19

De zomerdagen vlogen voorbij en werden een week en nog een week. Het leven was idyllisch. Smakeloze liefdesliedjes leken opeens diepzinnig. Ongeloofwaardige romantische films straalden van waarheid. Alles om me heen was leuk en prachtig. Was het altijd al zo geweest en had ik het gewoon niet gezien? Of was het liefde in al haar glorie? Eerlijk gezegd wist ik niet precies wat al die glorie inhield, maar als het gewoon héél, héél goed betekende, ja, dan was het dat.

Natuurlijk besefte ik wel dat deze euforie tijdelijk was. Ik was ook niet echt verliefd, hoor. Mijn charismatische, nieuwe vriend (mét secundaire voorwaarden) had gewoon een supersonisch drankje in mijn limonade gedaan, en ik had het opgedronken zonder verder over de consequenties na te denken. Ik was er ongekend en ongehoord van in de lorum en was high van geluk. Mijn nuchtere verstand waarschuwde zachtjes fluisterend dat deze belachelijk onlogische blijdschap niet eeuwig zou duren, maar voorlopig wilde ik er alleen maar van genieten. Het was als dat moment dat je op een weegschaal gaat staan vlak na een buikgriep en ontdekt dat je drie kilo bent afgevallen. Natuurlijk weet je wel dat het er weer aan zit zodra je iets gaat eten, maar toch ben je blij. Zo was het nu ook, maar dan tien keer beter.

Naast het spelen in het meer met de kinderen, het shoppen met Dody en Fontaine, het eten van veel te veel ijs en het genieten van de ondeugende momenten tussen de lakens met Des, had ik een congres voor professional organizers bijgewoond en kwam daar vol ideeën en enthousiasme vandaan. Ik was vastbesloten ermee door te gaan en Kyle bezorgde me twee nieuwe klanten. Toen ik op een avond op Des wachtte, die me zou komen oppikken voor een date, probeerde ik al ijsberend in de serre uit te vogelen hoe ik honderd paar schoenen in één kast kon krijgen.

‘Jezus mens, ontspan toch eens een keer. Ik kan je oestrogeen hier helemaal voelen stromen,’ blafte Fontaine me toe.

‘Wat is oestrogeen?’ vroeg Jordan vanaf de vloer, waar hij en Paige met pijpenragers en kralen zaten te spelen.

‘Niets, schatje,’ zei ik en ik trok een gezicht naar Fontaine.

Dody kwam bij ons in de serre zitten. Ze droeg een blauw John Lennon-brilletje, een spijkerbroek met wijde pijpen en een gesmokt topje uit de jaren zestig. Een oranje hoofdband zat om haar voorhoofd geknoopt als bij een ninja.

‘Wat een gave outfit, mam.’

Ze schudde met haar billen. ‘Dank je, schat. Harry en ik gaan naar het Age of Aquarius Festival op het kermisterrein. Wanneer komt Des, Sadie? Ik heb een medisch vraagje.’

‘Val hem alsjeblieft niet meer lastig met Anita Parkers kwaaltjes, Dody. Ze moet gewoon naar haar eigen dokter gaan.’

‘Het gaat niet om Anita. Het gaat om… om iemand anders.’

‘Dan moet die iemand anders ook naar zijn eigen dokter gaan.’

Toen ik een auto hoorde, strekte ik mijn nek om uit het raam te kunnen kijken en te zien of het Des was. De huistelefoon ging en Paige sprong op om op te nemen. De kralen rolden alle kanten uit.

‘Hallo? O hoi, oma.’

Ik huiverde van het naderende onheil. Hoorde ik daar de donder rommelen in de onderwereld?

Paige bleef kletsen. ‘We maken kralenarmbanden. Hm-hm. Ja, die is er, maar ze gaat naar de film met Des.’

Nee! Nee! Vertel haar dat nou niet, Paige! Ik rukte de telefoon bijna uit haar kleine handjes. Hoe minder mijn moeder wist, hoe beter. Maar Paige ging door en sloeg nagel na nagel in mijn doodskist. ‘Ja, dat is een jongen van het strand. Hij praat een beetje raar, maar hij heeft Jordan en mij lolly’s gegeven toen tante Dody uit haar hoofd bloedde.’

Nu was het genoeg. Ik grist de telefoon uit haar handen.

‘Hoi mam. Hoe is het?’

‘Over wie heeft ze het?’

‘Niemand. Gewoon een vriend.’

‘Heeft hij een spraakgebrek?’ Mijn moeder zou zich prima thuis hebben gevoeld in de donkere periodes in de geschiedenis toen kinderen met een gebrek werden achtergelaten voor de wolven.

‘Hij is Schots, mam. Het is een accent.’

‘Hmm. Heb je wat met hem?’

De Spaanse Inquisitie was er niks bij. Goddank geloofde mijn moeder niet in marteltechnieken.

‘Hij is dokter en woont hier vlakbij. Hij heeft Dody’s hoofdwond gehecht toen ze gevallen was en nu ga ik met hem naar de film. Dat is alles.’

Ze kuchte in de hoorn. ‘Jeetje Sadie, ik toon alleen maar wat interesse en dan krijg ik dit.’

Ik beet op mijn lip. ‘Sorry mam. Wat kan ik voor je doen?’

‘Ik wilde graag een bezoekje van mijn kleinkinderen plannen, als het mag.’

‘Dat zullen ze heel erg leuk vinden,’ loog ik.

‘Richard heeft ook een ander, wist je dat?’

Ik wachtte tot de luchtvervuiling van verdriet mijn longen zou vullen en mijn ademhaling zou belemmeren, maar het kwam niet. Technisch gezien had Richard altijd al een ander gehad, ook toen we nog getrouwd waren. Maar nu deed het voor het eerst geen pijn.

‘Fijn voor hem. Zeg, ik heb een beetje haast, ik bel je morgen om een dag af te spreken, oké? Hier is Dody.’

Dody probeerde me te ontwijken, maar ik bleef de telefoon naar haar uitsteken tot ze hem wel moest aannemen. ‘Hallo Helene.’ Ze stak haar tong naar me uit en liep toen naar de andere kamer. Ik keek weer uit het raam. ‘Waar blijft Des nou? Hij is laat.’

‘Hij is niet laat, pop. Jouw horloge staat voor, weet je nog?’ hielp Fontaine me herinneren.

‘Ja, omdat ik een hekel heb aan te laat komen. Hij zou die van hem ook vooruit moeten zetten.’

‘Zeg dat maar tegen hem. Ik weet zeker dat hij dat heel prettig zal vinden.’

Toen Des uiteindelijk kwam, gaf hij mij een kus op mijn wang en vergat ik op slag dat ik had zitten wachten.

Paige stak haar hand uit. ‘Hier Des, ik heb een armband voor je gemaakt. Ik heb allemaal jongenskleuren gebruikt omdat je een jongen bent. Maar er zit één roze kraal tussen om je eraan te herinneren dat je hem van mij hebt gekregen. En een rode zodat je aan mama denkt.’

Hij probeerde de mini-armband om zijn brede mannenpols te doen. ‘Is rood mama’s lievelingskleur?’

Paige knikte en haar krullen dansten. ‘Ja, omdat het de liefdeskleur is.’

Ik deed alsof ik gefascineerd was door mijn vingernagels.

‘Dankjewel. Ik stop hem nu eerst even in mijn broekzak, dan verlies ik hem niet,’ zei hij tegen haar. ‘Maar ik weet zeker dat ik er op mijn werk veel complimenten over zal krijgen.’

Paige giechelde. ‘Fontaine gaat ons een verhaaltje voorlezen als jullie weg zijn.’

‘O ja? Welk verhaaltje dan?’

‘Die ene met dat gemene mannetje die de prinses in een toren opsluit. En hij wil haar pas weer vrijlaten als ze zijn naam heeft geraden.’

Des glimlachte. ‘O ja, dat verhaaltje ken ik. Weet jij hoe hij heet?’

Ze knikte enthousiast. ‘Ja. Hij heet Rimpelsnikkel.’

Fontaine en Des barstten in lachen uit.

Ik gaf Fontaine een tik tegen zijn hoofd. ‘Verdorie, Fontaine. Heb jij haar dat geleerd? Als ze dat zegt waar Richard bij is, krijg ik het op mijn brood.’ Ik keerde me om naar Paige en zei: ‘Hij heet Repelsteeltje, schatje.’

Fontaine grijnsde. ‘Dat heeft ze niet van mij, ik zweer het je!’

 

‘Blijf je niet lunchen?’ vroeg mijn moeder toen ik een paar dagen later de kinderen bij haar afleverde voor hun bezoekje.

‘Sorry. Ik zou wel willen, maar Kyle wil dat ik een nieuwe klant ontmoet. Dat wordt dan mijn derde.’ Ik ging iets rechter op staan, trots als ik was op wat ik bereikt had.

‘Ik begrijp nog steeds niet waarom je door andermans spullen wilt struinen. Het lijkt me helemaal niet prettig. Als je geld nodig hebt, kun je het me ook gewoon vragen in plaats van schoonmaakster te worden.’

Ik zakte weer in elkaar. ‘Dank je, maar ik heb geen geld nodig. Ik doe dat opruimen omdat ik het leuk vind.’

Ik vertelde haar niet dat ik me had opgegeven voor een seminar en mijn naam had toegevoegd aan een online register voor professional organizers. Of dat Fontaine al visitekaartjes had ontworpen voor onze toekomstige tweemanszaak. En ik zei ook niet dat hij en Dody me probeerden te overtuigen om voorgoed naar Bell Harbor te verhuizen. Het had geen zin om het haar te vertellen als het toch nooit zou gebeuren.

In plaats daarvan vroeg ik: ‘Dus de kinderen blijven hier twee dagen en dan komt Richard ze ophalen, vind je dat nog steeds goed?’

Ik wilde wegwezen voordat ze vragen over Des op me af zou vuren, of over wat dan ook.

‘Ja hoor, dat is prima. Ook leuk om hem weer eens te zien.’

Daar was ik het niet mee eens. Richard was de laatste paar keer dat ik hem had gesproken best aardig geweest, maar toch bleef ik het gevoel houden dat hij iets van plan was. Oude gewoontes zijn blijkbaar moeilijk af te leren.

‘Oké, goed, ik moet ervandoor. Ik ben al weken niet meer bij het huis geweest.’

 

Ik reed door de stad naar mijn oude buurt. De lanen zagen er anders uit, de kleuren en afmetingen weken af en er speelden kinderen die ik niet kende in de tuin van de buren. Ze stopten om te kijken hoe ik met de sleutels in het slot van de voordeur morrelde. Het gras zag er in elk geval goed uit, dus Richard had de sproeiers gemaakt. De deur klemde een beetje, maar gaf uiteindelijk mee. Ik stapte naar binnen.

Mijn riante huis in Glenville rook muf. Stofdeeltjes glinsterden in banen zonlicht die door de vensters vielen. Ik had ernaar uitgekeken om hier langs te gaan, omdat ik behoefte had aan wat rust na de chaos bij Dody. Maar het was eng stil, als in een diepe ondergrondse grot.

Ik zette mijn tas op het stoffige zwartgranieten werkblad in de keuken waar ik zo gek op was. Uren had ik er tijdens die laatste keer herinrichten over gedaan om de juiste kleuren te kiezen. Richard was in die periode bijna nooit thuis geweest. De monochrome tinten van houtskool en grijs die ik toen zo stijlvol en chic had gevonden, leken nu onvriendelijk. Alles hier, het koude stenen aanrecht, de roestvrijstalen apparaten, de nauwgezet gedecoreerde borden, het leek allemaal zo levenloos. Er was niks mis met de inrichting, maar er zat ook geen greintje persoonlijkheid in. Ik zou het allemaal opnieuw moeten doen wanneer ik terugkwam. Misschien kon Fontaine me daar dan bij helpen.

Ik schopte mijn schoenen uit en liep over het hoogpolige tapijt naar de woonkamer. Boven de marmeren haard hing een enorm familieportret waarop Richard, Paige, Jordan en ik poseerden in witte shirts en beige broeken. Ik kon me die dag nog wel herinneren, het was afschuwelijk geweest. Richard was te laat gekomen, dus weigerde ik op de foto naast hem te zitten en vervolgens was Jordan gaan huilen omdat Richard hem een standje gaf. De glimlach die ik op de foto had, leek oprecht, maar ik wist nog precies hoeveel moeite het me had gekost. Ik was er dan wel een expert in geworden om mijn ergernis voor de buitenwereld te verbergen, maar ikzelf kon het verdriet rond mijn ogen zien. Die foto moest weg. Ik had hem alleen laten hangen voor de kinderen, maar Paige, Jordan en ik zouden binnenkort wel een nieuwe foto laten maken. Links van de open haard zat een vlek op de muur van een schoen die ik naar Richard had gegooid. Ik kon me nu niet meer herinneren waarom ik hem gegooid had, maar ik wist zeker dat hij het had verdiend. Hoe had het zover kunnen komen? Ik was hem niet plotseling gaan haten, dat was een geleidelijk proces geweest. Het was langzaam en verraderlijk in me geslopen als vrieskou, tot ik één blok ijs was geworden. Ooit had ik van hem gehouden. En ik denk dat hij ook van mij hield, zoals een topsporter van een trofee houdt. Toen we elkaar leerden kennen, studeerde ik nog en hij was toen al verslaggever bij een kleine lokale zender. O, wat had de liefde nog een glans, in die eerste maanden van ons huwelijk. We hadden enorm veel lol, en ik was verzot op zijn aandacht. In het begin hadden we sporadisch, maar luidruchtig ruzie. Later verdwenen die ruzies, tegelijk met elke vorm van communicatie behalve seks. Dat was Richards manier van communiceren.

‘Heb je zin?’

‘Jawel. Als je wilt.’

‘Oké.’

In de verte klonk een sirene die mijn gedachten aan Richard verdreef en me weer naar het heden haalde. Ik ging naar boven en treuzelde wat in de deuropening van de slaapkamer. Het was hetzelfde als met de straten buiten: het voelde alsof ik deze kamer nog nooit had gezien, alsof ik naar een installatie in een museum keek.

Hier ziet u de habitat van een modern Amerikaans gezin. Let op hoe het mannetje en het vrouwtje zo ver mogelijk bij elkaar vandaan slapen op het matras.

Het enorme hemelbed in het midden van de kamer zou vervangen moeten worden. Ik kon het niet meer zien. Het was een cadeau van Richard geweest voor onze vijfde huwelijksdag, maar ik betaalde er sindsdien een prijs voor.

Ik deed de bovenste la van mijn dressoir open waarin ik mijn juwelen bewaarde en rommelde er wat in tot ik het zwartfluwelen doosje vond waar mijn verlovingsring en trouwring in zaten. Ik deed het open. Zelfs met de gordijnen dicht schitterde mijn ring. Het was me ook een steen, zeg. Alweer zo’n overdreven cadeau. Richard dacht dat je liefde aan de buitenkant moest tonen, daarom was hij ook zo kwistig met geld. Eigenlijk was hij kwistig met alles, inclusief zijn eigen lichaam. Ik grinnikte in de lege kamer om mijn eigen grapje. Ja, dat was Richards tekortkoming: hij was gewoon te genereus.

Opeens kreeg ik een idee en deed het doosje in mijn zak. Terwijl ik de trap af liep, belde ik een van mijn buren. Ik had nog steeds geen contact met hen gehad sinds ik naar Bell Harbor was gegaan. Sheila nam niet op. En Nora, Elaine en Corinne ook niet. Eerder die week had ik op al hun voicemails ingesproken dat ik in de stad zou zijn, maar ik had niks terug gehoord. Vanuit de serre keek ik de achtertuin in. Daar zaten ze, bij Nora op het bordes. Een vreemd gevoel bekroop me en ik kreeg nog een idee. Ik haalde mijn telefoon weer uit mijn zak en belde Sheila nog eens. Ze had haar mobieltje altijd bij zich. Door het raam zag ik hoe ze hem van de glazen tafel pakte en op het schermpje keek. Ze draaide haar hoofd naar mijn huis en legde de telefoon weer weg zonder op te nemen.

O mijn god. Ze vermeden me! Waarom?

Ik plofte neer op de stoel bij het raam en wachtte tot ik me verontwaardigd ging voelen. Maar net als toen ik hoorde dat Richard een nieuwe vriendin had, voelde ik… niks.

Had ik deze vrouwen gemist? Niet echt. En zij mij blijkbaar ook niet.

Misschien was ik nutteloos voor ze geworden omdat ik uit de buurt weg was en geen sappige roddels meer voor ze had. Twee maanden geleden zou ik over het gazon op ze af zijn gestormd en had ik uitleg geëist. Nu besefte ik dat dit de zaken alleen maar makkelijker maakte. Ik had mij ontdaan van zinloze vriendschappen zonder smerige ruzies of hormonale drama’s. Als ik weer in Glenville zou gaan wonen, zou ik geen energie meer verspillen aan die contacten. Ik zou nieuwe vrienden maken. Betere vrienden. Wat had Madame Margaret ook al weer gezegd? Tijd voor een grote schoonmaak?

Dat gold dus ook voor mensen.