24
Mijn advocaat Jeanette was het soort vrouw waar ik in principe altijd een hekel aan had. Ze was briljant, meedogenloos en kleedde zich met een zelfverzekerde stijl waar zelfs Fontaine nog een puntje aan kon zuigen. Haar huid deed me denken aan een mokka latte en haar gevoelvolle ogen prikten door alle onzin heen. Afhankelijk van de situatie kon ze binnen een minuut omschakelen van ingetogen en overtuigend naar agressief en opdringerig. Daarnaast vloekte ze ongeveer net zo vaak als ze knipperde. Ik was doodsbang voor haar, maar ze stond aan mijn kant, dus hield ik net zoveel van haar als ik Richard haatte. Ze trok een paar papieren uit haar gladde leren tas en legde ze op tafel tussen ons in. We hadden afgesproken in een café in Bell Harbor omdat ik de rit naar Glenville even niet aankon. Alles wat mij dichter bij Richard en verder van Dody bracht, was te pijnlijk.
‘Ik heb zijn advocaat gesproken,’ zei Jeanette. ‘Ik denk dat hij je bang wil maken. Hij heeft hoog ingezet, zodat er nog wat onderhandelingsruimte is.’
Ik ging verzitten. ‘Wat wil hij dan precies?’
‘Volgens mijn bron wil hij het huis.’
‘Is dat alles? Dreigt hij mijn kinderen af te pakken omdat hij het huis wil?’
‘Je kent Richard toch? Het draait om geld en aanzien. Zijn appartement is een teringzooi en hij betaalt de hypotheek van een huis dat je niet eens gebruikt. Ik ben er vrij zeker van dat zijn advocaat hem ervan heeft overtuigd om met die voogdij te dreigen, zodat je bang en kneedbaar wordt.’
‘Het werkt.’
Jeanette fronste haar wenkbrauwen en zette haar designbril recht. ‘Laat niet over je heen lopen, Sadie. We kunnen ertegenin gaan.’
De afgelopen dagen had ik hier veel over nagedacht. Onophoudelijk zelfs, tussen de huilbuien om Dody’s kanker en Des’ plotselinge vertrek door. Hij had niet eens afscheid genomen. De vorige avond was ik nog naar zijn huis gegaan in de hoop dat we even konden praten, maar hij was al weg. Voor zover ik het door de ramen kon zien, stonden er binnen nog wel kartonnen dozen, maar was er geen spoor van hem te bekennen. Terug naar Glenville verhuizen zou een logische stap zijn geweest. Ik kon mijn leventje daar weer oppakken, door een groot, leeg huis wandelen waar de geest van mislukking rondwaarde en me omgeven met vrienden die allesbehalve vrienden waren. Of ik kon hier blijven en iets nuttigs doen. Dody had me nodig en eerlijk gezegd had ik haar ook nodig.
‘Het huis kan me niets schelen. Hij mag het hebben zolang ik maar het volledige ouderschap houd.’
Jeanette krabbelde een paar notities in de kantlijn van het papier. ‘De huizenmarkt in Glenville is nu heel slecht. Je kunt waarschijnlijk wel een kleiner huis vinden dat wel oké is, maar van welk geld wil je dat betalen? En ik werk ook niet voor niets.’
‘Eigenlijk heb ik besloten om naar Bell Harbor te verhuizen. Ik kan bij mijn tante wonen tot ik bedacht heb hoe het verder moet. Ik werk nu ook, en er zijn heel veel rijke rommelige mensen in dit dorp. Niet dat ik nu al veel verdien, maar ik heb goede vooruitzichten.’
Jeanette was teleurgesteld dat ik me zo snel gewonnen gaf. Als ik met Richard in gevecht zou gaan, zou zij er meer aan verdienen en bovendien genoot zij er al net zoveel van als ik om hem stevig aan te pakken. Ik denk dat hij haar deed denken aan haar eigen ex-man.
‘Je moet hier goed over nadenken, Sadie.’
‘Dat heb ik gedaan, geloof me. Ik weet zeker dat verhuizen naar Bell Harbor de juiste beslissing is. Mijn tante vindt het fantastisch en Fontaine ook. Mijn kinderen vinden het net zoiets als verhuizen naar Disney World. Of denk je dat het een extra reden voor Richard is om co-ouderschap te eisen? Want als dat zo is, moet ik iets anders verzinnen.’
‘Ik betwijfel of dat een probleem zal zijn, tenzij hij je nog iets anders kan aftroggelen. Je hebt toch niet nog ergens een geweldig vakantiehuis of zo?’
‘Het vakantiehuis heeft hij al.’
‘O ja, dat is ook zo. Je hebt een betere advocaat nodig,’ zei ze spottend, waarna ze rondkeek in het kitscherige cafeetje en zei: ‘Oké, als je het zeker weet dan ga ik met dit plan naar Richards advocaat en bel ik je morgen. Maar we kunnen hem het huis niet gewoon géven, we moeten zorgen dat hij je uitkoopt. Ik beloof je dat dat ouderschap wel goed zit. Hij heeft nog niet door dat hij je juist dwingt om in deze zorgwekkende woonomgeving te blijven als hij je huis inpikt, dus alles wat hij over je neef heeft gezegd is complete onzin. En als de tijd rijp is, zal ik hem dat zeker duidelijk maken. Maak je geen zorgen, Sadie, ik ga het allemaal voor je regelen.’
Dat was het eerste goede nieuws in dagen.
Met wraakzuchtige wanhoop stortte ik me op het organiseren van Dody’s feest. Het was lekker om een project te hebben waarmee ik mijn zinnen kon verzetten. Fontaine ronselde Kyle ook als hulpje en voor we het wisten liepen we allemaal in dezelfde T-shirts met team Dody erop. Fontaine stond erop dat de versieringen wit, roze of glinsterend waren; alsof we een prinsessenfeestje voor Paige organiseerden. We kochten meters tule die we om het terras zouden spannen en strengen met flonkerende lichtjes en tientallen kleine, witte kaarsjes. Voor de muziek huurden we met enige tegenzin vrienden van Jasper in. Hun garageband had een lokale schare fans dankzij hun enige eigen nummer Salami Tsunami dat weleens op de radio was geweest. Ik had zo mijn twijfels over hun talent, maar ze waren beschikbaar en enthousiast, en ze speelden voor een krat bier.
Dody bleef optimistisch over haar prognose en werd daarin ondersteund door Madame Margarets verzekering dat haar tijd nog niet was gekomen.
‘Ze zei dat ze veren zag drijven op een vijver en twee zwanen die naast elkaar zwommen in een acht. Dat betekent dat ik achtentachtig word.’
‘Of die veren waren van een engelenvleugel en je bent er geweest,’ schimpte Fontaine.
Dody glimlachte vol genegenheid naar hem en aaide zijn wang. ‘Dank je, schat. Het betekent heel veel voor me dat je nog steeds grapjes maakt. Bij Jasper kan er nog geen glimlachje af, hoe hard ik het ook probeer.’
‘Hij zit met zichzelf in de knoop, Dody,’ zei ik.
Ik zat ook met mezelf in de knoop, maar probeerde dat niet te laten merken. Niemand zat erop te wachten om mij nu te horen jammeren over mijn liefdesverdriet. Ze hoefden niet te weten hoe kapot ik ervan was dat Des niet had gebeld om op een of andere manier te zorgen voor een acceptabele afronding. Of voor een sprankje hoop. Maar ik werd ook zo in beslag genomen door de ziekte van Dody en het ouderschaps- en huisgedoe met Richard, dat ik niet eens tijd had om Des te missen. Behalve ’s avonds dan. En ’s ochtends vroeg. En op zonnige middagen. En als ik een zeilboot of een cabrio zag. Of een man.
De dag nadat hij had verteld dat hij weg zou gaan, had ik Penny gebeld. Ik wilde bij haar uithuilen, maar zij had ernstig last van het rozewolksyndroom, dus aan haar had ik ook niks. Het was baby voor en baby na: de baby was zo groot als een maïskorrel; de baby kon klassieke muziek door haar baarmoederwand heen horen; de baby kreeg misschien last van allergieën als Penny de verkeerde dingen at. Ze was zelfs naar buitenlandse films gaan kijken omdat ze dacht dat de baby daardoor misschien tweetalig werd.
Toen ze eindelijk even ophield met al die babypraat om te vragen hoe het in Bell Harbor was, wilde ik haar vertellen over Dody’s kanker maar besefte dat ik beloofd had het geheim te houden.
En toen bevond ik me opeens in dezelfde situatie als Des.
Natuurlijk moest Penny het weten, en mijn moeder ook. Maar was ik het Dody niet verschuldigd dat ze het aan iedereen kon vertellen hoe en wanneer het haar uitkwam? Zou ik dat zelf ook niet hebben gewild?
Ik wilde graag boos op Des zijn, omdat dat gemakkelijker was, maar eigenlijk had ik voornamelijk medelijden met hem omdat hij betrokken was geraakt bij mijn puinhoop. Ja, het was een rotstreek om weg te gaan zonder afscheid te nemen, maar aan de andere kant zou dat niks aan de zaken hebben veranderd. En zonder een lang en tragisch afscheid kon ik me tenminste ook niet aan zijn been vastklampen en hem smeken om te blijven. Dat was pas gênant geweest. Voorspelbaar, maar gênant.
Toen ik de volgende dag thuiskwam na een afspraak met Kyle, waren Dody en de kinderen giechelend een potje aan het pesten in de serre. Ik had Kyle verteld dat ik had besloten in Bell Harbor te blijven en hij was bijna net zo blij als Fontaine geweest, dus er waren ten minste nog twee mannen die van me hielden. Daarna had ik verteld wat er allemaal was gebeurd met Des. Ik moest het aan iemand kwijt die niet al overbezorgd was vanwege Dody. Kyle beloofde mijn geheim voor zich te houden en me zó hard aan het werk te zetten voor slordige, ongeorganiseerde mensen, dat ik geen tijd meer zou hebben om aan iets anders te denken. Dat vond ik een prima plan.
‘Wie wint er?’ vroeg ik, terwijl ik op een stoel neerplofte.
‘Ikke! Ik heb een H en nog een H,’ zei Jordan.
‘Dat zijn Heren, schatje,’ vertelde ik hem.
‘Het maakt niet uit welke kaarten je hebt, Jordan. Het maakt uit dat je ze kunt wegleggen,’ legde Paige uit.
‘Maar de H’s zijn groter dan de V’s,’ zei Jordan verontwaardigd.
‘Schatjes, ga eens naar de keuken om wat tekeningen voor mij te maken, dan praat ik even met mama. Ik wil er een met vlinders en een met gordeldieren, kunnen jullie dat tekenen?’
Al discussiërend hoe een gordeldier eruitzag, liepen ze de kamer uit.
‘Hoe was je lunch met Kyle?’
Ik plukte aan de stof van een kussen. ‘Goed. Hij is blij dat ik blijf.’
Ze sloeg haar benen over elkaar en deed de rits van haar rock-’n-rollrok los. ‘Deze heb ik van Walter gekregen, wist je dat? Olivia Newton John had hem aan in Grease. Tjonge, wat had zij een dunne taille. En die John Travolta? Wat was dat een kanjer. Over kanjers gesproken, waar is Des toch de laatste tijd?’
Die vraag had ik van mijlenver zien aankomen en ik had mijn antwoord al klaar.
‘Hij heeft het druk met werk. Je krijgt de groetjes en hij hoopt dat je je goed voelt.’
Dody perste haar lippen op elkaar en wierp me een afkeurende blik toe. ‘Sadie Turner, dat is een dikke, vette leugen, ik zie het aan je aura. Waar is hij echt?’
Ik deed alsof ik onverschillig was en zei: ‘Mijn aura bedriegt je, Dody. Hij heeft het druk met werk, echt waar.’
Technisch gezien was het ook de waarheid, het was alleen niet de hele waarheid.
Ze sloeg haar armen over elkaar voor haar volle en oprechte boezem. ‘Hebben jullie ruzie over mij gehad? Is hij nog steeds boos dat ik jullie niet eerder heb verteld dat ik kanker heb?’
Kanker was wat mij betreft het nieuwe verboden woord. Ik had er een hekel aan dat het zo makkelijk van haar tong rolde, alsof ze niets ergers zei dan: ‘Er zit iets tussen mijn tanden.’
‘Hij is niet boos. En nee, we hebben geen ruzie. Doe niet zo raar, zeg.’
‘Sadie Turner, ik ben heus niet van eergisteren, hoor.’
‘Van gisteren,’ corrigeerde ik haar automatisch.
‘O, daar ga je weer,’ beet ze me toe. ‘Door de bomen de wind niet zien en volledig naast de pot zitten.’
‘Wat?’ Ik kreeg nog eerder hoofdpijn van haar dan van een glas whisky.
‘Hij heeft het recht om boos te zijn. Het feit dat ik de moed nog moest verzamelen om het jullie te vertellen, was geen reden om hem in die positie te brengen. Dat zie ik nu in. Maar hij werd zeker kwaad op jou in plaats van op mij?’
‘Nee, ik werd kwaad op hém!’ flapte ik eruit. Shit, shit, shit. Blijkbaar had ik wel het recht om te zwijgen maar niet de beheersing.
Dody moest bijna lachen. Ze was als een bloedhond die iets op het spoor was. ‘Waarom was je boos op hem?’
‘Ik was van streek omdat hij het me niet verteld had. Dat is bijna hetzelfde als liegen. Maar ik ben er nu wel overheen.’ Ik wierp mezelf tegen het kussen.
‘Ach, foei foei, Sadie. Een leugentje om bestwil, omdat hij me wilde beschermen. Daar kun je toch niet boos om zijn?’
‘Ik ben niet boos.’ De tranen die ik al dagen inhield sprongen naar buiten en stroomden over mijn wangen. ‘Hij is naar Seattle verhuisd.’
Dody schoof dichterbij, omarmde me en klopte op mijn hoofd alsof ik een kleuter was. En precies als een kleuter drukte ik mijn gezicht tegen haar zachtheid en liet mijn tranen de vrije loop.
‘Seattle?’ zei ze uiteindelijk. ‘Dat is gewoonweg belachelijk. Het enige wat ze daar hebben is koffie en regen. Weet hij niet wat je voor hem voelt?’ Ze trok de altijd aanwezige zakdoek uit haar decolleté en probeerde mijn neus af te vegen.
Ik ging rechtop zitten. ‘Dat zou toch niks uitmaken, Dody. We wisten vanaf het begin dat dit iets kortstondigs was. Hij heeft me niet belazerd. En zelfs als hij was gebleven en ik ook, dan zouden we uiteindelijk toch uit elkaar zijn gegaan.’
‘Nou, dat is een fijne instelling, zeg. Je klinkt net als je moeder.’
‘Dat is gemeen om te zeggen. Ik voel me al rot genoeg.’
‘Het spijt me, maar het is zo. Niemand verdient het om bedrogen te worden, Sadie, en ik vind dat je gelijk had om bij Richard weg te gaan. Hij was niet goed voor je. Maar je moeder, die begon je vader al weg te duwen nog voordat hij ook maar iets fout had gedaan. Ze is mijn zus, weet je, en ik kon wel zien dat ze problemen hadden in hun huwelijk. Maar het enige waar zij zich op concentreerde waren zíjn fouten en nooit haar eigen. Uiteindelijk vertrok hij en ze is er nooit meer overheen gekomen. Is dat wat je wilt? De komende dertig jaar blijven zitten kniezen?’
‘Wat wil je dan dat ik doe, Dody? Hij verhuist naar Seattle!’
‘Hij is toch nog niet weg, of wel? Je gaat er nu gewoon als de wiedeweerga heen en vertelt hem wat je voor hem voelt.’
‘Hij is al weg. Ik ben er een paar dagen geleden geweest en het huis is al helemaal afgesloten. En toen ik zijn mobiel probeerde, kreeg ik een bericht dat zijn telefoon uitstond.’
‘Eén telefoontje? Is dat alles wat je ervoor overhebt? Bel opnieuw!’
Dody’s woorden stuiterden door mijn hoofd. Misschien moest ik hem weer bellen. Het was best mogelijk dat hij niet eens wist dat ik al had gebeld, omdat ik de vorige keer geen bericht had kunnen inspreken.
Maar hij had mij ook kunnen bellen als hij wilde praten. Hij was tenslotte degene die wegging. Aan de andere kant wilde ik ook weer niet zo verbitterd als mijn moeder worden, dus toetste ik zijn nummer in. Deze keer kreeg ik de voicemail.
‘Des, hoi. Met Sadie. Zeg, ik zou graag met je willen praten. Bel me even terug, oké?’
Ik hing tevreden op. Ik had het in elk geval geprobeerd. En als hij terugbelde? Nou ja, tegen die tijd had ik vast wel bedacht wat ik wilde zeggen.
Maar hij belde niet.
Drie dagen kropen voorbij zonder een teken van leven. Het deed pijn. Heel veel pijn. Ik verdiende op zijn minst nog één gesprek, maar blijkbaar was hij er helemaal klaar mee.
Ik voelde me leeg en slap doordat ik hem miste. Wederom had de liefde een blokje beton aan mijn hart geknoopt en me in de rivier van ontkenning gegooid.
Voor mijn kinderen hield ik me nog groot, en voor Dody, maar ze hadden me heus wel door.
Het enige lichtpuntje in die week kwam van Jeanette.
‘Het is rond,’ zei ze. ‘Geef Richard het huis en hij trekt het verzoek om co-ouderschap weer in.’
De zware last op mijn schouders werd een onsje minder.
Jeanette ging verder: ‘En nog meer goed nieuws: Richard moet je voor de helft uitkopen. Zoals ik al zei is de huizenmarkt ingestort en je krijgt vijftig procent van de huidige waarde, dus dat is niet zoveel. Maar het is wel genoeg om je in Bell Harbor te kunnen vestigen.’
Nog een kleine overwinning.
‘Dat is inderdaad goed nieuws, Jeanette. Dankjewel.’
‘Graag gedaan. Ik weet niet hoe snel dit allemaal wordt afgehandeld. Richard wil er heel graag meteen intrekken, maar officieel mag hij het pand pas betreden wanneer jij getekend hebt, dus zijn advocaat stelt zo snel mogelijk de papieren op. Zodra ik een kopie daarvan heb bekeken, bel ik je. Laat hem niet eerder in het huis.’
Dat was het dan. Alles was afgehandeld en wederom zou een krabbel mijn hele toekomst veranderen.
‘Prima. Wat maakt het ook uit.’
‘Ik moet zeggen dat je dit erg gemakkelijk opneemt, Sadie.’
Nu ze het zei, dat deed ik inderdaad. Misschien begon ik eindelijk te leren welke gevechten de moeite waard waren om aan te gaan. Of misschien had ik er gewoon de puf niet meer voor.