DE WAARDE VAN EXPERIMENTEREN MET JEZELF ALS PROEFPERSOON

Het hele leven is een experiment. Hoe meer je experimenteert, hoe beter.

Ralph Waldo Emerson

Hoe fraai je theorie ook is, hoe slim je ook bent, dat maakt niet uit. Als je het niet in een experiment kunt toetsen, deugt het niet.

Richard Feynman

Dit hoofdstuk is geschreven door dr. Seth Roberts, emeritus hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Californië (Berkeley) en hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Tsinghua. Werk van hem is verschenen in New York Times Magazine en The Scientist, en hij zit in de redactie van het blad Nutrition.

Ik begon met op mezelf te experimenteren toen ik studeerde. Ik studeerde experimentele psychologie, en door mijzelf als proefpersoon te nemen leerde ik hoe ik experimenten moest uitvoeren.

Een van mijn eerste zelf-experimenten ging over acne. Mijn dermatoloog had tetracycline, een antibioticum, voorgeschreven. Om te oefenen deed ik een experiment om het effect te meten. Ik varieerde de dosis tetracycline – het aantal pillen per dag – en telde elke morgen de puistjes in mijn gezicht. Eerst vergeleek ik 6 pillen per dag (een hoge dosis) met 4 (de voorgeschreven dosis). Tot mijn verrassing was het aantal puistjes gelijk. Ik probeerde verschillende doseringen. Ten slotte probeerde ik 0 pillen per dag. Schokkend, maar met 0 pillen had ik hetzelfde aantal puistjes als met 4 of 6. De conclusie was niet te vermijden: het middel werkte niet. (Vele jaren later begonnen er wetenschappelijke publicaties te komen over antibiotica-resistente acne.) Tetracycline is een middel op recept; het is niet helemaal veilig. Ik had het maandenlang gebruikt.

Ik had van mijn dermatoloog ook benzoylperoxide voorgeschreven gekregen, als crème. Toen ik met zelf-experimenteren begon, dacht ik dat tetracycline sterk spul was en benzoylperoxide niet, en dus gebruikte ik de crème haast niet. Op een dag was mijn tetracycline bijna op. Dan maar de crème, dacht ik. Voor het eerst gebruikte ik de crème regelmatig. En weer was het een schok: het werkte goed. Twee dagen nadat ik het was gaan gebruiken, werd het aantal puistjes duidelijk minder. Toen ik met de crème stopte, ging het aantal na 2 dagen weer omhoog. Toen ik weer met de crème begon, daalde het aantal weer.

Mijn data lieten geen twijfel bestaan: (a) tetracycline werkte niet en (b) benzoylperoxide wel – precies het tegendeel van wat ik had verwacht. Mijn dermatoloog dacht dat ze allebei werkten. Hij had honderden acnepatiënten gehad en had waarschijnlijk honderden artikelen over acne gelezen. En toch had ik in een paar maanden iets belangrijks geleerd dat hij niet wist.

Zo verliep zelf-experimenteren doorgaans niet. Lees een boek erover, bijvoorbeeld Lawrence Altmans Who Goes First? The Story of Self-Experimentation in ­Medicine, en je denkt dat zelf-experimenteren door onbaatzuchtige artsen wordt gedaan om nieuwe en gevaarlijke behandelingen te testen. Bij mij was dat anders. Ik was geen arts. Ik probeerde niet iemand anders te helpen. Ik testte geen gevaarlijke, nieuwe behandeling. Anders dan het bekendere soort zelf-experimenteren, waaruit meestal een bevestiging komt van wat de experimenteerder had verwacht, bleek uit mijn ‘onderzoek’ dat ik het mis had.

Ik leerde van mijn acneonderzoek dat niet-deskundigen kunnen zelf-experimenteren om (a) te kijken of de experts gelijk hebben en (b) iets te weten te komen dat zij niet weten. Ik had me niet gerealiseerd dat dat kon. Het volgende probleem dat ik zo probeerde op te lossen, was vroeg wakker worden. Toen ik een jaar of twintig was, werd ik jarenlang vroeg wakker, om 04.00 uur of zo. Dan was ik nog moe, maar kon ik niet meer in slaap vallen. Het duurde dan een paar akelige uren voor ik weer insliep. Dat gebeurde ongeveer in de helft van de gevallen. Het ging maar niet over. Ik had geen zin in pillen voor de rest van mijn leven – niet dat er goede pillen voor zijn, trouwens – en dus ging ik ook maar niet naar de dokter. Ik kon als oplossing niets anders bedenken dan weer aan het zelf-experimenteren te slaan.

Dus ik deed twee dingen:

1. Ik hield enkele bijzonderheden van mijn slaap bij. De belangrijkste was of ik weer in slaap viel na te zijn opgestaan. Zo kon ik de ernst van het probleem meten. In het begin kon ik in ongeveer de helft van de gevallen niet in slaap vallen.

2. Ik probeerde mogelijke oplossingen uit.

Allereerst probeerde ik aerobicsoefeningen. Dat hielp niet. Na een dag lichaamsbeweging werd ik net zo vaak vroeg wakker als na een dag zonder. Ik probeerde ’s avonds kaas te eten. Dat hielp niet. Ik probeerde nog een aantal mogelijke oplossingen, maar die hielpen geen van alle. Na een aantal jaren wist ik niets meer te verzinnen. Al mijn ideeën over wat zou kunnen helpen, waren onjuist gebleken.

En toch ging ik vooruit. Om andere redenen veranderde ik mijn ontbijt van havermout in fruit. Na een paar dagen deed het probleem van te vroeg wakker worden zich élke ochtend voor in plaats van in de helft van de gevallen. Het probleem was nu veel erger. Dat was nog nooit gebeurd. Ik noteerde de verandering in ontbijt op hetzelfde stuk papier dat ik gebruikte om mijn slaap te volgen, en dus zag ik de samenhang meteen. Om er zeker van te zijn dat die samenhang ook causaal was, veranderde ik heen en weer tussen fruit en havermout. Uit de resultaten bleek dat er een causaal verband was. Bij fruit als ontbijt werd ik vaker vroeg wakker dan bij havermout. Na de 10 jaar dat niets een verandering had gebracht, was dat een grote stap voorwaarts. Uiteindelijk kreeg ik het idee dat vroeg wakker worden waarschijnlijker werd door élk ontbijt. Dat werd bevestigd in een lang experiment. Het beste ontbijt was geen ontbijt.

Ik was minder verbaasd dan je misschien denkt. Ik wist dat voor een hele serie dieren (bijvoorbeeld ratten) een laboratoriumuitkomst die anticiperende activiteit heet, goed gedocumenteerd is. Als je een rat elke dag op dezelfde tijd voert, wordt hij ongeveer drie uur eerder actief. Als je hem om 12.00 uur voert, wordt hij om ongeveer 09.00 uur actief. Ik ontbeet altijd om ongeveer 07.00 uur en werd om ongeveer 04.00 uur dus wakker. In wezen had ik ontdekt dat mensen in dit opzicht op andere dieren lijken.

Als ik niet ontbeet, werd ik weliswaar minder vaak vroeg wakker, maar het gebeurde nog steeds wel. De jaren daarna ontdekte ik door zelf-experimenteren meer over de oorzaak. Toevallig ontdekte ik dat staan hielp. Als ik op een dag meer dan 8 uur stond, sliep ik die nacht beter. Dat was niet praktisch – jarenlang heb ik geprobeerd zo lang te staan, maar toen gaf ik het op. Door dat besef kon ik echter 10 jaar later wel een andere toevallige ontdekking doen: zo lang mogelijk op één been staan helpt. Als ik dat 4× per dag doe (links 2× en rechts 2×), zelfs ’s morgens vroeg, slaap ik die nacht veel beter. Onlangs heb ik ontdekt dat ik beter slaap door dierlijk vet. Allebei die effecten hangen af van de dosis: ik kan geweldig slapen als ik genoeg sta en geweldig slapen als ik genoeg dierlijk vet eet.

Hoeveel dierlijk vet is ‘genoeg’? Ik ben net begonnen dit uit te zoeken met varkensvet. Ik eet dat in de vorm van buikspek, het deel van een varken dat wordt gebruikt voor bacon. Ik ontdekte dat 150 g buikspek een beetje effect had; 250 g buikspek had duidelijk meer resultaat. Het lijkt erop dat nog meer buikspek nog beter werkt (bijvoorbeeld 350 g). Omdat buikspek wel meer dan 90% vet kan bevatten (verschillende stukken variëren enorm), is dat een heleboel vetcalorieën voor het maximale resultaat. Ik moet heel veel calorieën per dag verbranden om die hoeveelheid goed te kunnen eten, maar in bepaalde opzichten is dat makkelijker dan op één been staan.

Acne en slaap waren mijn eerste onderwerpen voor experimenten op mezelf. Later onderzocht ik humeur, gewichtsbeheersing en de effecten van omega 3 op de hersenfunctie. Ik begreep dat zelf-experimenteren nuttig is voor drie dingen:

1. Om ideeën te testen. Ik heb het idee getest dat tetracycline helpt bij acne. Ik heb ideeën getest over hoe ik beter kon slapen. En ik heb ideeën getest die uit verrassingen naar voren kwamen. Een paar jaar geleden probeerde ik mijn schoenen aan te trekken terwijl ik stond, en merkte ik dat ik een veel beter evenwicht had dan meestal. Ik trok al langer dan een jaar mijn schoenen staand aan, maar die ochtend ging het veel makkelijker dan normaal. De avond daarvoor had ik 6 capsules lijnzaadolie geslikt. Ik deed experimentjes om te testen of je evenwicht beter wordt door lijnzaadolie. (En dat was ook zo.)

2. Om op nieuwe ideeën te komen. Logischerwijs vereist zelf-experimenteren dat je flinke veranderingen in je leven doormaakt: je doet iets een aantal weken niet en dan doe je het een aantal weken wel. Daardoor, en doordat we onszelf op honderden manieren volgen, kan zelf-experimenteren eenvoudig onverwachte bijverschijnselen aan het licht brengen. Dat is mij 5× gebeurd. Bovendien leveren dagelijkse metingen – van acne, slaap of wat dan ook – een basis op waarmee je sneller onverwachte veranderingen kunt zien.

3. Om ideeën te ontwikkelen. Dat wil zeggen, de beste manier bepalen voor het toepassen van een ontdekking en inzicht krijgen in de onderliggende mechanismen. Toen ik had ontdekt dat lijnzaadolie een beter evenwicht oplevert, zocht ik met zelf-experimenteren naar de beste dosis (3-4 eetlepels per dag).

Een klacht over zelf-experimenteren is dat je niet ‘blind’ bent. Misschien werkt de behandeling omdat je verwácht dat het werkt. Een placebo-effect. Ik heb nog nooit een geval gezien waarin dit van toepassing leek. Als de tiende behandeling helpt nadat behandeling 1 t/m 9 dat niet deden (zo ging het bij mij meestal), is het niet waarschijnlijk dat het om een placebo-effect gaat. Toevallige ontdekkingen kunnen geen placebo-effect zijn.

Door ervaring weet ik dat zelf-experimenteren om je leven te verbeteren opvallend goed werkt. Ik was in geen van de door mij bestudeerde onderwerpen een expert – ik ben bijvoorbeeld geen slaapdeskundige –, maar ik heb herhaaldelijk nuttige oorzaak-gevolgrelaties gevonden (ontbijt veroorzaakt vroeg wakker worden, lijnzaadolie verbetert het evenwicht, enz.) die de deskundigen hadden gemist. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat dat gebeurt, maar het is wel logisch. Mijn zelf-experimenteren had 3 grote voordelen boven conventioneel onderzoek door deskundigen:

1. Meer macht. In zelf-experimenten kun je veel beter een causaal verband aantonen (is × de oorzaak van y?) dan in conventionele experimenten. Ze zijn natuurlijk veel sneller en goedkoper. Als ik een idee heb hoe ik beter zou kunnen slapen, kan ik dat in een paar weken voor niks testen. Conventionele slaapexperimenten duren minstens een jaar (budget krijgen duurt lang) en kosten duizenden dollars. Een minder duidelijk voordeel van zelf-experimenteren is dat je meer wijsheid verwerft. We leren van onze fouten. Snel zelf-experimenteren houdt in dat je meer fouten maakt. Er is één les die ik vooral heb geleerd: doe altijd het minimum, het simpelste, eenvoudigste experiment waarmee je verder komt. Er schijnen weinig professionele wetenschappers te zijn die dat weten. Ten slotte – ik zei het al eerder – is zelf-experimenteren veel gevoeliger voor onverwachte bijverschijnselen.

2. Steentijd-achtige behandelingen zijn makkelijk te testen. Ik heb herhaaldelijk gemerkt dat simpele omgevingsveranderingen, zoals niet ontbijten en meer staan, grote en verrassende voordelen hadden. In alle gevallen leek mijn verandering op een terugkeer naar het leven in het stenen tijdperk, toen niemand ontbeet en iedereen veel stond. Er zijn volop redenen om te denken dat een groot aantal veelvoorkomende gezondheidsproblemen, zoals diabetes, hoge bloeddruk en kanker, worden veroorzaakt door verschillen tussen het hedendaagse leven en het leven toen. Die verschillen zijn er natuurlijk in veel opzichten; waarschijnlijk is slechts een fractie daarvan van invloed op onze gezondheid. Hoe dan ook, als je aspecten van het leven in het stenen tijdperk wilt vinden die ertoe doen, moet je veel tests uitvoeren. Met zelf-experimenteren, snel en goedkoop, kan dat; met conventionele experimenten, traag en duur, niet. Daar komt nog bij dat conventioneel onderzoek overhelt naar behandelingen waarmee iemand geld kan verdienen. Omdat conventioneel onderzoek duur is, moet je er geld voor los krijgen. De geneesmiddelenindustrie steekt geld in onderzoek naar geneesmiddelen, en dus gaat het bij conventioneel onderzoek vaak over medicijnen. Onderdelen van het leven in het stenen tijdperk (geen ontbijt) zijn goedkoop en overal beschikbaar. Er is geen bedrijf dat daar geld in wil steken.

3. Betere motivatie. Ik onderzocht mijn slaap 10 jaar lang voordat ik duidelijk vooruitging. Dat soort vasthoudendheid komt nooit voor bij conventioneel gezondheidsonderzoek. Dat komt door een verschil in motivatie. Een onderdeel daarvan is hoe graag de onderzoeker oplossingen wil vinden. Als je je ­eigen probleem bestudeert (bv. acne), ben je meer gemotiveerd om een oplossing te vinden dan anderen. Acne-onderzoekers hebben zelden acne. En het verschil in motivatie komt voor een deel door het belang van andere doelen dan het oplossen van het probleem. Toen ik mijn slaap onderzocht, was mijn enige doel beter slapen. Professionele wetenschappers hebben andere doelen, waardoor zij zeer worden beperkt.

Voorbeelden van deze gevangenistralies zijn werkgelegenheid en onderzoeksfinanciering. Om hun baan te behouden (d.w.z. hun aanstelling verlengd te krijgen, promotie te maken, een baan te vinden voor hun studenten en fondsen binnen te halen) moeten wetenschappers aan universiteiten verschillende artikelen per jaar publiceren. Onderzoek waarmee dat niet kan, wordt niet uitgevoerd. Andere gevangenistralies hebben te maken met status. Wetenschappers aan universiteiten halen de meeste status uit hun werk. Als ze de keus hebben, proberen zij hun status te verhogen of te beschermen. Sommige soorten onderzoek leveren meer status op dan andere. Grote fondsen hebben meer status dan kleine, en dus doen wetenschappers aan universiteiten liever duur dan goedkoop onderzoek. High-tech heeft meer status dan low-tech, en dus hebben zij het liefst high-tech. Zoals Thorstein Veblen benadrukte in The Theory of the Leisure Class (1899), heeft zinloos onderzoek een hogere status dan zinvol onderzoek. Als je nutteloos werk doet, zegt Veblen, laat je zien dat je een hogere status hebt dan mensen die nuttig werk moeten doen. Dus doen onderzoekers liever zinloos onderzoek – vandaar de term ‘ivoren toren’. Door angst voor het verlies van baan, subsidie of status is het voor wetenschappers aan universiteiten ook moeilijk om met radicaal nieuwe ideeën te komen. Mensen die op zichzelf experimenteren en hun eigen probleem in hun eigen tijd proberen op te lossen, zitten daar niet aan vast.

Kijk weer naar acne. Het officiële standpunt van dermatologen is dat voeding niet de oorzaak van acne is. Op een website van de Amerikaanse Academie voor Dermatologie staat dat ‘uitgebreid wetenschappelijk onderzoek’ aantoont dat het een ‘fabeltje’ is dat ‘acne wordt veroorzaakt door het eetpatroon’. Volgens behandelrichtlijnen voor dermatologen, gepubliceerd in 2007, is van ‘voedingsbeperking (bepaald voedsel of bepaalde voedselcategorieën) niet aangetoond dat het helpt bij de behandeling van acne’. Er is echter overweldigend veel bewijs voor een verband tussen eetpatroon en acne. William Danby, een arts uit Connecticut, begon in de jaren 1970 bewijs te verzamelen voor een verband tussen zuivelconsumptie en acne; het is tekenend dat Danby geen wetenschapper aan een universiteit was. Als zijn patiënten met zuivel stopten, hielp dat vaak. In 2002 publiceerden 6 wetenschappers (geen van allen dermatoloog) een artikel met de Weston Price-achtige conclusie dat 2 geïsoleerde groepen mensen (van het eiland Kitava en jagers/verzamelaars van de Aché) geen acne hadden. Ze hadden meer dan 1000 proefpersonen van ouder dan 10 jaar onderzocht en geen acne aangetroffen. Als mensen uit die groepen uit hun gemeenschap weggingen en anders gingen eten, kregen ze wel acne. Die observatie suggereert dat veel acne – misschien wel alle – door het juiste eetpatroon kan worden genezen en voorkomen.

Hoe kan de officiële lijn het zo mis hebben? Omdat het zorgvuldige onderzoek dat nodig is om de vele manieren te laten zien waarop voeding acne veroorzaakt, het type onderzoek is dat onderzoekers aan universiteiten niet kunnen en willen doen. Ze kúnnen niet, omdat ze voor dat soort onderzoek moeilijk aan geld kunnen komen (niemand verdient geld als patiënten geen zuivel eten) en omdat het vereiste vallen en opstaan te lang duurt voor een publicatie. Ze wíllen niet, omdat het low-tech is, weinig kost en heel nuttig is – en dus weinig status heeft. Terwijl onderzoekers met andere specialiteiten werken aan dure high-tech behandelingen, zouden zij goedkoop onderzoek doen naar wat er gebeurt als je bepaald voedsel niet eet. Vernederend. Collega’s zouden hen wel eens kunnen uitlachen. Om hun gedrag te rechtvaardigen vertelt de hele beroepsgroep ons, gebaseerd op ‘uitgebreid wetenschappelijk onderzoek’, dat zwart wit is. Door op zichzelf te gaan experimenteren kunnen mensen met acne de bizarre beweringen van dermatologen – en hun gevaarlijke medicijnen, zoals (Ro)accutane! – negeren. Mensen met acne kunnen gewoon hun eetpatroon veranderen totdat ze weten door welke bestanddelen het probleem wordt veroorzaakt.

Gregor Mendel was een monnik. Hij hoefde niet te publiceren; hij kon zonder angst om zijn baan over tuinbouw zeggen wat hij wilde. Charles Darwin was rijk. Hij had geen baan te verliezen. Hij kon heel langzaam On the Origin of Species schrijven. Alfred Wegener, de ontdekker van de continentenverschuiving, was meteoroloog. Geologie was een hobby van hem. Omdat ze helemaal vrij waren en volop tijd hadden – en professionele biologen en geologen niet (net als nu) – konden Mendel, Darwin en Wegener alle kennis van hun tijd beter gebruiken dan de professionals. Alle kennis van onze tijd is toegankelijker dan ooit. Zelf-experimenteerders, met totale vrijheid, volop tijd en makkelijke toegang tot empirische resultaten, zijn in een geweldige positie om daar hun voordeel mee te doen.

MATERIAAL EN TRUCJES

Seth Roberts, ‘Self-Experimentation as a Source of New Ideas: Ten Examples Involving Sleep, Mood, Health, and Weight’, Behavioral and Brain Science 27 (2004): 227-288 (www.fourhourbody.com/new-ideas) Dit artikel van 61 bladzijden over zelf-experimenteren biedt een overzicht van enkele van Seths resultaten, inclusief slaapvoorbeelden.

The Quantified Self (www.quantifiedself.com) Deze site wordt beheerd door medeoprichter en redacteur van Wired, Kevin Kelly, en de uitgever van Wired, Gary Wolf. Dit is het perfecte thuis voor alle mensen die met zichzelf experimenteren. Alleen al het onderdeel ‘Materiaal’ is een bezoek waard, met de uitvoerigste lijst op internet van middelen en diensten om gegevens vast te leggen (www.fourhourbody.com/quantified).

Alexandra Carmichael, ‘How to Run a Successful Self-Experiment’ (www.fourhourbody.com/self-experiment) De meeste mensen hebben nooit een systematisch zelf-experiment uitgevoerd. En toch is het een van de simpelste methoden om te ontdekken welke variabelen van invloed zijn op jouw welzijn. Dit artikel toont je 5 principes om tot geslaagde zelf-experimenten te komen. Bonus: een video van 11 minuten met Seth Roberts die de opzet van een experiment bespreekt.

CureTogether (www.curetogether.com) CureTogether, dat in 2009 de Mayo Clinic iSpot Competition for Ideas that Will Transform Healthcare heeft gewonnen, helpt mensen anoniem om gezondheidsdata te verzamelen en te vergelijken, zodat ze beter hun lichaam kunnen begrijpen en verstandiger beslissingen kunnen nemen over behandelingen. Denk je dat jij de enige bent met die aandoening? Waarschijnlijk vind je op CureTogether tientallen anderen met hetzelfde probleem.

Daytum (www.daytum.com) Daytum is bedacht door Ryan Case en Nicholas Felton, en is een elegante en intuïtieve dienst om je dagelijkse gewoonten te onderzoeken en in beeld te brengen.

Data Logger (http://apps.pachube.com/datalogger) Met Data Logger voor iPhone kun je alle data naar keuze opslaan en grafisch weergeven met registratie van tijd en plaats. Je kunt het overal voor gebruiken: voeding, waarnemingen bij dieren of registratie van temperaturen bij jou in de wijk. Als jij het kunt bedenken, kan deze app het opnemen en vastleggen.

Body een lijfboek
4f049c67037a02.html
4f049c67037a03.html
4f049c67037a04.html
4f049c67037a05.html
4f049c67037a06.html
4f049c67037a07.html
4f049c67037a08.html
4f049c67037a09.html
4f049c67037a010.html
4f049c67037a011.html
4f049c67037a012.html
4f049c67037a013.html
4f049c67037a014.html
4f049c67037a015.html
4f049c67037a016.html
4f049c67037a017.html
4f049c67037a018.html
4f049c67037a019.html
4f049c67037a020.html
4f049c67037a021.html
4f049c67037a022.html
4f049c67037a023.html
4f049c67037a024.html
4f049c67037a025.html
4f049c67037a026.html
4f049c67037a027.html
4f049c67037a028.html
4f049c67037a029.html
4f049c67037a030.html
4f049c67037a031.html
4f049c67037a032.html
4f049c67037a033.html
4f049c67037a034.html
4f049c67037a035.html
4f049c67037a036.html
4f049c67037a037.html
4f049c67037a038.html
4f049c67037a039.html
4f049c67037a040.html
4f049c67037a041.html
4f049c67037a042.html
4f049c67037a043.html
4f049c67037a044.html
4f049c67037a045.html
4f049c67037a046.html
4f049c67037a047.html
4f049c67037a048.html
4f049c67037a049.html
4f049c67037a050.html
4f049c67037a051.html
4f049c67037a052.html
4f049c67037a053.html
4f049c67037a054.html
4f049c67037a055.html
4f049c67037a056.html
4f049c67037a057.html
4f049c67037a058.html
4f049c67037a059.html
4f049c67037a060.html
4f049c67037a061.html
4f049c67037a062.html
4f049c67037a063.html
4f049c67037a064.html
4f049c67037a065.html
4f049c67037a066.html
4f049c67037a067.html
4f049c67037a068.html
4f049c67037a069.html
4f049c67037a070.html
4f049c67037a071.html
4f049c67037a072.html
4f049c67037a073.html
4f049c67037a074.html
4f049c67037a075.html
4f049c67037a076.html
4f049c67037a077.html
4f049c67037a078.xhtml