Hoofdstuk 22

 

 

 

Vader Kevin Simpson had Stuart gevonden. Toen Sophia, Rod en rechercheur Lindstrom onder leiding van James op quads naar de plek reden waar hij lag, stond hij op hen te wachten. Sophia zat bij James achterop, Lindstrom bij Rod. Hoewel Fitzer had bevestigd dat dokter Vonnegut gebeld was en dat hij weer helemaal beter was, was hij er nog niet; ze waren slechts met zijn vijven. Als Sophia niet had geweigerd Bruce te vertellen waar zijn zoon gestorven was en wie hem ontdekt had, was hij, en Edna waarschijnlijk ook, er ook geweest. Zo vroeg in het onderzoek kon ze hen er echter niet bij hebben, want ze had tijd nodig om de plaats delict te onderzoeken en bewijsmateriaal te verzamelen. Ze had tegen Bruce gezegd dat hij naar huis moest gaan om het nieuws aan de rest van de familie te vertellen voordat ze het van iemand anders hoorden, maar ze had beloofd dat ze zou bellen zodra er iets te melden was.

Tot dusver wist ze echter bitter weinig. Toen ze James bij het huis had getroffen, had hij haar verteld dat Kevin vroeg was opgestaan om naar een afgelegen stuk land te gaan. Daar had hij Stuarts truck in een droogstaande greppel gevonden. Een van de banden was lek, wat deed vermoeden dat hij over behoorlijk ruig terrein was gereden. Sterker nog, de truck had een heel eind over ruig terrein moeten rijden om hier terecht te komen. Er was in de verste verte geen weg te bekennen.

‘Heb je hem precies zo gevonden?’ vroeg Lindstrom toen Rod stopte en ze van de quad af kon stappen.

Volgens Sophia was het overduidelijk dat niemand het lichaam had verplaatst, maar ze zei niets. Het laatste waar ze behoefte aan had, was een discussie met Lindstrom. Ze stapte van haar quad af en liep tot op ongeveer een meter van het openstaande portier van de truck.

Voor hij antwoord gaf, spoog Kevin op de grond. ‘Ik heb het portier opengedaan, maar verder niks.’

Toen ze een eerste glimp van Stuart opving, werden haar armen en benen als van rubber. James vloekte. Blijkbaar was dit ook de eerste keer dat hij Stuart zag. Rod stond bij hen in de buurt, maar zei niets. Uiterlijk was hem niets aan te zien, maar ze voelde wel dat hij vanbinnen ten prooi was aan een wirwar van emoties.

Stuart lag gebogen over het stuur. Langs het portier liep een straal bloed, en op het raam zaten stukjes hersenweefsel. Dankzij de hittegolf van de laatste dagen, die zelfs ’s nachts weinig verlichting bood, kwam er een doordringende geur van zijn lijk af waar Sophia’s toch al zwakke maag zich van omdraaide. Er kropen vliegen over hem heen, vooral rond zijn ogen, mond en neus, waar ze graag eitjes legden. Uit angst dat ze al maden zou zien, durfde Sophia niet al te goed te kijken. Van wat ze over entomologie had geleerd, wist ze dat de eitjes binnen een paar uur uit konden komen, vooral als het zo warm was als nu.

‘Dus je hebt hem niet aangeraakt, hebt niet geprobeerd hem te reanimeren?’ Lindstrom deed haar best te doen of ze onaangedaan en professioneel was, maar de spanning in haar stem was onmiskenbaar.

‘Jezus, nee,’ zei Kevin. ‘Ik zag in één oogopslag dat hij dood was.’

Het was een gelukje dat Kevin het lichaam niet had aangeraakt, bedacht Sophia. Nu hadden ze meer kans de moord te reconstrueren, en als de moordenaar enig bewijsmateriaal had achtergelaten, was dat intact. Locards principe van de sporenoverdracht had ze al duizend keer gehoord. ‘Waar hij ook maar een voet zet, wat hij ook maar aanraakt, wat hij ook maar achterlaat, ook al is het onbewust, alles dient als een stille getuige tegen hem.’ Maar dat principe leek alleen maar van toepassing op tv.

‘Degene die dit heeft gedaan, heeft hem verrast,’ zei Rod.

‘Hij zag het niet aankomen, heeft geen enkele poging gedaan om uit te stappen,’ beaamde Sophia. ‘Maar wat deed hij hier überhaupt? Waarom zou iemand kilometers lang over rotsen, cacteeën, zelfs een paar kapotte flessen rijden naar zo’n afgelegen locatie? Om zijn auto zo te beschadigen moet hij behoorlijk hard gereden hebben.’

‘Misschien had hij met iemand afgesproken,’ zei James.

Daarop schudde Lindstrom haar hoofd. ‘Er zijn geen bandensporen van andere auto’s.’

‘Op deze bodem zijn sporen moeilijk te zien.’

Met een gebaar naar de planten om hen heen, zei Sophia: ‘De vegetatie is hier en daar wel platgetrapt.’

‘Maar met al die illegalen die hier continu rondzwerven, is de vegetatie altijd platgetrapt,’ zei Kevin. ‘Dat is ook deels wat ik tegen heb op wat er hier allemaal gebeurt. Mijn land gaat zo naar de haaien.’

‘Ik denk dat hij dronken was en op zoek naar illegalen om ze te pesten, maar dat hij per ongeluk op een drugsdeal stuitte,’ zei James. ‘Het ziet er bijna uit of hij geëxecuteerd is.’

Of het kon de wraakactie zijn waar ze allemaal bang voor waren geweest: dat de Mexicanen terugsloegen. Sophia zei het echter niet hardop.

Rod stak zijn handen in zijn zakken. ‘Misschien deed hij wel mee aan die drugsdeal.’

Sophia dacht aan Jamie Skotto, een blank meisje dat in Douglas verkracht was. In eerste instantie had ze beweerd dat de dader een Mexicaan was, wat de hele omgeving furieus gemaakt had. Uit alle windhoeken van Cochise County waren blanke mannen de woestijn in getrokken om wraak te nemen op alle illegalen die ze tegenkwamen. Toen ze uiteindelijk toegaf dat ze eigenlijk in elkaar geslagen en verkracht was door haar eigen oom, gingen de vigilantes met hangende pootjes weer over tot de orde van de dag, maar het racisme dat toen was opgelaaid, was nooit helemaal verdwenen. Met het excuus van de recente moord op de rancher uit de buurt van Portal in hun achterhoofd, kwamen sommige mensen nog steeds hier naartoe om illegalen lastig te vallen. Hoewel ze er een vaderlandslievend tintje aan probeerden te geven – die klootzakken hebben het recht niet ons land binnen te komen! – kwam het vaak gewoon neer op brute wreedheid. ‘Hoe graag ik ook het tegendeel wil geloven, het kan zelfs zo zijn dat hij de moordenaar is. Tot we meer weten, kunnen we geen enkele mogelijkheid uitsluiten.’

‘Die wel,’ zei Lindstrom.

Bedachtzaam keek Sophia haar aan. ‘Waarom had u vanmorgen met hem afgesproken?’

‘Gisteravond rond een uur of elf belde hij me op,’ zei ze. ‘Hij zei dat hij informatie over de moorden had. Dat zou hij toch niet doen als hij zelf schuldig was, dunkt me.’

Waarom had hij háár niet gebeld, vroeg Sophia zich af. Omdat hij boos op haar was? Omdat hij haar niet had kunnen vinden? Het was ongeveer rond de tijd dat ze Rod ging helpen bij dat onderduikadres. Maar ze had haar telefoon bij zich gehad, en er was niet gebeld… ‘Zei hij nog wat hij ongeveer te vertellen had?’

‘Nee, hij deed een beetje paranoïde. Hij zei dat hij het er niet over wilde hebben over de telefoon.’

‘En toen is hij vermoord.’

‘Zo te zien wel.’

Opnieuw spuugde Kevin op de grond, vlak naast zijn laars. ‘Hij was hier niet voor de kick. Illegalen pesten is niet iets wat hij in zijn eentje zou doen, niet tenzij hij van plan was iemand echt kwaad te doen, wat ik ten zeerste betwijfel. En als hij met vrienden was, hadden we nu wel van hen gehoord. Tenslotte houd je niet je mond als je je vriend doodgeschoten ziet worden.’

‘Liep de motor toen je hem vond?’ vroeg Lindstrom.

Met zijn hand wreef Kevin over zijn stoppels. ‘Nee, en er was geen andere auto in de buurt.’

Rod liep naar het lijk toe. ‘Hoe kreeg je hem in de gaten?’

‘Net toen de zon opkwam, zag ik iets roods flitsen vanaf die bergkam daar,’ zei hij, naar links wijzend. ‘Eerst heb ik door mijn verrekijker gekeken, zodat ik me niet in een gevaarlijke situatie zou begeven. Dit mag dan mijn land zijn, maar ik pas er wel voor op dat ik hier niet de verkeerde mensen stoor,’ legde hij uit. ‘En toen zag ik dit.’ Intussen haakte hij zijn walkie-talkie van zijn riem. ‘Aangezien hier geen mobiel bereik is, gebruiken we deze op het land. Het eerste wat ik deed, was mijn vrouw vertellen dat we een probleem hadden.’

Een probleem. Sophia had al een probleem. Dit maakte het nog erger. ‘Ik hoop dat de FBI zich hier ook mee gaat bemoeien,’ mompelde ze tegen Rod. Om te beginnen hadden ze iemand nodig die meer van het analyseren van bloedspatpatronen wist dan zij. Zo’n expert zou in staat zijn de invalshoek van het schot te bepalen en hoe ver het pistool van Stuarts hoofd af was geweest toen het afging. Het leek erop dat de schutter de trekker in de auto had overgehaald, hetgeen betekende dat ze misschien wel wat DNA van hem konden vinden. Als het principe van Locard opging, tenminste.

Voorzichtig naderbij komend tuurde ze in de cabine. Vanuit een uitgangswond boven Stuarts linkeroor hing een stukje vlees. Ze wilde zich niet op dat morbide detail blindstaren, wilde niet erkennen dat ze naar iemand keek met wie ze een paar keer was uitgeweest. En toch kon ze haar ogen niet van hem afhouden.

Plotseling werd haar blik wazig. Bang dat ze flauw zou vallen deed ze haar ogen dicht en haalde ze een paar keer diep adem. Toen ze haar ogen weer opendeed, probeerde ze zichzelf wijs te maken dat dit allemaal niet echt was. Het was maar een puzzel die opgelost moest worden, en zij was degene die dat moest doen. In de afgelopen weken had ze echter van alles gezien, van skeletten tot dit. Het deed er niet toe. Aan de dood zou ze nooit wennen.

‘Kijk eens naar zijn ogen,’ zei ze.

‘Wat is daar mee?’ vroeg Rod, zich over haar heen buigend. ‘Bedoel je die blauwe plekken?’

‘Ja. Denk je dat hij gevochten heeft voor hij hierheen kwam?’

Met zijn gezicht ondoorgrondelijker dan ooit schudde hij zijn hoofd. Waarschijnlijk stond hij ook hard zijn best te doen zich te distantiëren van het feit dat hij deze man gekend had. Voor hem moest het nog moeilijker zijn, want Stuart was zijn halfbroer. Geweest. Goed, close waren ze niet geweest, maar in sommige opzichten maakte de vijandschap tussen hen alles alleen maar ingewikkelder. Nu zouden ze nooit meer de kans krijgen hun geschillen bij te leggen.

‘Wasbeerogen zijn een kenmerk van een schot door het hoofd,’ zei hij. ‘Ik heb het al vaker gezien.’

‘Waar hebben jullie het over?’ Lindstrom probeerde zich tussen hen in te dringen.

Voorzichtig, zodat ze de auto niet zou aanraken, stapte Sophia opzij. Ze vond het al moeilijk genoeg zichzelf onder controle te houden, ze had nu echt geen trek in Lindstrom. ‘Bij Benita Sanchez heb ik het niet gezien,’ fluisterde ze tegen Rod.

Zijn blik bleef strak op de blauwe plekken rusten. ‘Het gebeurt niet altijd, het hangt van de verwonding af. Trouwens, op een donkere huid is het minder duidelijk te zien.’

‘Dus er is iets mis met zijn ogen?’ vroeg Lindstrom.

Ook Rod deed een stap achteruit. ‘Die blauwe plekken. Dat is heel normaal voor deze manier van overlijden.’

Hij leek veel over moord te weten. Hoeveel andere zaken zou hij al gedaan hebben, vroeg Sophia zich af. En wat waren dat voor zaken geweest? Vanochtend was hij zo afstandelijk dat ze maar amper kon geloven dat dit dezelfde man was als die met wie ze vannacht naar bed was geweest.

‘Hoelang is hij al dood, denk je?’ vroeg ze.

Er trok een spiertje in zijn wang, het enige teken, afgezien van zijn algehele terughoudendheid, dat hij het hier moeilijk mee had. ‘Zonder een lijkschouwer die zijn temperatuur op kan nemen, is dat moeilijk te zeggen, maar ik denk een uur of drie.’

Opnieuw bemoeide Lindstrom zich met hun gesprek. ‘Waarom niet langer?’

Met een gebaar naar Stuart antwoordde hij: ‘Hij begint net stijf te worden.’

Sophia wist dat lijkstijfheid of rigor mortis werd veroorzaakt door een chemische reactie vanwege het verlies van adenosinetrifosfaat, dat ervoor zorgde dat de spieren samentrokken en hard werden. Ook wist ze dat het meestal begon in de kleinere spieren van het gezicht, de nek en de handen, en dat het ongeveer twee uur na de dood begon. Sinds de moorden op de illegalen begonnen waren, had ze veel boeken over sporenonderzoek gelezen, in de hoop dat ze daar wijzer van zou worden, maar ze had lijkstijfheid nog nooit in het echt gezien. Bij haar eerste moordzaak, het uit de hand gelopen huiselijk geweld, was ze meteen naar de plaats delict geroepen. En de illegale immigranten die sindsdien vermoord waren, waren ontdekt voor of na de periode van zesendertig uur waarin rigor mortis een rol speelde.

‘Vooropgesteld dat jouw schatting klopt, is hij om ongeveer vier uur gestorven,’ trapte Lindstrom een open deur in.

Zich afvragend waar Vonnegut bleef, wendde Sophia zich tot James. Voor de dood van illegale immigranten liep hij misschien niet hard, maar nu ging het om de moord op een vooraanstaand burger. ‘Heb je nog van dokter Vonnegut gehoord?’

Hij keek op zijn horloge. ‘Nadat pa mijn moeder had gebeld en ik dit gemeld heb, heeft agent Fitzer ons teruggebeld met de mededeling dat hij u en dokter Vonnegut op de hoogte had gesteld. Ik geloof dat hij ziek geweest is en vandaag met een paar oude studievrienden in Tucson zou gaan golfen.’

‘Dan hoop ik maar dat we hem te pakken hebben gekregen voor hij wegging,’ bemoeide Lindstrom zich ermee.

‘Agent Fitzer vertelde me dat hij terug zou komen,’ zei James. ‘Hij is onderweg, hij komt vast zo. Zodra hij er is, zou mijn moeder me oproepen op de walkietalkie, dan ga ik hem halen.’

‘Hoe krijgen we het lichaam hier weg?’ vroeg Lindstrom.

‘Dat is niet zo moeilijk als je zou denken,’ zei Kevin tegen haar. ‘We kunnen een aanhangwagen aan een van de quads hangen. Zo brengen we ook voer naar het vee.’

‘Logisch,’ zei Sophia. Daarop haalde ze haar digitale camera uit het hoesje dat ze om haar nek had hangen. Nu ze even had gehad om bij te komen van de schok en de schrik, moest ze aan het werk. Voor ze iets kon aanraken, moest ze foto’s en een video van de plaats delict maken. Daarna zou ze elk flintertje bewijsmateriaal gaan zoeken. Deze keer zou ze geen sigarettenpeuk over het hoofd zien. Ze zou nooit meer iets over het hoofd zien. Het moordwapen verwachtte ze niet te vinden, maar ze hoopte in elk geval op een huls.

En als die huls dezelfde uitstulping had die ze had gezien op de hulzen van de moord op het echtpaar Sanchez, was dit het werk van dezelfde persoon.

Als die uitstulping er niet was… Daar wilde ze niet eens aan denken.

Ze had net de eerste foto genomen toen Rod iets zei.

‘Wat is dat?’

‘Wat is wat?’ vroeg ze, zich naar hem omdraaiend.

Hij stond achter haar, keurig op een afstandje, zodat ze haar werk kon doen. Voor zich uit wijzend, zei hij: ‘Dat zilveren ding in de asbak.’

Hoe had hij dat nou zo gauw gezien?

Voorzichtig, zodat ze nergens tegenaan kwam, boog ze zich naar binnen. ‘Het is een memorystick.’

‘Kun je het logo erop lezen?’

‘Als ik het goed zie… Department 6.’ Toen ze besefte wat dat betekende, staarde ze hem ontzet aan.

‘Toen mijn computer in duizend stukken op de grond lag, heb ik er niet aan gedacht naar mijn stick te zoeken,’ zei hij. ‘Maar waarom zou hij die hebben meegenomen?’

‘Geen idee. Misschien omdat dat het enige persoonlijke was wat je had meegebracht.’ Of de stick was daar expres neergelegd door de moordenaar…

‘Wat moet hij met mijn werkbestanden?’

‘Ik betwijfel of het hem om je werkbestanden ging. Het was de mogelijkheid dat er persoonlijker dingen op stonden. Zo zie je maar weer dat hij niet alleen bang voor je was, maar ook nieuwsgierig naar je.’

 

Die avond zat Rod aan een tafeltje in de Rockin’ Rooster Drive-In. De tas met toiletspullen en kleren die hij net gekocht had, lagen naast hem op de stoel, en zijn auto stond in het zicht voor de deur geparkeerd. Een kamer had hij echter nog niet. Zoals hij al verwacht had, had Hotel Sundowner vol gezeten.

Voor de dood van Stuart had hij gehoopt dat de nieuwsploegen snel weer zouden vertrekken. Dat ze een verslag zouden maken over de moorden, misschien wat zouden filmen van het hek langs de grens terwijl de grenswachten aan het werk waren, maar dat ze dan weer weg zouden gaan, in elk geval tot een doorbraak in de zaak of nieuwe ontwikkelingen maakte dat ze weer terugkwamen. Het was niet goedkoop om deze mensen op locatie te laten blijven, en er moesten ergens anders toch belangrijker dingen gebeuren. Dat was echter allemaal veranderd toen Stuart vermoord was. Nu gonsde de hele stad van de geruchten, en de journalisten dachten er niet aan te vertrekken. Ze zouden nog minstens een paar dagen blijven en dit menselijk drama helemaal uitmelken.

Met een zucht duwde hij het blad met zijn dubbele cheeseburger van zich af, en hij strekte zijn benen. Terwijl de mensen van het mortuarium Stuarts lijk aan het inladen waren, waren er zelfs een paar journalisten bij de ranch van de Simpsons opgedoken. Gelukkig was de ranch enorm uitgestrekt en was de plaats delict erg afgelegen, zodat ze de exacte locatie niet hadden kunnen achterhalen aan de hand van wat ze op de politieradio hadden gehoord.

Hij was blij dat hij en Sophia rond die tijd weg waren gegaan. Als ze iets later waren vertrokken, was hij Bruce tegen het lijf gelopen, die had uitgevogeld waar zijn zoon vermoord was en gekomen was gekomen om te verdedigen wat hij dacht dat er nog te verdedigen viel. De hele weg naar het sleepbedrijf, waar hij en Sophia zijn auto zouden ophalen, had hij haar met Bruce horen bellen. Bruce was woedend dat ze hem niet eerder gebeld had. Kennelijk dacht hij dat hij er recht op had steeds op de hoogte te worden gehouden van wat er gebeurde, maar ze had hem in niet mis te verstane bewoordingen laten weten dat hij geen enkel recht had haar te storen als ze zich moest concentreren, dat ze haar werk gedaan had. Als hij wilde dat de moordenaar van zijn zoon gepakt werkt, moest hij dat respecteren.

Omdat hij al vol zat, schoof hij de rest van zijn patat wat heen en weer op zijn bord, waarna hij zijn milkshake opdronk. Hij had geen haast om uit de drive-in weg te gaan. In dit tentje kwamen mensen meer lunchen dan dineren, en vandaag leek iedereen het links te laten liggen. Dat gaf hem de gelegenheid om wat er gebeurd was en wat het allemaal betekende, te verwerken.

De twee pubermeisjes achter de balie giechelden, wat even zijn aandacht trok, maar ze praatten met elkaar, dus hij verzonk weer in zijn eigen gedachten.

Stuart was twee keer in het hoofd geschoten. De ene kogel was in zijn slaap gedrongen en aan de andere kant weer naar buiten gegaan, waar hij tegen het raam aan was geslagen, gek genoeg zonder dat te breken, en op de grond was gevallen. De andere was via zijn kaak naar binnen gegaan en had geen uitgangswond. Beide ingangswonden waren rond, ongeveer zes millimeter in doorsnee, en er waren geen sporen van roet of kruit, zodat het schot waarschijnlijk niet van heel dichtbij afgevuurd was.

De moordenaar moest op minstens een meter afstand gestaan hebben, waardoor Rod geloofde dat hij niet in de auto gezeten had, zoals rechercheur Lindstrom in eerste instantie verondersteld had. Als de moordenaar met Stuart meegereden was, was hij uitgestapt voor hij hem doodgeschoten had. En hij had de kogelhulzen meegenomen, net als de moordenaar van de illegalen had gedaan bij zijn eerste tien slachtoffers maakte.

Dat was niet hoe hij en Sophia het graag gezien hadden. Een paar hulzen hadden de moord op Stuart keurig aan de moordenaar kunnen linken, maar in elk geval hadden ze de kogel die ze op de bodem van de auto gevonden hadden. Die uit Stuarts kaak kregen ze nog. Aan de hand van een röntgenfoto konden ze hem opsporen, en dan kon Vonnegut hem er tijdens de lijkschouwing uithalen…

Toen de deur openging, keek hij op. Meteen verstijfde hij.

Edna en Patrick waren binnengekomen. En het zag er niet naar uit dat ze voor een hamburgertje kwamen.