Hoofdstuk 16
Het was Leland Jennings, de manager van het motel, die Sophia kort nadat ze haar dienst begonnen was, belde. Ze was er niet zeker van dat Rod de moeite genomen zou hebben.
Toen ze bij het motel aankwam, stond Leland in de deuropening, terwijl Rod achterovergeleund op zijn handen met zijn benen wijd op een van de bedden zat. Fronsend keek hij naar de chaos om zich heen. Iemand had al zijn kleren uit zijn weekendtas gehaald en ze aan flarden gesneden, waarschijnlijk met het mes dat nu uit zijn kussen stak. Zelfs de tas was aan repen. Op de muur stonden dingen geschreven, en het rook er naar benzine. Als degene die had ingebroken echter van plan was geweest de kamer in brand te steken, had iets hem ervan weerhouden.
‘Wilde avond gehad?’ vroeg ze, terwijl Leland opzij stapte om haar erlangs te laten.
Een beetje daas keek Rod omhoog. ‘Iemand heeft zich uitgeleefd, maar ik was het niet.’
‘Hij trekt problemen aan als een magneet,’ klaagde Leland hoofdschuddend. ‘Gisteravond nog heb ik het slot van de deur vervangen. Dat weet je toch nog wel? Dat had ik van de deur van de wasserette gehaald. En moet je nou eens kijken, weer kapot.’
‘Het is maar goed dat de gemeente het nu voor je vervangt, nietwaar?’
Met een gebaar maande hij haar hem naar de badkamer te volgen. ‘En dat is nog niet alles wat beschadigd is.’
Op de spiegel was met verf een enorme penis gespoten. Daaronder las ze: Rot op, Mexicaanse klootzak.
‘Heeft iemand gezien wie dit gedaan heeft?’ Terwijl ze terug de kamer in liepen, haalde ze een notitieblokje uit haar borstzak.
Met zijn voet duwde Rod tegen zijn laptop. Die was op de grond gegooid en kapot. ‘Nee. Ik heb de cameraploeg van ABC wakker gemaakt, waarvan een aantal mensen aan weerszijden van mij logeert, maar ze zeiden dat ze niemand hebben zien gaan of komen.’
‘Hebben ze ook niks gehoord?’ vroeg ze verbaasd.
‘In een kamer stond de tv zo hard aan dat de twee mensen die daar logeren me amper op de deur hoorden bonken. Aan de andere kant zit een vrouw alleen, maar die heb ik zowat uit een coma wakker gemaakt. Waarschijnlijk moet ik tot morgenochtend wachten om de rest te ondervragen.’
‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ zei Leland. ‘Dit zal mijn moeder niet leuk vinden, ze zal er echt van van slag zijn. Toen Hillary Hawthorne haar zaakje in kamer zes begon en daar een negen achter zette, kreeg mam al bijna een toeval.’ Eigenlijk meer tegen zichzelf voegde hij eraan toe: ‘Dat nummer negenenzestig vond ik best wel opwindend.’
Streng hief Sophia haar hand. ‘Hou je seksuele fantasieën alsjeblieft voor je, Leland.’
‘Hoezo?’ vroeg hij verongelijkt. ‘Jullie zijn op je seksuele hoogtepunt, is het niet? Ik ben een alleenstaande man van in de veertig die bij zijn moeder inwoont. De wetenschap dat Hillary het een paar deuren verderop aan het doen was, was voor mij het hoogtepunt van het jaar. Als mijn liefdesleven niet snel verbetert, kon het wel eens het hoogtepunt van het hele decennium worden. Maar goed, dat is niet wat ik probeer te zeggen.’
‘Kom dan maar snel ter zake,’ zei ze.
‘Ik heb geen andere kamer voor je. Het is me niet gelukt vandaag nog naar de doe-het-zelfzaak te gaan, dus ik kan het slot niet weer van de wasserette halen, zoals gisteren. Tot ik deze kamer weer hersteld heb, ben ik bang dat Mr. Guerrero een ander onderkomen zal moeten vinden.’
De manier waarop hij het zei, wekte de indruk dat hij het niet erg zou vinden als Rod voor altijd wegbleef. Met alle schade die hij met zich meebracht, was het soort problemen dat hij veroorzaakte lang niet zo ‘opwindend’ als dat van Hillary Hawthorne.
Er verscheen een diepe rimpel tussen Rods wenkbrauwen. ‘Waar stel je dan voor dat ik heen ga?’
In plaats van manmoedig Rods ongenoegen te trotseren stond Leland, zijn ogen strak op het tapijt gericht, ongemakkelijk wat heen en weer te wiebelen. Sophia begreep wel waarom. Rod kon behoorlijk intimiderend zijn als hij kwaad was, dat wist ze van de keer dat ze haar taser tegen hem gebruikt had.
‘Aan de andere kant van de stad zit de Sundowner…’ zei Leland.
Een aantal seconden bleef Rod hem boos aanstaren. Toen zei hij: ‘En die heeft, hoeveel, acht kamers?’
‘Zoiets, ja.’ Hij knikte. ‘Ja, acht, ik weet het zeker.’
‘Denk je niet dat de Sundowner dankzij de grote toestroom van journalisten van de afgelopen dagen ook vol zal zitten?’
Daarop deinsde Leland een paar stappen achteruit, de deur uit. ‘Je kunt proberen een kamer in Douglas of Sierra Vista te krijgen…’
‘Nee, ik ga de stad niet uit.’
Dit leek Sophia een goed moment om zich ermee te bemoeien. ‘Zijn er spullen weg?’ vroeg ze aan Rod.
‘Nee.’
‘Heb je dat al nagekeken?’
‘Ja.’
‘Dus degene die dit gedaan heeft, wilde je alleen maar iets laten weten.’
‘Degene die dit gedaan heeft, heeft de pest aan me en wilde dat ik dat wist.’
‘Wie denk je dat het was?’
Er klonk een schrapend geluid toen hij zijn hand over zijn kin wreef. ‘Dezelfde als die jij in gedachten hebt.’
‘Stuart.’
‘Wie anders?’
Het moest zijn halfbroer wel zijn. Een van de twee, in ieder geval. Voor zover Sophia wist, had niemand in Bordertown zo’n hekel aan Rod dat hij zoiets zou doen.
Ze klikte haar mobilofoon los van haar riem. ‘Goed, ik bel een van mijn agenten, dan kan die vingerafdrukken komen opnemen.’
Intussen was Rod opgestaan, en hij pakte de sleutels, die hij op het dressoir had gelegd. ‘Wil je dat niet liever zelf doen?’
‘En jou alleen naar Stuart laten gaan? Dacht het niet,’ zei ze. ‘Ik heb de patholoog al vaak genoeg gezien deze zomer.’ Hoewel ze niet zei wie van de twee mannen na de confrontatie nog overeind zou staan, was dat natuurlijk niet zo moeilijk te raden. Tegen een gewone vent zou Stuart misschien nog opgewassen zijn.
Maar Rod was geen gewone vent.
‘Dit is echt een rotdag geweest, weet je dat?’
Rod had erop gestaan dat ze met zijn auto zouden gaan. Ze waren al bij de ranch van de Dunlaps geweest, maar het was ze niet gelukt iemand in Stuarts huis wakker te krijgen, dus waren ze een deur verder gegaan, waar Patrick zodra ze aangeklopt hadden de deur had opengedaan. Toen hij eenmaal van zijn verbazing dat Rod bij hem op de stoep stond was bekomen, zei hij dat hij niets wist van een vernielde motelkamer. Ook beweerde hij dat hij zijn broer niet meer had gezien nadat ze rond etenstijd waren gestopt met werken.
Sophia geloofde hem. Kennelijk geloofde Rod hem ook, want hij liep met grote passen terug naar zijn auto zonder op Patricks aanbod in te gaan om zijn vrouw te halen, zodat zij kon bevestigen dat hij de hele avond thuis was geweest.
Zonder bij het grote huis te stoppen waren ze van de ranch weggegaan. Alle ramen waren donker geweest, wat deed vermoeden dat vader en moeder Dunlap al in bed lagen. Op dit moment waren ze onderweg naar de Firelight, Stuarts stamkroeg.
Rods slechte humeur uitte zich in het feit dat hij plankgas gaf, maar Sophia zei er maar niets van. Het was al laat, er was niet veel verkeer op de weg, en ze begreep wel waarom hij er nogal op gebrand was Stuart te vinden.
‘Voor mij was vandaag anders ook geen dag met een gouden randje,’ zei ze. Nadat ze was weggegaan bij de foeragehandel van haar stiefvader en zich journalisten van het lijf had moeten houden die alles in de strijd gooiden om haar meer te laten zeggen dan wenselijk was over de moorden op de illegalen, had ze zich in haar huis verschanst. Ze had geprobeerd wat uit te rusten voor haar nachtdienst. Vanavond was ze van plan langs de ranches te patrouilleren in de hoop dat ze iets zou zien wat de moorden misschien zou helpen oplossen, of in elk geval een vierde incident zou kunnen helpen voorkomen.
Haar poging wat te slapen was echter verspilde moeite geweest. Klaarwakker had ze op bed gelegen, worstelend met het idee of ze nu wel of niet met het verhaal van Leonard Taylor naar haar moeder moest stappen.
Als Anne inderdaad naar de politie was gegaan, betekende dat dat haar moeder haar geloofd had, maar toch niets had gedaan om haar te beschermen. En als ze dat niet gedaan had, haalde Sophia hun meest rottende lijk voor niets uit de kast. Ze hadden zo hun best gedaan om wat Gary gedaan had, achter zich te laten.
Ze wilde dat moeilijke gesprek niet voeren. Veel liever liet ze haar moeder doorgaan met doen alsof, zodat ze in ieder geval nog iets van een relatie konden hebben. Hoe verachtelijk Sophia Annes daden met betrekking tot Gary’s gedrag ook vond, Anne probeerde haar tekortkomingen op andere manieren te compenseren. Ze bracht verse groenten uit eigen tuin langs, had net een deken voor Sophia gequilt, bewaarde tijdschriften en krantenknipsels waarvan ze dacht dat Sophia die interessant zou vinden. Hoe onvolmaakt Anne ook was, ze was in feite het enige familielid dat Sophia nog had. Heel af en toe kwam haar broer langs, maar door zijn werk moest hij aan de oostkust blijven, waar hij het druk had met zijn eigen gezinnetje.
In elk geval had Gary geen naaktfoto van haar, althans niet in zijn portemonnee, dus ze kon er welgevoeglijk van uitgaan dat Leonard ook over Anne gelogen had.
Als hij gelogen had, hoe had hij dan kunnen weten dat er iets niet deugde aan de relatie met haar stiefvader?
‘Sophia, ben je er nog?’
Haar gedachten weer naar het heden dwingend, wendde ze haar ogen af van de strakke lichtstraal die hun koplampen op het asfalt wierpen. ‘Wat is er?’
‘Ik vroeg wat er zo vervelend was aan vandaag.’
Waar moest ze beginnen? Met het telefoontje dat ze had gekregen van wethouder Fedorko, die haar meedeelde dat ze moest opschieten als ze haar baan wilde houden? Met de schaamte die ze had gevoeld toen ze haar shirt voor Rod had opgetild, waarop hij onmiddellijk in zijn schulp was gekropen? Met de openlijke vijandigheid die ze van Lindstrom te verduren had gehad tijdens hun vergadering met de FBI? Of met de confrontatie die ze met haar stiefvader had gehad, waarin hij alles ronduit had ontkend waarvan zij wist dat het wel degelijk waar was?
Omdat ze op geen van die dingen in wilde gaan, haalde ze haar schouders op en gaf ze hem een vaag antwoord. ‘Och, van alles.’
‘Zoals…’
Blijkbaar was hij niet van plan het onderwerp te laten rusten, dus besloot ze hem een deel van de waarheid te vertellen. ‘Nadat ik gisteravond bij jouw motel was weggegaan, heb ik Leonard Taylor betrapt op te snel rijden.’
‘En je hebt hem aangehouden.’
‘Inderdaad, ja.’
Toen hij begon te vloeken, schrok ze.
‘Wat nou?’
‘Kon je nou niet eens voor een keer een oogje dichtknijpen? Shit, Sophia, wil je jezelf dood hebben of zo? Die vent kon wel eens verantwoordelijk zijn voor twaalf moorden!’
‘Waar heb je het over? Ik ben hier commissaris van politie. Voorlopig, tenminste,’ voegde ze er zachtjes aan toe. ‘Het is mijn taak om de verkeerswet te handhaven.’
‘Je veiligheid gaat boven de verkeerswet, verdomme!’
Geïrriteerd ging ze rechtop zitten. ‘Ga eens wat langzamer.’
Hoewel hij niet langzamer ging rijden, leek hij wel te beseffen dat hij te ver was gegaan. Hij hield dan ook op haar verder op haar huid te zitten. ‘Wat had Leonard te melden?’
Eigenlijk wilde ze dit gesprek niet verder voortzetten. Dat hij zo uit zijn slof was geschoten, zat haar niet lekker.
‘Ga je het me nog vertellen of niet?’ drong hij aan.
‘Niet veel.’
Met een arm over het stuur gedrapeerd keek hij haar even onderzoekend aan. ‘Ik neem anders aan dat je een reden had om erover te beginnen.’
Diep haalde ze adem. ‘Ach, ik wilde je gewoon vertellen dat hij zich openlijk vijandig opstelde, dat hij me bedreigde, dat soort dingen.’ Ze wilde hem ook vertellen dat Leonard had gezegd dat haar stiefvader een naaktfoto van haar had, maar ze had hem al te veel over haar privéleven verteld. Waarom ze de behoefte had op hem te leunen, waarom ze zo nieuwsgierig was wat hij te zeggen zou hebben over Leonard en waar Leonard zijn informatie vandaan kon hebben, wist ze niet.
Misschien klampte ze zich vast aan de eerste de beste die zich aandiende omdat ze het gevoel had dat ze op niemand anders kon vertrouwen. Wat weer buitengewoon sneu was, want ze moest tenslotte op eigen benen staan.
‘Als je hem weer ziet, laat je hem met rust,’ zei hij.
‘Zelfs als hij de wet overtreedt?’ bitste ze.
‘Tenzij iemands leven in gevaar is, kun je wel wachten tot je hulp hebt.’
Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Dus jij gelooft net zomin als al die anderen dat ik geschikt ben voor deze baan.’
Een boze blik, een korte aarzeling. Toen slaakte hij een diepe zucht. ‘Zo bedoelde ik het niet. Ik wilde alleen maar… Sommige mannen, mannen zoals Leonard, maakt het niet uit hoe ze met mensen omgaan. Het is niet nodig je leven op het spel te zetten voor een boete wegens te snel rijden, dat is alles.’
Ze kreeg niet de gelegenheid hem antwoord te geven, want ze waren bij de Firelight aangekomen, en hij stapte al uit.
Rod was uit op een knokpartij, en hij maakte zichzelf echt niet wijs dat dat niet zo was. Ergens had hij al vanaf het moment waarop hij weer in Bordertown was gehoopt dat Stuart of Patrick hem voldoende zou uitdagen om zo’n reactie te rechtvaardigen.
De schade die aan zijn spullen in het motel was aangericht, gaf hem het excuus waar hij naar gezocht had. Alleen kon hij Stuart niet vinden.
Hij en Sophia liepen de Firelight door, vroegen de mannen die aan de bar hingen of aan tafeltjes zaten of iemand hem ook gezien had, maar overal kwam hetzelfde antwoord: vanavond was hij niet geweest.
‘Waar kan dat eikeltje gebleven zijn?’ mompelde Rod.
Samen stonden ze aan het eind van de bar, waar ze de hele zaak rondkeken. ‘Geen idee. Het is bijna middernacht op een doordeweekse avond, en hij begint altijd vroeg. Alle andere tenten in de stad zijn dicht. Als hij niet thuis is, moet hij hier zijn. Tenzij…’ Peinzend beet ze op haar onderlip terwijl ze nadacht over wat haar te binnen was geschoten.
Om boven de harde, bonkende muziek die uit een ouderwetse jukebox kwam heen te komen, leunde hij dichter naar haar toe. ‘Tenzij wat?’
‘Tenzij hij de hele nacht bij een prostituee of iemand anders is. Ik vermoed dat Trudy Dilspeth voor een flink aantal mannen meer doet dan alleen hun haar knippen.’
Dat betekende dat de kans bestond dat ze hem pas morgenochtend zouden vinden. Het was niet wat Rod wilde horen, maar hij kon niet bedenken waar ze anders nog moesten zoeken. ‘Als dat het geval is, staan we hier onze tijd te verdoen.’
‘We zouden bij Trudy langs kunnen gaan om te zien of zijn auto daar staat.’
‘En wat dan? Wachten we dan tot hij naar buiten komt? Lichten we hem van haar bed? Nee, we gaan gewoon verder en handelen dit later wel af.’ Hij baalde dat hij het moment waarop hij eindelijk aan zijn trekken zou komen moest uitstellen, maar hij moest nog bij het onderduikadres langs dat Sophia tijdens hun vergadering met de FBI had genoemd. Op dit tijdstip zou daar het een en ander gaande zijn.
‘Ben je bereid het later te doen?’ vroeg ze.
Ondanks de woede die door hem heen kolkte, wist hij nonchalant zijn schouders op te halen. ‘Moord is erger dan een paar vernielde kleren.’
‘Hij heeft je laptop ook kapot gemaakt.’
‘Bedankt dat je me daar even aan herinnert.’
Uit haar grijns leidde hij af dat ze dat expres gedaan had.
‘Trouwens, die laptop en die kleren zijn vervangbaar. Ik ben er klaar voor naar dat onderduikadres te gaan.’
‘Kom op, dan gaan we.’
Hij stond op het punt haar te vertellen dat hij van plan was haar bij haar auto af te zetten. Het had geen zin haar mee te nemen naar dat onderduikadres. Naar zijn mening was dat ook een voorbeeld van onnodig risico nemen, maar net toen hij zijn mond opendeed om haar te vertellen dat ze niet met hem meeging, kwam er een lange, magere man met donkerblond haar aanlopen, zijn blik strak op Sophia gericht.
‘Hé, dat is lang geleden.’
Zelfs in deze schemerige omgeving zag Rod dat deze man opvallend bleek was. Dat betekende dat hij geen rancher of boer of iemand anders die buiten werkte, was…
‘Dick,’ zei Sophia met net iets te veel nadruk op zijn naam, en Rod besefte dat dit de dominee was met wie ze ooit een relatie had gehad. Degene die het tienermeisje zwanger had gemaakt. Toen ze binnenkwamen, was hij vast op het toilet geweest of zoiets, want Rod had hem niet gezien.
Met een glimlach nam de dominee haar bij de elleboog. Zijn stem vertrouwelijk dempend zei hij: ‘Hoe gaat het met je?’
Het was wel duidelijk dat Sophia er niet van gediend was dat hij haar aanraakte. Ze probeerde zich los te maken, maar toen stootte ze Rod aan. Om hen allebei te vermijden deed ze een stap achteruit. ‘Best. Met jou?’
‘O, ik ga gewoon door met ademhalen. Ik heb je een paar keer geprobeerd te bellen, maar ik weet niet zeker of je mijn boodschappen wel krijgt, want je belt nooit terug.’
‘Ik heb het druk.’ Het was een dooddoener, die droop van desinteresse. ‘Wilde je me over iets speciaals spreken?’
Daarop kwam hij weer dichter bij haar staan. ‘Nee, maar ik heb je al een tijdje niet in de kerk gezien.’
‘Heb je me daarom gebeld? Om te vragen waarom ik niet in de kerk was?’
‘Ik wilde gewoon zeker weten dat er niet…’ Hier keek hij even naar Rod, waarna hij nog zachter verderging: ‘…nog iets tussen ons is wat je ervan weerhoudt zondags naar de dienst te komen.’
‘Nou, ik heb er geen behoefte aan naar jouw diensten te komen, Dick,’ zei ze effen.
Dat kwetste hem, want hij fronste geschrokken zijn wenkbrauwen. ‘Waarom niet? Ik heb toch mijn excuses aangeboden, Sophia. Wat kan ik nog meer doen?’
‘Ophouden met bellen en haar met rust laten,’ zei Rod. ‘Dat zou een goed begin zijn.’ Eigenlijk zou hij zich er niet mee moeten bemoeien, maar een andere uitlaatklep voor de woede die in hem raasde, had hij niet. En de lichaamstaal van de dominee stond hem helemaal niet aan. Getrouwd of niet, als hij de kans kreeg, ging hij zo vreemd met Sophia. Het idee dat hij om haar heen draaide alleen al, stak hem. Hij wilde niet dat iemand als Dick, de getrouwde dominee, probeerde haar tussen de lakens te krijgen.
‘Pardon?’ zei Dick.
Met zijn handen losjes op zijn heupen antwoordde Rod: ‘Je hoorde me wel.’
Op dat moment ging Sophia tussen hen in staan. ‘Maar natuurlijk meende hij daar niets van, want wat er in mijn leven gebeurt, zijn hoegenaamd zijn zaken niet.’
Gesterkt door Sophia’s kattige reactie stak Dick zijn kin uitdagend vooruit. ‘Ik geloof niet dat we elkaar kennen.’
‘Rod Guerrero is de naam.’
‘Ah, ik heb van je gehoord. Jij bent Bruce Dunlaps –’
Voordat Dick te lang naar het juiste eufemisme moest zoeken, onderbrak Rod hem. ‘Onechte zoon, ja. Maar je weet wat ze zeggen: je familie heb je niet voor het kiezen.’
Daar kon Dick geen enkele kleinerende opmerking op terug geven, dus hij richtte zijn aandacht weer op Sophia. ‘Zijn jullie… een stel?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Op dit moment begin ik zelfs onze vriendschap te heroverwegen.’
Zijn arm om haar schouders leggend, lachte Rod Dick samenzweerderig toe. ‘Luister maar niet naar haar, ze is verschrikkelijk verliefd op me, alleen dat wil ze niet toegeven.’
‘Had ik mijn taser maar meegenomen,’ zei ze droogjes.
Demonstratief gaf hij haar schouders een kneepje. ‘Voor vanavond zijn alleen de handboeien wel voldoende, liefje.’
Het was duidelijk dat Dick steeds meer in de war raakte. ‘Kom jij niet net van buiten de stad?’
‘Ja, ik ben een paar dagen geleden aangekomen.’
‘Dat dacht ik al.’
‘En zodra we de moorden op de illegalen opgelost hebben, gaat hij weer weg,’ kirde Sophia. ‘Trouwens, dat doet me eraan denken… Je hebt niet toevallig Stuart Dunlap gezien, hè?’
‘Jawel, eerder op de avond, toen hij bij het Mother Lode Motel wegreed,’ zei Dick. ‘Hoezo?’
Meteen liet Rod de arm die hij Sophia heen had geslagen, vallen. ‘Hoe laat was dat?’
Dick keek op zijn horloge. ‘Zo rond… twee uur geleden, rond een uur of halfnegen.’
Niet lang voordat Rod terug was gekeerd van zijn verhoren.
‘Ik weet het nog omdat ik op weg hierheen was en bedacht dat ik nog anderhalf uur had om iets leuks te doen voor ik thuis moest zijn,’ voegde Dick er met een besmuikt lachje aan toe.
Daarop drukte Rod de tijd op zijn telefoon aan. ‘Dan ben je nu te laat.’
‘Nee, ik was keurig om tien uur thuis, maar… het getrouwde leven gaat niet altijd over rozen, weet je? Vanavond was zo’n avond.’ Hij floot langgerekt. ‘Het maakt niet uit dat mijn vrouw nog jong is, ze is knap lastig.’ Even grinnikte hij, maar het was een vreugdeloos lachje, en als hij hoopte Sophia’s medeleven op te wekken, had hij het mis.
‘Was Stuart alleen toen je hem zag?’ vroeg ze.
‘Ja, hij reed als een idioot, hij botste bijna tegen me op. Toen ik toeterde om zijn aandacht te trekken, negeerde hij me straal. Het leek hem niets te kunnen schelen dat hij ons allebei hartstikke dood had kunnen rijden.’
Omdat hij wist dat getoeter van dominee Dick in het niet viel bij wat hem te wachten stond als Rod terug bij het motel kwam voor hij zich uit de voeten had gemaakt.