegooid. ‘Zal ik koffie zetten?’
‘Jezus, nee.’ Op dit moment voelde hij zich lekkerder dan hij zich de hele dag gevoeld had, vanaf het moment waarop hij met zijn vader gesproken had. Waarom zou hij dat willen bederven?
‘Dat telefoontje dat je op kantoor kreeg…’
Geïrriteerd fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Ja, wat is daarmee?’
Ze nam een handje chips uit het schaaltje dat hij op het aanrecht had staan en dacht even na voor ze antwoord gaf. ‘Wil je me vertellen waarom je daar zo opgefokt van bent?’
‘Zit je man niet te wachten tot je thuiskomt?’
Kalm stak ze nog een chipje in haar mond. ‘Nee, hij weet dat ik hier ben.’
‘Waarom is hij niet met je meegekomen?’
‘Omdat hij een verslag zit te maken. Bovendien heb ik hem verteld dat we even met zijn tweeën moeten zijn.’
‘We hoeven niet met zijn tweeën te zijn,’ zei hij met een boze blik. Hoewel hij en Rachel ooit heel close waren geweest, waren ze uit elkaar gegroeid sinds ze getrouwd was. Roderick vond het niet erg. Haar man Nate was ook agent bij Department 6, eentje voor wie hij veel respect had, en zelf had hij nooit de neiging gehad avances naar haar te maken. Toch waren er dagen dat hij de kameraadschap die er altijd tussen hen geweest was, miste. Dit was zo’n dag. Jammer dat hij de klok niet kon terugdraaien.
Ze begon de vuile vaat die hij in de gootsteen had gezet af te spoelen. ‘Vertel me eens wat er loos is.’
‘Er is niets loos.’
‘Het is niks voor jou om te zitten mokken, Rod.’
‘Hou op mijn afwas te doen,’ zei hij. ‘En wie zegt er verdomme dat ik zit te mokken?’
Demonstratief keek ze de kamer rond. ‘De tv staat uit. De stereo staat uit. De gordijnen zitten dicht.’
Toen ze geen van beiden iets zeiden, werd de stilte alleen maar doorbroken door het gezoem van de airco. Hij had het willen doen voorkomen of hij niet thuis was, want hij had niet gewild dat zijn bemoeizuchtige buurvrouw langs zou komen om hem te vragen of hij haar lekkende kraan wilde repareren. Wat hij wilde, was zichzelf even de tijd gunnen te ontspannen.
En Rachel maakte hem dat zeer moeilijk.
‘Nou?’
‘Milt zei dat je vanmiddag weigerde met hem te praten,’ zei ze, terwijl ze het bord dat ze net had afgespoeld in de vaatwasser zette. ‘Hij zei dat je van kantoor bent weggegaan zonder te zeggen wanneer je weer terug zou zijn.’
‘Dat is dan jammer voor Milt.’
‘Toevallig is hij wel je baas.’
‘Ik spreek hem straks nog wel even.’
‘Hij maakt zich zorgen om je.’
‘Lulkoek, Milt maakt zich over niemand anders zorgen dan zichzelf,’ zei Rod, waarna hij het blikje bier dat op het aanrecht stond, leegdronk, in elkaar drukte en in de prullenbak gooide.
‘Oké, laat ik dat anders formuleren. Hij heeft er belang bij zijn investering veilig te stellen. Degene die zich zorgen maakt, ben ik.’
‘Och, ik denk erover een paar dagen vrij te nemen, dat is alles.’ Om die opmerking extra nonchalant te laten overkomen, haalde hij een schouder op.
Met veel gerammel zette ze het bestek in het bakje in de vaatwasser. ‘Een paar dagen vrij.’
‘Ja.’
‘Om wat te gaan doen? Hier rond te hangen met de gordijnen dicht en je klem te zuipen?’
‘Nee, bijdehandje, om naar Arizona te gaan.’
Even aarzelde ze. ‘Is er iemand in het bijzonder die je wilt gaan bezoeken?’
Er verscheen een beeld van zijn vader en Edna voor zijn geestesoog. ‘Niet echt.’ Natuurlijk was Jorge er ook nog…
‘Er moet toch een reden zijn waarom je erheen wilt. Je bent nog maar net thuis na een afwezigheid van drie maanden.’
Hij had haar nooit in detail over zijn jeugd verteld. Bij iedereen hield hij zich op de vlakte. Het enige wat hij vertelde, was dat hij uit een of ander gat in het zuiden van Arizona kwam en blij was dat hij daar weg was.
Maar Rachel was niet van gisteren. Haar druipende handen boven de gootsteen houdend, nam ze hem nauwlettend op. ‘Heeft dit met je verleden te maken?’
‘Misschien.’
Nadat ze haar handen had afgedroogd, deed ze de vaatwasser dicht. ‘Ga je me echt niks vertellen?’
Hij liep naar de koelkast om nog een biertje te halen, maar ze sneed hem de pas af. ‘Ga zitten, dan maak ik iets te eten voor je.’
‘Nee, dat doe je niet. Als jij me zo voor de voeten blijft lopen, kan ik het niet weer op een drinken zetten.’
‘Dat is waar, maar zolang ik hier ben, kun je net zo goed met me praten.’
Geërgerd haalde hij zijn hand door zijn haar. ‘Shit.’
‘O, heel vleiend, ik ben blij dat ik gekomen ben om je te helpen.’
‘Het is niet zo dat ik je niet hier wil hebben.’ Eigenlijk was dat wel zo, maar niet omdat hij niet om haar gaf. ‘Het is gewoon… Ik weet niet zeker wat ik moet doen.’
‘Waaraan…’
‘Of ik naar Arizona moet gaan.’
Ze pakte twee kipfilets uit zijn vriezer. ‘Is daar iets gebeurd?’
‘Een of andere klootzak schiet illegalen dood die de grens oversteken, en ik overweeg daar een eind aan te maken. Dat is alles.’
‘Kan de plaatselijke politie het niet alleen af?’
‘Bordertown is niet wat je noemt een welvarende stad. Er zijn een paar rijke ranchers, maar bijna iedereen leeft onder de armoedegrens. Er zit niet veel geld in de gemeentekas.’
Ze legde de kipfilets in de magnetron om ze te ontdooien. ‘Dan springt de provincie of de staat wel bij. Misschien zelfs de FBI wel.’
‘Waarschijnlijk, maar ik zou het voor niks doen. Ik ken de omgeving. Bovendien spreek ik vloeiend Spaans, dus ik kan overal heen. Misschien kom ik zo dingen te weten die de politie ontgaan.’ Hij had het gevoel dat hij het aan zijn moeder en haar volk verplicht was. Dat was de belangrijkste reden, maar dat zei hij niet hardop.
‘Als het zo belangrijk voor je is, kun je vast wel vrij krijgen van Department 6. Je hebt nog een stuwmeer aan vrije dagen.’
‘Dat dacht ik nou ook.’
‘Waarom verzet je je er dan tegen?’
‘Dus jij denkt dat ik moet gaan?’
Daarop lachte ze. ‘Nee, jíj denkt dat je moet gaan, dat is wel duidelijk. Daarom sta je zo in tweestrijd. Het enige wat ik je duidelijk probeer te maken, is dat drinken daar niets aan verandert.’
‘Mijn vader woont daar,’ gaf hij uiteindelijk toe.
Doordringend keek ze hem aan. ‘Je hebt tegen mij gezegd dat je geen vader had.’
‘Is dat zo?’ Hij kon zich het niet herinneren.
‘Jep.’
‘In wezen is dat ook zo, want hij heeft me nooit erkend. Af en toe gaf hij mijn moeder geld, zoveel als hij weg kon sluizen zonder zich de woede van zijn vrouw op de hals te halen, maar het kwam nooit met enige regelmaat en hij deed het alleen maar omdat hij zich verplicht voelde. Hij had nog een gezin. Het gezin waar iedereen tegen opkeek.’
Hoewel ze deed of dit een ongedwongen gesprek was, zag hij wel dat ze het allemaal in zich opnam. ‘Zijn er nog andere broers of zussen?’
‘Twee blanke jongens. Enorme klerelijers.’
‘Ouder of jonger dan jij?‘
‘Ouder.’ En sterker, althans toen. Hij had geen idee hoe ze nu waren. Het enige wat hij wist, was dat ze hem bij verschillende gelegenheden met zijn tweeën in elkaar hadden geslagen, meestal omdat hij hen op het land van hun vader tegen het lijf was gelopen en geweigerd had opzij te gaan. Hij had er genoeg van gekregen dat zijn vader en alle andere mensen hen als prinsen behandelden, terwijl hij nog niet eens een sinaasappel van de boom kon plukken zonder dat hij beschuldigd werd van diefstal.
‘Hield je vader ze niet tegen?’
‘Nee, hij kneep een oogje dicht, want hij wist dat zijn vrouw ervan te horen zou krijgen als hij dat deed, en dat zou nog grotere problemen opleveren.’
‘Wonen je broers daar nog steeds?’
‘Geen idee, ik heb er nooit naar gevraagd.’ Zelfs niet aan Jorge. ‘Maar ik kan me niet voorstellen dat ze daar weg zouden gaan. Uiteindelijk erven ze een flinke boerderij net buiten Bordertown.’
‘Waar is je moeder?’
‘Op het kerkhof.’
Op dat moment piepte de magnetron, maar ze maakte geen aanstalten de kip eruit te halen. ‘Wat is er met haar gebeurd, Rod?’
‘Longkanker. Nooit van haar leven gerookt en toch stierf ze aan longkanker.’ Even lachte hij bitter. ‘Niet echt eerlijk, vind je wel?’
‘Niks van dit alles komt me eerlijk voor, maar je bent niet meer dezelfde als toen. Je zou teruggaan als iemand anders. Iemand met wie men rekening moet houden.’
Vragend trok hij een wenkbrauw op. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Dat je wat je daar ook te wachten staat wel aankunt. Een moordenaar die illegalen doodschiet, twee klerelijers die misschien nog steeds een flink pak slaag kunnen gebruiken, een vader die wel gek moet zijn als hij niet van je hield… en een bezoek aan een graf dat je diep zal raken.’
‘Zie je nou wel? Dit is precies waarom ik je nooit iets vertel,’ zei hij.
‘Hoezo?’
‘Je begrijpt het gewoon niet.’
Omdat ze wist dat hij het tegenovergestelde bedoelde, glimlachte ze. ‘Wanneer ga je?’
‘Eigenlijk kan ik net zo goed vanavond al gaan. Zou jij me naar het vliegveld kunnen brengen?’
‘Denk je dat je nog een vlucht kunt krijgen?’
‘Of ik nog naar Tucson kom, betwijfel ik, maar Phoenix moet toch lukken. Daar huur ik wel een auto, dan rij ik de rest.’
Sophia’s lange haar was donker genoeg om niet op te vallen tussen de Mexicanen die ze zou ontmoeten, maar de kleur van haar ogen en haar teint zouden haar verraden. Haar lichtgroene irissen trokken altijd bekijks. Mensen zeiden altijd hoe opzienbarend ze waren. En hoewel ze wat gebruind was omdat het zomer was, was haar huid toch echt die van een blanke. Nou ja, in elk geval zou ze er net zomin als een politieagent uitzien als een Mexicaan, wat ze te danken had aan de tatoeages die ze rondom haar hele bovenarm had. Ook al was het een aandenken aan haar wilde jaren, ze vond de symbolen van goed en kwaad nog steeds mooi. Ze lieten de mensheid van de meest realistische kant zien: nooit honderd procent eervol en nooit honderd procent slecht. Trouwens, die tatoeages zouden haar net die stoere uitstraling geven die ze nodig had, dienden als tegenwicht dat ze maar één meter zestig lang was en vijftig kilo woog.
Ze trok een strak truitje aan dat bij haar spijkerbroek en motorlaarzen paste. Toen bond ze haar haar in een dikke paardenstaart en trok haar broekspijp omhoog zodat ze haar pistool om haar rechterkuit kon binden voor ze op de gestripte Harley zou stappen die ze vorige zomer had gekocht. Naast Rafe en haar broer was die motor haar enige ware liefde. Na een zeer pijnlijk einde van een relatie had ze hem gekocht, in een periode dat ze liever de rest van haar leven alleen bleef dan dat ze ooit weer een man zou vertrouwen. Inmiddels had ze zo lang zonder seks geleefd dat ze dat ‘nooit weer’ aan het heroverwegen was, maar de Harley was nog steeds een betere partner dan het vriendje dat ze vorige zomer gehad had. Bij tijd en wijle liep ze Dick Callahan tegen het lijf, samen met het tienermeisje dat hij zwanger had gemaakt toen zij nog een stel waren.
‘Eikel,’ mompelde ze toen ze haar oprit af reed. Zo reageerde ze eigenlijk elke keer dat ze aan Dick dacht. Wat ook niet had geholpen, was dat ze hem iets meer had vertrouwd dan ze normaal zou doen, omdat hij de dominee van de First Calvary Church was. In plaats van meteen naar haar toe te komen, had hij haar met zoete woorden aan het lijntje gehouden, tot het meisje met haar ouders bij haar voor de deur had gestaan om het heuglijke nieuws van de baby te melden. Ze hadden haar ook gevraagd zich terug te trekken, zodat Dick bereid zou zijn een gezinnetje met hun dochter en haar kind te stichten.
Sophia had toen gedacht dat ze gek waren om op zo’n permanente verbintenis aan te dringen. Enkel en alleen om zijn positie binnen de kerk te beschermen, had hij zijn verantwoordelijkheid genomen, maar ze betwijfelde of het huwelijk stand zou houden. Toch had ze gedaan wat ze van haar gevraagd hadden: ze had de relatie beëindigd. Vijf maanden geleden hadden Dick en de zeventienjarige Zeba elkaar het jawoord gegeven.
Sinds Dick had ze niet echt iets met iemand gehad. Omdat ze in zo’n klein stadje woonde, waren de mogelijkheden beperkt, en omdat ze bij de politie was, werd het speelveld nog kleiner, want ze wist te veel van iedereen. Eens in de zoveel tijd vroeg Harvey Hatfield haar mee uit, maar in de tijd dat hij nog getrouwd was en zij nog een gewoon agentje, had ze een keer naar zijn huis uit moeten rukken vanwege een echtelijke ruzie. Zijn vrouw, nu ex-vrouw, had geen aangifte gedaan, maar Sophia had haar gezicht gezien en haar direct geloofd toen ze had gezegd dat Harvey haar die gezwollen lip had bezorgd. De wetenschap dat hij losse handjes had, smoorde elke aandrang om een biertje met hem te gaan drinken in de kiem.
Dan had je nog Craig Tenney, de plaatselijke tandarts. In het begin had hij heel aardig geleken, totdat Alice Grenville op het bureau gekomen was en had beweerd dat hij aan haar borsten had gevoeld terwijl ze onder de invloed van lachgas was. Zijn andere patiënten waren als één man achter hem gaan staan, en het was Alice nooit gelukt haar bewering te staven, maar Sophia ging sindsdien naar een tandarts in Douglas.
En last but not least toonde Stuart Dunlap interesse in haar. Zo op het oog leek hij de ideale kandidaat. Afgezien van een vechtpartij in de kroeg zes jaar geleden was hij nooit met justitie in aanraking geweest. In de toekomst zou hij, samen met zijn broer, de Dunlap-ranch erven, iets wat Sophia’s moeder nooit naliet te vermelden. Anne had er geen enkele moeite mee iemand om zijn geld te trouwen. Toen haar eerste man failliet ging, had ze resoluut stappen gezet om haar levensstandaard te behouden. Het nadeel van Stuart was echter dat hij deed of de hele stad van hem was. Die arrogantie kon Sophia niet uitstaan. Nee, dan had ze liever zijn broer, maar Patrick was al getrouwd.
Toen ze meer gas gaf, werd het asfalt wazig onder haar voorband. Ze dacht aan rechercheur Lindstrom, die nu op weg naar huis was voor een gezellig etentje met haar man van de DEA. Ze vroeg zich af of ze zich bij de sheriff beklaagd had dat ze die ochtend buitenspel was gezet. Toegegeven, ze had haar moeten inlichten toen de melding binnenkwam, want ze had meteen geweten dat de moordenaar weer had toegeslagen. Een paar uur geleden had Lindstrom gebeld om te vragen of Sophia de hulzen naar het politielab had gestuurd. Daar had ze ja op gezegd, maar in werkelijkheid had ze ze naar een particulier deskundige gestuurd, eentje die Lindstrom nooit zou achterhalen. Bovendien had ze de derde huls zelf gehouden, voor het geval haar zending zoek zou raken. Misschien was ze te voorzichtig, maar ze was niet van plan achteraf ergens spijt van te krijgen.
Omdat het donker begon te worden en het een doordeweekse avond was, stond er maar een handjevol auto’s bij de grens van Mexico te wachten. Zoals gewoonlijk was de rij de andere kant op echter ellenlang. Tussen de auto’s liepen handelaren rond, die spaarvarkens, wollen dekens, bewerkte leren portemonnees en tassen aan de man probeerden te brengen.
Rustig keek ze toe toen verschillende automobilisten en hun reisgenoten tijdens het wachten in de rij het raampje omlaag draaiden om de handelswaar te bekijken. Toen zij aan de beurt was om met een douanier te praten, stopte ze onder de luifel waarop stond: BIENVENUDOS A NACO, SONORA, MEXICO, waarna ze haar paspoort aan een Mexicaanse man in uniform liet zien. Tegenwoordig had je een paspoort nodig om de grens over te gaan, terwijl het vroeger voldoende was als je een rijbewijs kon laten zien. Ze had haar politiepenning niet bij zich. Wat de autoriteiten bij de grens of waar dan ook betrof, kwam ze niet naar Mexico voor haar werk en was ze ook niet gewapend.
Na een zijdelingse blik op haar paspoort gebaarde de man dat ze door kon rijden, en de motor dreunde tussen haar dijen toen ze op haar Harley Naco binnen reed. Het lag net aan de andere kant van de grens, tegenover zijn zusterstad, maar was tien keer zo groot. Met bijna achtduizend inwoners waren er woonwijken, motels en supermarkten. En een heleboel arme sloebers die om geld liepen te bedelen.
Naco had ook een groot aantal coyotes.
Sophia zag hen tegen de gebouwen geleund staan of op straathoeken rondhangen, iedereen die langsliep aansprekend. Sommigen stonden alleen te roken, onderwijl mensen kijkend of op zoek naar potentiële klanten. Heel even joeg de kakofonie van stemmen haar angst aan. Ze was al vaker in Naco geweest; ze kende het stadje goed genoeg om zich er op haar gemak te voelen, voor zover dat kon in een vreemd land en een vrij gevaarlijke stad, maar haar Spaans was niet geweldig. Daarom vertrouwde ze er maar op dat de meeste mensen hier Engels spraken.
Bij de ingang van het haveloze motel met de naam Su Casa hing een groepje mannen rond, dat haar schaamteloos opnam toen ze ‘haar kont van het zadel lichtte’, zoals Starkey het altijd noemde. Waarom ze ineens aan haar ex-vriend moest denken, wist ze niet. Misschien omdat ze ergens wilde dat ze hem meegevraagd had. Hij was niet echt een hoeksteen van de samenleving, maar ze had zoveel voor Rafe gedaan dat hij haar nog steeds vriendelijk behandelde, en zelfs in de ergste omstandigheden stond hij zijn mannetje.
Met een luid fluitconcert en brede grijnzen gaven de mannen te kennen wat ze van haar vonden toen ze haar helm afzette. Ook begonnen ze in het Spaans tegen elkaar te praten, waarbij ze de woorden esplendido en attractiva opving.
Ondanks diverse pogingen was Sophia er niet in geslaagd degene achter het telefoonnummer dat ze in de sok van José had gevonden te pakken te krijgen, dus ze had nog steeds de identiteit van de slachtoffers niet achterhaald. In tegenstelling tot de vorige slachtoffers had ze deze keer echter foto’s waarop de mensen nog te herkennen waren. Ze had de foto’s die ze op de plaats delict genomen had, gedownload, en voordat ze bij het bureau was weggegaan, had ze van de duidelijkste een aantal kopieën gemaakt.
Toen ze op het groepje mannen af liep, van wie de meesten midden twintig waren, haalde ze een foto van beide slachtoffers uit haar achterzak. ‘Misschien dat jullie me kunnen helpen.’
Verschillende mannen hadden een groezelig strak hemdje aan en effen grijze broeken, met daaronder zwarte canvasschoenen met dunne zolen. Anderen droegen een spijkerbroek en verschillende soorten shirtjes. Allemaal hadden ze ergens tegenaan geleund gestaan; een gebouw, een pilaar, een stinkende afvalbak, maar toen ze hen aansprak, gingen ze allemaal rechtop staan en kwamen naar haar toe.
‘Weten jullie wie deze mensen zijn?’ vroeg ze, de foto’s voor hen ophoudend.
De man die het dichtst bij haar was, nam de foto’s van haar aan en staarde naar José en zijn vrouw. Toen gaf hij ze weer terug. ‘No hablo Inglés.’
‘Nombre.’ Opnieuw wees ze naar de foto’s, waarna ze die aan iemand anders gaf.
‘Deze mensen zijn dood.’ De tweede man sprak Engels met een zwaar accent, maar het was goed verstaanbaar.
‘Dat is nou net het probleem,’ zei ze. ‘Ik probeer erachter te komen hoe dat komt.’
‘Dus… je bent politieagent?’ Daarop lachte hij, waarbij de scepsis ervanaf droop.
Achteloos haalde ze haar schouders een beetje op. ‘Op dit moment ben ik gewoon een bezorgde burger.’
‘Een bezorgde burger,’ herhaalde hij. Toen bestudeerde hij met samengeknepen ogen de foto’s nog een keer. ‘Deze twee zijn vermoord toen ze de grens overstaken, hè? Net als de anderen?’
Het kwam niet als een verrassing dat hij daarvan wist. De vorige moorden hadden uitgebreid in de krant gestaan. Naco lag maar net over de grens, slechts vijftien kilometer van waar sommige moorden hadden plaatsgevonden. ‘Ja.’
‘Wie ben je?’
Hoewel de brutale blik in zijn ogen haar van haar stuk bracht, vermande ze zich. Tenslotte was ze vaak genoeg met Hells Angels omgegaan om te weten dat je nooit je kwetsbaarheid moest tonen. ‘Een vriendin. Van hen, in elk geval.’
Hij wreef zijn vingers tegen elkaar in het klassiek gebaar dat aangaf dat hij wilde dat ze hem betaalde. ‘Hoeveel heb je ervoor over?’
In een stad waar mensen aanboden op je auto te passen of de straat op renden om autoruiten te wassen in de hoop op een fooi, had ze dit wel verwacht, en ze zou er haar voordeel mee doen. ‘Vijftig Amerikaanse dollars.’
‘Voor…’
‘Información. Over een van de twee of allebei. Of over iemand van wie je denkt dat hij iets met hun dood te maken heeft gehad.’
‘Betaal je vooraf?’
Hoofdschuddend begon ze te lachen. ‘Sorry, maar ik ben niet estúpida. Ik wacht op jullie in de cantina aan de overkant.’
‘Wat wil je weten?’
‘Waar ze vandaan kwamen, hoe en wanneer ze de grens over gegaan zijn, bij wie ze waren voor ze stierven, of iemand de laatste tijd iets vreemds of ongewoons heeft gezien of gehoord dat verband kan houden met de moord.’
‘Dat is nogal wat.’
‘Je moet ergens beginnen.’
Even dacht hij na. ‘Dat is een klus die wel de hele nacht kan duren, señorita. En uiteindelijk kom ik misschien met lege handen terug. Hoe weet je zo zeker dat ze hierlangs gekomen zijn?’
‘Daar durf ik mijn hoofd om te verwedden. Ze zijn niet ver van hier gestorven. Vind hun coyote voor me, iemand die hen gezien heeft of heeft gekend, wat je ook maar ontdekken kunt. Hoe meer je me verteld, hoe meer ik betaal. Entendido?’
‘Cuánto más?’ riep iemand anders.
Hoeveel meer, vroegen ze. Vijftig dollar was maar een grijpstuiver vergeleken met wat ze betaald kregen als ze iemand veilig de grens over kregen. Maar dat lukte niet altijd. ‘Tot tweehonderd dollar,’ zei ze.
De man die net had gevraagd hoeveel meer, veegde het zweet van zijn voorhoofd. ‘En als we nada vinden?’
‘Dan krijg je nada betaald.’ Ze had geen andere keus. Als ze hen vooraf ook maar iets gaf, zouden ze tegen haar liegen.
‘Nè.’ Hoofdschuddend draaiden sommige mannen zich om. Eentje sprak twee vrouwen aan die dicht bij elkaar naast een handkar stonden waar een oude man frisdrank en maïs verkocht. ‘Hé, wil je een nieuw leven beginnen?’ vroeg hij haar. ‘Wil je naar Amerika? Ik kan je erheen brengen.’
Ondanks het feit dat hij Spaans sprak, begreep Sophia waar het op neerkwam.
Schamperend zei een van de vrouwen, die duidelijk ouder was dan de eerste: ‘Denk je dat ik gek ben? Het is veel te gevaarlijk.’
‘Nee, het is veilig,’ hield hij vol. ‘En heel gemakkelijk. Ik kan je erheen brengen, geen enkel probleem. Mijn metaaldetector vind de sensoren wel.’
‘En dat dan?’ zei ze, in de richting van het hoge metalen hek gebarend dat de grens vormde tussen beide landen. Iedereen wist echter dat het hek op sommige plekken nagenoeg ontbrak.
‘Maak jij je druk over drie lijntjes prikkeldraad?’
‘Ik maak me zorgen dat ik de woestijn word in gedreven,’ riep ze. ‘Wil je ons dood hebben?’
Sophia kon geen enkele reden bedenken waarom hij hen dood zou willen hebben. Zolang hij maar betaald werd, maakte het hem allemaal niets uit.
Overdreven rolde hij met zijn ogen. ‘Je gaat heus niet dood in de woestijn. Ik weet een kortere route, het is maar een uurtje lopen.’
‘Luister niet naar hem,’ onderbrak Sophia hem. ‘Het kost veel meer dan een uur. Misschien wel dagen. En de grenspolitie is niet het enige waar je bang voor hoeft te zijn. Er loopt iemand rond die illegalen vermoordt, die ze in koelen bloede doodschiet.’
Het zag er niet naar uit dat de vrouw Engels verstond, maar ze herkende het gebaar van een pistool dat Sophia maakte met haar duim en wijsvinger. Iets onverstaanbaars mompelend greep ze haar metgezel bij de hand, en samen maakten ze zich uit de voeten.
Met een ruk draaide de coyote zich naar Sophia om. ‘Hé, je kost me geld!’
‘Er zijn twaalf mensen dood,’ zei ze. ‘Twaalf landgenoten van je. Als het iemand iets zou moeten kunnen schelen, ben jij het wel.’
De man die het beste Engels sprak, zei minachtend: ‘Waarom zou het ons iets kunnen schelen? Het zijn maar wetbacks.’
‘Je verdient je geld met wetbacks!’
Achteloos haalde hij zijn schouders op. ‘Nou en?’
‘Als deze moordenaar zo door blijft gaan, worden mensen te bang om de grens over te steken. Zelfs met een betrouwbare coyote.’
Daarop liet hij zijn spieren rollen, waarbij hij demonstratief van de ene bolle spierbal naar de andere keek, de showbink. ‘Ik krijg iedereen naar de overkant. Voor het juiste bedrag.’
Sinds de Verenigde Staten de bewaking langs de grens met Naco hadden opgevoerd, was het werk voor coyotes een stuk moeilijker geworden. Ze moesten de lichtmasten die om de acht kilometer langs de grens stonden, zien te ontlopen. De lichtmasten waren ook nog eens uitgerust met camera’s en infrarode sensoren, die in een meldkamer door agenten in de gaten werden gehouden. Daarnaast moesten ze manieren bedenken om om en door het Virtual Presence and Extended Defense System heen te komen, dat onder andere bestond uit de gevreesde grondsensoren. En ze moesten uit het oog zien te blijven van de tweehonderd extra agenten die bij verschillende uitkijkposten gestationeerd waren. De diensten van een ervaren gids waren omhooggegaan van drie- naar achthonderd dollar. Het smokkelen van illegalen begon zo lucratief te worden dat de Mexicaanse maffia zich er, naast het smokkelen van drugs, ook mee bezighield.
‘Draait alles voor jou om geld?’ vroeg ze uitdagend.
‘Geld en een goede wip,’ zei hij, waarop iedereen in lachen uitbarstte.
Ze weigerde echter zich te laten intimideren door zulke grove taal. Zijn poging om haar te choqueren, maakte weinig indruk op haar. Dankzij Starkey en zijn maten en dankzij haar baan had ze veel ergere dingen gehoord. ‘Nou, veel succes met het vinden van een vrouw die het met je wil doen.’
‘Oeeeh…’ joelden zijn vrienden spottend.
Met een gevaarlijke glinstering in zijn ogen nam hij haar van top tot teen op. ‘Misschien neem ik niet de moeite om toestemming te vragen.’
‘Ach, ik heb wel wat beters te doen.’ Bruusk rukte ze de foto’s uit zijn hand, waarna ze zich omdraaide alsof hij haar geen angst aanjoeg.
Ze was nog maar twee stappen weggelopen toen een man uit het groepje haar achterna riep. ‘Ik zal zien wat ik kan ontdekken, señorita,’ zei hij. Toen ze hem de foto’s gaf, knikte hij respectvol.
‘Puta’, beet de andere man haar toe.
Het liefst had Sophia haar wapen getrokken. De verwaande, seksistische klootzak verdiende het dat hij door een vrouw op zijn plaats werd gezet, maar ze was niet naar Mexico gekomen om problemen te veroorzaken. Ze was hier om antwoord op haar vragen te vinden.
Dus negeerde ze hem.
‘Tweehonderd Amerikaanse dollars?’ vroeg de man die de opdracht had aangenomen. Hij was klein en gedrongen, had een gekarteld litteken op zijn wang en een enorme tatoeage van een slang op zijn arm. Hij leek veel ouder dan de anderen, waarschijnlijk achter in de veertig.
‘Als de informatie klopt,’ legde ze uit.
Nogmaals knikte hij, waarna hij met grote passen wegliep.