8

‘Ik heb een heerlijke verrassing voor je, Sadie!’ Dody wiebelde met haar beringde vingers terwijl ze de woonkamer binnen zweefde. Omdat de verrassingen van Dody meestal iets met kruidenmengsels te maken hadden die naar rottend tuinafval roken en nog erger smaakten, reageerde ik niet enthousiast.

‘Ik ben nu aan het voorlezen, Dody. Kan het even wachten?’

Jordan zat naast me half te luisteren en half met zijn autootjes te spelen, terwijl Paige juist helemaal opging in het verhaal. Lezen was haar favoriete tijdverdrijf.

‘Nee, het kan niet wachten. Ik heb een reading voor je geregeld bij mijn paragnost, Madame Margaret.’ Ze straalde alsof ze me zojuist had verteld dat ik de lotto had gewonnen. ‘Ze is echt geweldig. Je mag haar vast heel graag.’ Dody schoof een stapel prentenboeken opzij en ging met veel gewapper van sjaals op de bank zitten.

‘Ik heb geen paragnost nodig, Dody. Ik heb een boekhouder nodig.’

‘Ach, kom nou. Die maken alleen maar sommetjes. Margaret kan het pad verlichten naar hogere doelen.’

Ik wist niet eens of ik wel een hoger doel had. Ik kwam nog niet eens door de zelfontplooiingsoefeningen in mijn Oprah-tijdschrift heen.

‘Geloof jij daar nou echt in?’ vroeg ik.

‘Ik geloof in alles wat helpt bij het opruimen van negatieve energie en het focussen op het positieve. En jij, jongedame, zit tjokvol negatieve energie. Margaret kan je net dat duwtje in de goede richting geven dat je nodig hebt. Ze verwacht ons over een uur.’

‘En de kinderen dan?’

‘Die brengen we langs bij Anita Parker. Ik heb het haar al gevraagd.’

Hier was ik het niet mee eens. Ik had er geen behoefte aan om mij door een of andere geschifte zigeunerin onzin te laten vertellen over een lange reis die ik zou maken, of een grote, donkere vreemdeling die ik zou ontmoeten. Of nog erger: dat ze een échte helderziende was die me zou vertellen dat mijn toekomst bestond uit hartzeer en eenzaamheid. Dat wist ik al. Ik kon beter advies gaan inwinnen bij een barkeeper, onder het genot van een gin-tonic. Maar Dody was vastbesloten, dus dat hield in dat ik erheen ging.

Een uurtje later zat ik op een klapstoel in Madame Margarets Boetiek. Mysterieuze snuisterijen en heksendingetjes stonden op stoffige glazen boekenplanken. Er hing een vage lucht van lavendel en kattenbak en er klonk zachte oosterse plingplongmuziek. Wat deed ik hier in godsnaam?

Een kleine pafferige vrouw met een zilverkleurige boblijn en een rode Varilux-bril op kwam de kamer binnen. Ze had een roze trainingspak aan. Ik was verbaasd, en eerlijk gezegd ook een beetje teleurgesteld, toen ze tegenover me ging zitten. Was dit de paragnost?

Waar was haar sluier? En haar dikke zwarte eyeliner? Waar waren de grote gouden oorringen? Dit was pure nepperij.

Ze schonk me een warme glimlach en schudde mijn hand. ‘Hallo, ik ben Maggie.’

‘Hoi,’ zei ik stijfjes en gereserveerd. Als ze helderziend was kon ze mijn naam ook wel raden.

‘En jij bent Sadie,’ zei ze toen.

‘Ja!’ zei ik verbaasd. Wauw, ze was echt goed.

Ze lachte om mijn reactie en tikte op een velletje papier dat op tafel tussen ons in lag. ‘Je naam staat hier in mijn dagplanning.’

‘O ja.’ Ik schoof heen en weer op mijn stoel.

Ze gaf me een pak rijkversierde kaarten. ‘Wil je deze alsjeblieft even schudden? Ik weet niet zeker of we ze nodig zullen hebben, maar je wordt er in elk geval minder zenuwachtig van.’

‘Ik ben niet zenuwachtig,’ zei ik iets te snel. Moest ik soms zenuwachtig zijn omdat ze me zo meteen ging vertellen dat mijn toekomst akelig en vreugdeloos was?

Ze sloot haar ogen en ademde langzaam in en uit.

Dit was belachelijk.

Toen deed ze haar ogen weer open en pakte de kaarten van me aan. Ze legde ze in een bepaald patroon op tafel. Er stonden allemaal gekke plaatjes op: een toren waar de bliksem insloeg, een paar vrouwen in toga met kelken in hun handen, een kluizenaar met een lantaarn en een gast met een zwarte cape op een paard. Op die kaart stond gewoon het woord dood. Dat voorspelde niet veel goeds.

Een minuut lang staarde ze in stilte naar de kaarten en kreeg ik overal jeuk. Zag het er zo onheilspellend uit dat ze niet wist hoe ze het mij moest vertellen? Maar toen begon ze te praten met een rustige stem.

‘Je bent uit balans.’

Uit balans in de zin van gestoord?

Ze wees naar de eerste kaart. ‘Dit is de Toren. Hij vertegenwoordigt de reeds lang vaststaande overtuigingen en ideeën die worden uitgedaagd. Alle aspecten van jouw leven zijn op dit moment in beweging en je moet openstaan voor verandering. Bepaalde zorgen zullen pas opgelost worden wanneer je je hebt ontdaan van iets of iemand, ofwel fysiek ofwel emotioneel. Heb je onlangs een relatie verbroken, of denk je erover hem te verbreken?’

Dody had haar vast verteld over mijn scheiding. Ik knikte een keer omdat ik nog steeds niet te veel wilde prijsgeven.

Madame Margaret knikte terug. ‘Het was de juiste beslissing. Hij was alleen maar buitenkant en had geen inhoud. Maar je moet nog meer met hem doorwerken voordat je je op een betere plek bevindt. De kluizenaar toont innerlijke wijsheid. Die heb jij, maar je vertrouwt er niet op. Je moet de aandacht die je besteedt aan je dagelijks leven naar binnen richten. Daar beginnen de problemen en daar zullen ze ook worden opgelost.’

Nou, ik dacht het niet hoor. Mijn problemen begonnen en eindigden met Richard.

‘Ah, de Kelken Zes,’ ging ze door, en ze wees naar een volgende kaart. ‘Heel betekenisvol op deze plek. Hij verbindt je verleden met je toekomst. Het is logisch dat deze twee samenkomen in je huidige omstandigheden. Het kan zijn dat je opeens terugdenkt aan eerdere ervaringen, of misschien zelfs smacht naar de schoonheid van een vroegere relatie.’

Ha! Ik keek wel beter uit.

‘Dit is ook een periode van emotionele vernieuwing. Je zult je eindelijk losmaken en tot jezelf komen met meer waardering voor je reis ernaartoe.’

Tot zover klonk het allemaal als het standaard waarzeggerspraatje. Veel vaag gedoe en verder was het duidelijk dat Dody haar dingen had verteld.

Ze wees weer naar een andere kaart. ‘Dit is de Aas van Pentakels. Hij staat voor goede gezondheid. En de Ster ernaast is de kaart die staat voor inspiratie, inzicht en hoop. Contact met iemand die je leven zal veranderen. Wellicht een nieuwe relatie.’

Ja hoor. Duidelijke Dody-praat. Ik werd erin geluisd.

‘Ik zit niet te wachten op een nieuwe relatie,’ zei ik, want ik moest dit hele gedoe in de kiem smoren.

Ze glimlachte minzaam. ‘Zoiets komt zelden als men erop wacht. Maar dat is het mooie van tarot; nu kun je ernaar uitkijken.’

Ik wilde ertegen ingaan, maar zag in dat het toch geen zin had. Het leek me best een aardige vrouw, deze excentrieke handlanger van Dody, dus ik besloot haar te laten uitpraten.

‘De Kelken Drie hier vertelt me dat er een periode van plezier aanbreekt.’

Vandaar die kelken, die zaten natuurlijk vol met wodka!

‘En hier liggen de Ridder van de Zwaarden en de Koning van de Zwaarden. Dit kunnen mannen in je leven zijn, zowel uit het verleden als uit het heden. Beiden zijn charmant, geestig en welbespraakt, maar de ene stort zichzelf op je en is even snel weer vertrokken. Hij verveelt zich gauw.’

Hmm, dat klonk wel als Richard.

‘De andere vertegenwoordigt iemand die vertrouwen en verantwoordelijkheid uitstraalt. Iemand die beroepsmatig advies geeft. Een advocaat of een dokter.’

O mijn god. Meen je dat nou? Heeft Dody het hele script geschreven of zo?

Margaret fronste en keek naar de volgende kaart. ‘Dit Rad van Fortuin geeft aan dat het tij aan het keren is. Er begint een nieuwe fase, maar je bestemming en het noodlot staan niet toe dat je zelf controle kunt uitoefenen over de gebeurtenissen. En jij hebt juist altijd behoefte aan controle. Maar je kunt jezelf nu het beste gewoon laten leiden, meisje. En vertrouwen hebben in degenen die om je geven. Je wordt voor heel veel keuzes gesteld, maar slechts één is de juiste. Je kunt niet alles in je eentje doen.’

Dat kon ik wel. Ik deed al eeuwen alles in mijn eentje. Aan Richard had ik niet veel meer gehad dan aan een manshoog kartonnen bord in de vorm van een echtgenoot.

Toen glimlachte ze. ‘Maar het zal allemaal heel goed uitpakken. Zie je de Kelken Twee hier? Dat is een nieuwe liefdesrelatie. Deze nieuwe man past veel beter bij je. Maar de liefde heeft een prijs, voor deze nieuwe relatie zul je iets moeten opgeven.’

Was dat niet altijd zo?

Wacht eens even.

Wat?

Zei ze nou líéfde? Nee, bedankt. Ik had al genoeg opgegeven voor Richard. Ik was leeg.

Toen leunde ze achterover in haar stoel en keek me een tijdje aan. ‘We kunnen niet alles in het leven beheersen, Sadie. Soms hebben we niet eens controle over onze eigen reacties. Hoe harder we tegen de stroom in zwemmen, hoe vermoeider we raken. Controle is een illusie, wist je dat?’

Nee, liefde is een illusie.

Ze draaide nog een paar kaarten om en glimlachte weer. ‘Uitstekend. De Kelken Vier. Je laat je niet leiden door bezittingen. Hou dat vast. Wees niet bang om te putten uit je natuurlijke kracht, daar heb je veel meer van dan je zelf beseft. Zodra je de dingen accepteert zoals ze zijn en je niet meer vasthoudt aan hoe ze horen te zijn, zul je balans vinden. En kijk uit naar de grote golf, die zal je in de richting van het plezier duwen. Je wordt gelukkig, Sadie. Het staat allemaal in de kaarten.’

Natuurlijk zei ze dat. Ik zou natuurlijk geen fooi geven als ze me ellende voorspelde. Ze ging nog ongeveer een kwartier zo door, over dat ik op mijn instinct moest vertrouwen en het verleden moest loslaten. Dat waren gewoon goede adviezen, maar het meeste van wat ze zei had net zo goed uit Dody’s mond kunnen komen. Zie je nou wel, ik had het geld gewoon aan gin-tonics moeten besteden, dan was ik nu tenminste lekker aangeschoten.

 

‘Je hebt me opzettelijk niet verteld dat Fontaine ook bij Dody logeert, Sadie! Dacht je dat ik daar niet achter zou komen?’ Richard klonk hees van kwaadheid.

We stonden op de parkeerplaats van het pannenkoekenhuis, waar ik Paige en Jordan kwam oppikken na hun bezoekje aan hun vader. De kinderen zaten in mijn auto toe te kijken hoe wij tegen elkaar tekeergingen, net als vroeger.

‘Wil je niet zo schreeuwen! En ik heb niks verteld omdat ik niet snap waarom het ertoe doet, Richard. Wat maakt het nou uit dat Fontaine daar logeert?’

‘Wat het uitmaakt? Het maakt uit omdat ik niet wil dat mijn kinderen worden blootgesteld aan god weet wat die Fontaine allemaal uitspookt. Neemt hij ook mannen mee naar huis?’

Hij zwaaide met zijn wijsvinger voor mijn gezicht. Ik had zin om hem eraf te bijten en uit te spugen.

‘Nee, dat doet hij niet. Maar jemig, wat ben je toch een homofobische eikel. Als Jasper aan de kroonluchter hing met een stel hoeren, zou het je niks uitmaken. Je bent alleen maar bang dat mijn neef je zoon verandert in een homo.’

Hij greep mijn arm en trok me verder bij de auto vandaan. ‘Hou op met schreeuwen. En verdomme, Sadie, dat is niet eerlijk, want dat heb ik helemaal niet gezegd.’

Er liep een stelletje voorbij. De vrouw hield haar pas een beetje in toen ze ons zag, maar de man trok haar mee.

‘Luister,’ zei Richard toen ze eenmaal uit het zicht waren. ‘Ik heb hier geen tijd voor, ik ben al laat voor mijn werk. Maar je moet hier wat aan doen, Sadie. Ik wil mijn kinderen niet in zo’n omgeving hebben, dus je zorgt maar dat die nicht van een neef van je daar weggaat. Of anders kom je onmiddellijk terug naar Glenville. Je hebt hier een huis met vijf kamers dat leegstaat, terwijl jij zomerkampje zit te spelen bij Dody. Het is genoeg geweest. Ik wil mijn kinderen weer in de buurt hebben zodat ik ze vaker kan zien.’

Mijn slapen bonsden. Ik kreeg bijna geen lucht en wilde hem een trap in zijn kruis geven, of iets heel mins tegen hem zeggen waar ik hem evenveel pijn mee kon doen. Maar ik was te langzaam.

Richard sprong in zijn auto zonder nog naar Paige en Jordan om te kijken en scheurde ervandoor.

Trillend alsof ik schrikdraad beethad, stapte ik weer in mijn auto.

‘Mama, waarom was papa aan het schreeuwen?’ vroeg Paige.

Ik ademde in. ‘Hij is gewoon opgefokt over iets op zijn werk, schatje. Het komt wel weer goed met hem.’

Net als ik al zo vaak had gedaan, loog ik tegen hen over hun vader. Ik zou ze niet tegen hem opzetten. Als ze ouder waren konden ze zelf besluiten wat ze van hun vader vonden en tot die tijd zou ik hen beschermen.

 

Die middag, weer terug in Bell Harbor, was ik nog steeds van slag door de ruzie. Ik wilde niet weg uit Bell Harbor. Nog niet. En ik ging Fontaine ook niet vragen of hij weg wilde gaan. Ik was niet eens van plan om hem te vertellen wat Richard had gezegd. Maar ik moest wel iets doen.

Ik nam de kinderen en de honden mee naar het strand. Misschien kon wat zonneschijn de donkere wolken in mijn hoofd verdrijven. Dody had mijn uitnodiging om mee te gaan afgeslagen, omdat ze naar buikdansles moest met Anita Parker.

Met een plof zette ik de mand vol met plastic speelgoed voor Jordan neer op het zand. Paige had haar poppen en ik had een strandstoel, een wijnkoeler en een goedkoop romannetje. Zon, drank en wat lichte lectuur. Dat was pas vakantie vieren.

Lazyboy blafte en rende rondjes alsof hij achterna werd gezeten. Na een tijdje ging hij naast me liggen voor een dutje. Fatso snuffelde wat rond in het zand, op zoek naar half begraven junkfood dat was achtergelaten door andere badgasten.

Na een paar minuten hoorde ik een scherp, kort fluitje. De honden waren onmiddellijk alert en renden op het geluid af.

Het was Des, die aan kwam gejogd over het strand. De schok die ik elke keer kreeg als ik hem zag, suisde door mijn lijf en opnieuw herinnerde ik mezelf eraan dat ik me niets in het hoofd moest halen. Ja, ik voelde me tot hem aangetrokken – meer dan ik wilde toegeven – maar het was gewoon een bevlieging. De spannende gevoelens die hij opriep, waren bijna als in een tekenfilm; het ging van zoef!, baf! en boink! Ik vond het grappig om te doen alsof hij de Man van Zes Miljoen was, maar dan met een extra ingebouwde chip met gevoelens. Maar dat was hij niet. Niet echt. Hij was gewoon een kerel, en als ik hem beter zou leren kennen, zou ik al zijn tekortkomingen te weten komen. Het was leuk om een beetje te flirten en te doen alsof dat iets betekende, maar dat deed het niet. Des pakte een stuk drijfhout op en gooide het weg. De honden renden er wild achteraan. Toen kwam hij naast me zitten.

‘Hoi.’

‘Hoi,’ zei ik terug en ik probeerde stiekem het romannetje en de goedkope fles drank achter mijn stoel te verstoppen. De kinderen zaten een eindje verderop een gat naar Australië te graven. (Ondanks een hardnekkig gerucht dat je een gat naar China graaft, kom je wanneer je in Michigan begint te graven in Australië uit. Nog zo’n stukje zinloze informatie dat mijn hersenen in beslag nam, net als het feit dat als je een toilet doorspoelt aan de andere kant van de evenaar, het water tegengesteld draait.)

‘Hoe is het met jou?’ vroeg hij.

‘Goed. En met jou?’

‘Goed. Waar is Dody?’

‘Buikdansen.’

Hij gniffelde en schudde zijn hoofd, waarschijnlijk om het beeld dat hij voor zich zag te verdrijven.

Paige kwam aangerend. ‘Hoi Des. Zie je mijn zeemeermin? Ze heet Rosemarijn Antoinetta Sprankelbes Turner. Vind je haar leuk?’

‘Jazeker.’

‘Vind je mijn nieuwe badpak ook leuk? Er zitten gele bloemen op, zie je?’ Ze maakte een buiginkje en hield haar hoofd scheef en één hand op haar heup.

‘Ik zie het. Heel erg mooi.’

‘Weet ik,’ zei Paige en ze draaide zich om en rende weer terug naar haar aarde doorborende Australische tunnel.

Jordan keek op en zwaaide.

Des zwaaide terug.

We zaten een tijdje stil naast elkaar naar de kinderen te kijken.

‘Wat ben je stil vandaag.’ Des leunde opzij en duwde met zijn elleboog tegen de armleuning van mijn stoel.

‘Is dat zo? Sorry. Ik heb een pestbui. Ik heb ruzie gemaakt met mijn ex.’

Verdomme, waarom had ik dat nou weer verteld? Iemand over zijn ex horen praten was net zoiets als naar een dia-avondje gaan van een mislukte vakantie waar je zelf niet eens bij was. En toch merkte ik dat ik doorpraatte. ‘Richard wil niet dat ik hier blijf. Hij is bang dat Jordan ongeneeslijke homofilitis van Fontaine krijgt.’

Ik keek naar mijn zoon, die het toonbeeld was van een jongen. Hij had het graafproject gestaakt en stond nu in de lucht te stompen en te trappen, in gevecht met een of andere denkbeeldige vijand.

‘Wat stom. En wat ga je doen?’ vroeg Des, die achteroverleunde en zijn gezicht naar de zon keerde met zijn ogen dicht.

Ik maakte van de gelegenheid gebruik om mijn eigen ogen de kost te geven, maar omdat ik niet antwoordde, deed hij zijn ogen weer open en keek me aan.

‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Het hangt ervan af hoe vervelend Richard wil gaan doen. Ik word er gewoon zo kwaad om, want Fontaine is juist geweldig met de kinderen. Hij heeft de afgelopen maand meer met hen gespeeld dan Richard in de afgelopen vijf jaar.’

Des knikte langzaam. ‘Da’s best treurig.’

Ik knikte ook en trok mijn wijnkoeler achter de stoel vandaan.

‘Ben jij ooit getrouwd geweest?’

Dody’s recht-voor-z’n-raaptechniek was kennelijk ook al besmettelijk.

Hij knikte en schopte met zijn voet in het zand. ‘Ja, maar dat ging niet zo best.’

‘Dat spijt me.’ Ik gaf hem mijn fles drank en hij nam hem aan.

‘Het lijkt al heel lang geleden.’

‘Wat is er gebeurd?’

Hij nam een slok uit de fles en begon langzaam te vertellen. ‘Ik denk dat we verschillende prioriteiten hadden. We waren nogal jong. En nogal egoïstisch.’ Hij schudde zijn hoofd nog een keer en gaf de fles terug aan mij. Zijn hand raakte de mijne even aan. Een fractie van een seconde keken we elkaar aan. Mijn hart werd heet en sprankelend, zoals de laatste opleving van sterretjes voordat ze uitgaan.

Des glimlachte bijna, maar toen veranderde zijn gezicht, alsof hij zich precies op dat moment herinnerde dat hij een pan op het vuur had laten staan of vergeten was zijn broek aan te trekken. Hij keek weer naar het water. ‘Weet je. Zo gaat het nou eenmaal. Huwelijken stranden.’

Aan de ene kant wilde ik doorvragen. Maar aan de andere kant wist ik dat ik niet wilde horen wat hij te vertellen had. Bovendien was het duidelijk dat hij geen zin had om erover te praten.

‘Hoef je niet naar het ziekenhuis vandaag?’ vroeg ik daarom maar.

Hij zuchtte en het voelde alsof de zon minder sterk ging branden.

‘Nee, vandaag niet. Maar ik heb nog een hoop te doen, dus ik denk dat ik maar eens aan de slag moet.’

Hij stond langzaam op en het leek even of hij nog iets wilde zeggen. Maar toen zei hij alleen maar: ‘Tot ziens.’

Hij keerde zich om en jogde weg over het strand.

Onthouden: niet vragen naar zijn huwelijk want daar wordt hij verdrietig van. En dan gaat hij weg.

 

Ik hing de nieuwe leren tas over mijn schouder en lachte mijn professional organizer-glimlach. Kyle had gelijk gehad. Zijn oude vlam Patrick en Patricks nieuwe vlam Owen hadden héél veel spullen.

Hun nieuwe huis was een oude kolos, het oudste huis van Bell Harbor. Dat hield in dat er prachtig houtsnijwerk was en een veranda rondom het hele huis en toiletten met ouderwetse stortbakken. Maar het betekende ook: tientallen piepkleine kamers, de meest onlogisch ontworpen keuken die ik ooit had gezien en totaal geen bergruimte. Gewoon echt géén kasten. Een nachtmerrie! Deze klus was een grotere uitdaging dan ik had verwacht en omdat het mijn eerste klus was, moest ik het perfect doen. Mijn klanten waren stapelverliefd op elkaar en heel erg opgewonden over het samenwonen. Ze hielden zich niet bezig met het inrichten van hun nieuwe huis; ze wilden gewoon dat de dozen werden uitgepakt en de boel een beetje aan kant leek. Als ik daar niet in zou slagen en de troep de overhand zou krijgen, zouden ze ruzie gaan maken over golfclubs die omvielen in de gang of belangrijke post die zoek raakte tussen de stapels papierwerk. Als ik geen orde in deze chaos zou scheppen, zou hun relatie gedoemd zijn te mislukken. Zij zouden misschien niet doorhebben dat dat mijn schuld was, maar dat was wel zo. Dus ik moest dit goed aanpakken.

‘Dit is onze slaapkamer,’ zei Patrick, toen hij weer een deur opentrok. ‘Vind je dat geen goddelijke vensters? We zitten te denken aan doorzichtige, sexy stoffering overal.’

‘En hiernaast is een meidenkamer,’ voegde Owen daaraan toe. ‘Daar willen we een inloopkast van maken.’

Een kast? Goddank.

‘Gewoon omdat het zo leuk is om uit de kast te komen,’ ginnegapte Patrick.

Owen zuchtte. ‘Je blijft het maar een goede grap vinden, hè schatje?’

De rest van de dag bespraken we hun wensen voor de verschillende ruimtes. Ik maakte heel veel aantekeningen en foto’s en beloofde binnen een week wat van me te laten horen.

Op Patricks verzoek zou ik dan ook mijn labelmaker meenemen om hem en hem op de handdoekhaakjes te plakken.

 

Een paar dagen later wandelde ik met Dody door het ziekenhuis omdat zij een afspraak had, en hoorde een bekend accent. Zoals gewoonlijk bij het horen van die stem kropen de kriebels langs mijn ruggengraat naar mijn edele meisjesdelen.

‘Hé Sadie!’ riep Des.

Dody en ik draaiden ons om en Des struikelde bijna, waarschijnlijk omdat hij schrok van haar felblauwe boa. Het was een glinsterend geval met lovertjes op de veren en het hing om haar schouders als bij een pop van The Muppet Show. Het verhaal was dat Walter hem had gekocht van een Roemeense werkster die hem uit de kleedkamer van Diana Ross had gestolen. Ik had daar zo mijn twijfels over.

Des zag er natuurlijk heel elegant uit in zijn doktersoutfit. Waarom zien een gewone witte jas en operatiekleren er toch zo sexy uit, vroeg ik me af vlak voordat ik wenste dat ik zelf wat meer tijd had besteed aan mijn uiterlijk. Ik bedoel, ik was dan wel met vakantie, maar ik had mijn haar toch wel even kunnen wassen? Waren die tien minuten die ik langer in bed was blijven liggen nou echt zo belangrijk? Ik wist nu niet eens meer zeker of ik die ochtend mijn tanden wel had gepoetst. Verdomme!

Ik glimlachte met mijn lippen op elkaar zoekend naar sporen van tandpasta in mijn mond.

‘Jeetje Dody, wat zie jij er flitsend uit vandaag!’ Hij glimlachte breeduit.

Ze wapperde met haar boa en haar wimpers. ‘Dank je. Dat zei Fontaine ook al.’

Des knikte en trok zijn wenkbrauwen spottend omhoog. ‘Fontaine kan het weten.’

Hij knipoogde naar me over haar hoofd heen, waardoor mijn beha zich bijna vrijwillig losmaakte in volledige overgave.

‘En waarom zijn de dames vandaag in het ziekenhuis?’ vroeg hij.

‘O, niets bijzonders. Gewoon een routineonderzoekje bij mijn vaginoloog,’ antwoordde Dody.

‘Dody!’ riep ik uit.

‘Wat? Ach, jij bent ook zo preuts, Sadie. Hij weet daar alles van, hoor. Hij is tenslotte dokter. Nietwaar, Des? Jij weet toch alles van de edele damesdelen, of niet?’ zei ze en ze wapperde koket met haar boa.

Hij probeerde zijn gezicht duidelijk in plooi te houden. ‘Ja, ik ben wel bekend met vaginologie.’

Tuurlijk joh.

‘We waren net op weg naar de cafetaria om te lunchen,’ zei Dody. ‘Heb je zin om mee te gaan?’

‘Dat waren we helemaal niet,’ flapte ik eruit, van mijn stuk gebracht door zijn aanwezigheid.

‘Jawel, dat waren we wel. Ik ben uitgehongerd.’ Ze keerde zich naar me om en staarde me met grote, ronde ogen aan.

Des keek op zijn horloge. ‘Ik heb maar een paar minuten, maar ik loop wel even met jullie mee.’ Hij wees de andere kant op, naar een enorm bord met cafetaria erop, waar wij doodleuk aan voorbij waren gelopen. We keerden om, liepen gezamenlijk door een korte gang en kwamen even later in de cafetaria aan.

Er zat bijna niemand. Waarschijnlijk omdat het pas halfelf ’s ochtends was.

‘Misschien kunnen we beter koffie nemen,’ zei Dody. ‘Ik heb toch niet zo’n honger.’

Ik wist het! Die bemoeizuchtige, oude koppelaarster probeerde nog steeds Des aan mij op te dringen.

‘Daar heb ik wel even tijd voor,’ zei Des en hij gebaarde naar een tafeltje in de hoek. ‘Als jullie daar alvast gaan zitten, haal ik de koffie wel,’ bood hij aan.

‘Nee, laat ons de koffie maar halen. We zijn je nog wat verschuldigd,’ zei ik.

Hij leunde naar voren en raakte met een hand mijn rug aan. ‘Laat mij maar. Voor mij is het gratis.’ Hij wiebelde met zijn wenkbrauwen en knikte, alsof gratis koffie het beste meevallertje aller tijden was.

Blijkbaar had ik geen keus. ‘Oké dan. Dankjewel.’

Even later kwam hij bij onze tafel, zette drie kopjes neer en gleed op de bank naast me. Hij trok wat suikerzakjes uit zijn jaszak en gaf ze aan Dody, die straalde alsof hij net een aanzoek had gedaan. Aan haar.

‘Jij drinkt het zwart, toch?’ vroeg hij aan mij.

Ik knikte. ‘Gokje zeker?’

Hij tikte met zijn wijsvinger tegen zijn slaap en zei: ‘Scherp observatievermogen. Toen ik laatst bij jullie bleef eten dronk je het ook zwart.’

Snel keek ik naar mijn bekertje omdat ik niet wilde dat hij zag hoe dat me raakte. Richard zou nog niet eens kunnen vertellen hoe ik mijn koffie dronk als je hem insmeerde met honing en rode mieren op hem losliet.

‘Hoe lang bleef je nou in ons mooie Bell Harbor, Des?’ vroeg Dody, die wel doorhad dat ik even sprakeloos was.

‘Nog een maand of twee. Misschien wat langer. Het hangt ervan af.’

‘Waarvan af?’

Hij glimlachte. ‘Van allerlei dingen.’

Ik werd kregelig van zijn antwoord. Veel te vaag. Wat hield hij verborgen?

‘En wat doe je zoal in je vrije tijd?’ vroeg Dody, omdat ze wel in de smiezen had dat haar vorige vraag niets opleverde, maar zich niet van de wijs liet brengen. Ik merkte dat het haar irriteerde dat ik zelf niet meer mijn best deed.

Nippend aan mijn perfecte zwarte koffie probeerde ik de warmte van Des’ been tegen het mijne te negeren. Dat was best moeilijk op zo’n klein bankje. Het was ook moeilijk om niet te kijken naar het plekje bij zijn bakkebaarden dat hij had overgeslagen met scheren, of het vage litteken bij het uiteinde van zijn wenkbrauw, waardoor ik plotseling de drang voelde om mijn lippen erop te drukken.

‘Ik doe aan hardlopen, fietsen, reizen, ik speel basketbal. Ik lees en kijk films. Een beetje de standaarddingen, geloof ik.’

‘Wat voor films?’

‘Allerlei. Ik ben snel tevreden.’

‘Hou je ook van romantische films?’ drong ze aan terwijl ze naar hem knipperde. Haar boa wapperde door haar adem.

Ik zuchtte. Van subtiliteit had Dody nog nooit gehoord.

Des grinnikte. ‘Eigenlijk wel, ja. Ik heb drie zussen, weet je nog? Dus ik heb er al behoorlijk wat gezien.’

‘O, dat is mooi. En hoe was New York?’

Des leunde achterover en zijn arm raakte de mijne aan. Ik kneep per ongeluk in mijn piepschuimen bekertje, waardoor ik bijna het laatste beetje koffie morste.

‘New York? Daar ben ik nog nooit geweest.’

‘O nee? Ik dacht dat alle illegale vreemdelingen via Elvis Island kwamen.’

Des moest hardop lachen waardoor ons bankje schudde.

‘Dody,’ verzuchtte ik, ‘wat je nu zegt is op zoveel manieren fout dat ik niet eens weet waar ik moet beginnen.’

‘Hoezo? Wat heb ik verkeerd gezegd?’

‘Laat maar.’

Des’ telefoon rinkelde en hij trok hem, nog steeds lachend, uit zijn zak. ‘Dokter McKnight.’

Hij schraapte zijn keel, luisterde en gaf af en toe antwoord. ‘Ja. Nee. Tien minuten. Zeg maar dat ze moet wachten.’ Hij wachtte weer even. ‘Nee, ik heb de hele ochtend op haar zitten wachten en ze kwam niet opdagen. Ik kom er zo aan.’

Hij verbrak de verbinding, legde de telefoon op tafel en nam een slok koffie.

‘Was dat je vriendin?’ vroeg Dody.

Hij kuchte toen hij probeerde te slikken. Van al haar bizarre vragen leek dit de eerste te zijn die hem uit zijn evenwicht bracht. Hij bloosde toen hij nog een keer zijn bekertje kantelde en de laatste slok nam. Toen vermorzelde hij het piepschuim en schonk mijn tante een raadselachtige glimlach. ‘Ik heb geen vriendin, Dody.’

‘Niet?’ riep ze stralend uit. ‘Goh, wat jammer! Vind je niet, Sadie?’