2
‘Koffie, Sadie?’ Dody stak haar arm uit en hield de pot zo scheef dat ze al bijna begon te schenken zonder dat er een mok in de buurt was om de koffie op te vangen. Deze ochtend droeg ze een mintgroene tulband waar een overvloed aan blonde krullen boven uitstak. Ze leek wel een bruisende reageerbuis.
‘Echt wel.’ Ik pakte een mok uit het keukenkastje, probeerde niet te letten op de vlekkerige binnenkant, en gaf hem aan haar.
Opstaan was vandaag nogal een uitdaging geweest. Het matras waar ik op sliep voelde als een zak sinaasappelen en het geluid van de golven had me helemaal niet in slaap gewiegd. Ik moest er alleen maar van plassen. Toen Jordan tegen zonsopgang bij mij in bed kroop, met de honden en hun gelebber in zijn kielzog, vroeg ik me wederom af of mijn komst naar Bell Harbor wel zo’n goed idee was geweest. Maar Dody had erop aangedrongen met de vasthoudendheid van een Jehova’s getuige totdat ik geen enkele reden meer kon verzinnen om te weigeren.
‘Hoe heb je geslapen?’ Dody gaf me de mok aan nadat ze er wat kaneel bovenop had gesprenkeld.
‘Heerlijk,’ loog ik, wensend dat ik de koffie intraveneus kon injecteren. Ik reikte langs haar heen om de koffiepot op één lijn met de blender te zetten.
‘Dat is mooi, schat. Ik zat eraan te denken om na het ontbijt een wandeling te maken. Er is een pad dat rechtstreeks naar de speeltuin bij de lagere school leidt.’
Mijn kinderen zaten aan het keukeneiland. Ze keken me met hun opgezwollen slaapoogjes hoopvol aan. Ik leunde voorover om ze een kus te geven. Paige gaf me een kus terug, maar Jordan keerde zijn gezicht naar zijn schouder. Hij werd te oud voor kusjes en dat deed me een beetje pijn.
‘Alsjeblieft, mam? Ik wil de school graag zien.’ Paige glimlachte haar gelukzaligste glimlach.
‘Hebben jullie je tanden gepoetst voordat jullie beneden kwamen?’ vroeg ik.
Jordan fronste. ‘Ik dacht dat het vakantie was?’
‘Maar dan moet je nog wel je tanden poetsen. Doe het dan maar na het ontbijt en dan gaan we daarna naar de speeltuin.’
Ze boksten triomfantelijk hun vuisten tegen elkaar en keken blij totdat Dody twee dampende schaaltjes voor ze neerzette. ‘Eet jullie pap maar, schattebouten.’
Paige trok een vies gezicht naar de vreemde drab. ‘Wat is dat?’
Ik porde tegen haar schouder. ‘Dat is nou havermout, Paige. Gewoon opeten.’
‘Het ziet er niet uit als havermout. Wat zijn al die spikkeltjes?’
Ik keek in de drek. Dody’s kookkunsten waren in de loop der jaren duidelijk niet verbeterd. Toen we klein waren sloten mijn zus en ik weleens willekeurige weddenschappen af waarbij de verliezer een van Dody’s eigenaardige brouwsels moest opeten. Haar havermoutpap was het allerergst, altijd rubberachtig en met een vreemde kleur. En soms beet je ergens op en wist je niet wat het was, of waarom het erin zat. Ik heb altijd het vermoeden gehad dat Jasper kok was geworden uit zelfbehoud.
‘Ja, wat zíjn die spikkeltjes?’ kon ik niet nalaten te vragen.
‘Lijnzaadjes. Daar ga je goed van poepen.’
Jordans ogen werden groot en rond. ‘Poepen is grappig. Eén keertje poepte ik een…’
‘Jordan!’ Dit was niet het moment voor dat verhaal. ‘Ga nou maar eten.’
‘Ja, eet maar lekker op, schatjes. Ik moet hier om twaalf uur weer terug zijn, want ik ga met Harry kleiduivenschieten.’ Ze drukte een hand tegen haar slaap en keek me aan. ‘O jee, dat is misschien wel wat cru van me, dat ik een date heb terwijl jij er al in geen ééuwen meer één hebt gehad.’
Ze sprak het woord ‘eeuwen’ uit alsof ze er fysieke pijn bij voelde. Best schrijnend, dat mijn vijfenzestigjarige tante medelijden met me had omdat haar sociale leven drukker was dan het mijne. Maar goed, dat was eigenlijk altijd al zo geweest. Nadat oom Walter was overleden, had ze een continue stroom aan minnaars gehad. Blijkbaar waren de vrijgezellen van de seniorenvereniging van Bell Harbor wel gecharmeerd van haar absurde gevoel voor humor en haar levenslust. En natuurlijk van het feit dat je haar gemakkelijk tussen de lakens kreeg.
‘Het geeft niks, Dody. Na de speeltuin ga ik met de kinderen naar het strand. Ik wil ze leren zwemmen.’
‘Hé, mop! Kom eens hier,’ riep Fontaine in zijn beste Crocodile Hunter-accent vanaf het terras. ‘De Renner in aantocht. Asjemenou, kijk nou toch eens naar dat strakke achterwerk van die kerel.’
De Renner? Alweer? Welke uitslover ging er nou twee keer hardlopen binnen twaalf uur? Dat hoefde ik niet te zien, hoor. Het deed me niks. Maar toch gluurde ik even uit het keukenraam, van waaruit ik zijn silhouet snel dichterbij zag komen. Ik nam een slokje uit mijn mok. Ach, het was tenslotte een frisse, zonnige ochtend, een prima moment om je koffie op het terras te drinken.
En zo begon een lui ochtendritueel dat we de volgende twee weken elke dag afdraaiden: mysterieuze pap voor mijn tante en de kinderen in de keuken, en donkere godendrank met cafeïne voor mijn neef en mij op het terras. Zonder dat hij het wist, werd De Renner onderdeel van onze dagelijkse routine. Fontaine ontdekte dat we perfect zicht op hem hadden als we onderuitgezakt in de loungestoelen zaten en tussen de reling door keken. Maar soms, afhankelijk van hoe mijn haar zat, stonden we rechtop en zwaaiden dapper als toeristen op een dubbeldeksbus.
‘Je moet met de honden gaan wandelen,’ zei Fontaine op een ochtend, vlak nadat De Renner gepasseerd was. ‘Als De Renner dan voorbij sprint gaan de honden achter hem aan en dan kun je jezelf aan hem voorstellen.’
Mijn maag maakte net zo’n soort sprongetje als wanneer je opeens een politiewagen achter je ziet rijden en je jezelf afvraagt of je te hard reed.
‘Ik wil me niet aan hem voorstellen. De afgelopen twee weken heb ik de beste relatie van mijn leven gehad. Dat ga ik niet verpesten door hem daadwerkelijk te leren kennen.’
Fontaine boog zijn hoofd. ‘Luister nou even naar me, meissie. Je moet het toch ooit weer een keer proberen? Hoe lang is het nou geleden?’
Ik nam een slok koffie. Opeens smaakte het oud en bitter. Zoals ik. ‘Sinds ik het gedaan heb? Dat gaat je niks aan.’ Ik had geen zin in dit gesprek. Zelfs niet met Fontaine die, geloof me, werkelijk overal voor uitkwam. Ik kwam overeind uit mijn terrasstoel en schoof hem netjes onder de tafel met glazen blad.
‘Zo lang dus al?’ Fontaine nam een slokje van zijn eigen koffie.
‘Niet zó lang.’ Ik wreef met een puntje van mijn T-shirt een vlek van het tafelblad.
‘Iemand sinds Richard?’ Hij stak zijn been uit zodat ik eroverheen moest stappen terwijl ik naar binnen wilde vluchten.
Ik had wel een paar dates gehad sinds ik Richard aan de kant had gezet, maar de één was nog erger dan de ander geweest. De laatste was zelfs zo dramatisch geweest dat ik mezelf bijna in een open liftschacht had geworpen.
Fontaine had me meteen door. ‘Ja dus! Ik zie het aan je. Voor de draad ermee, popje!’
Ik stak mijn middelvinger naar hem op en liep naar binnen.
Fontaine kwam onverstoorbaar achter me aan. ‘Aah, toe nou!’
Ik wist dat ik hem iets moest toewerpen, want die kerel was net een pitbull in een driekwartbroek.
‘Laten we zeggen dat ik op mijn laatste date een enorme denkfout heb gemaakt en hij heeft me nooit meer gebeld. Oké?’
Ik pakte Jordans schoenen op die midden in de kamer lagen en zette ze naast de rest van de schoenen die ik gisteren op een rijtje bij de deur had gezet.
‘Juist ja.’ Hij knikte alwetend en plofte toen op de bank in de woonkamer. ‘Maar je moet niet zo streng voor jezelf zijn. Die fout maken we allemaal weleens en juist daarom moet je weer een beginnetje maken. Laat díé kerel nou niet de laatste zijn.’
Ik duwde de salontafel iets opzij met mijn knie. ‘Je bent al net zo’n drammer als je moeder. Die vindt dat ik met die waardeloze zoon van Anita Parker uit moet gaan. Je weet wel, die ene die rupsen in mijn haar gooide toen we klein waren? Dank je de koekoek. Ik heb het prima naar mijn zin in mijn eentje.’
‘Ik geloof er niks van.’ Hij pulkte wat aan de franje van een kussen.
‘Waarom niet? Denk je dat ik niet voor mezelf kan zorgen?’
‘Natuurlijk wel, maar mensen zijn sociale dieren en alleen-zijn is afwijkend gedrag. En geloof me, ik ben een expert in afwijkend gedrag.’
‘Dat hoef je mij niet te vertellen.’ Ik gooide een kussentje naast hem op de bank en liet met mijn andere hand een van Fatso’s speeltjes in een mand vallen. ‘Maar goed, ik heb geen zin om het hierover te hebben. Op dit moment ben ik gewoon niet geïnteresseerd in het ontmoeten van nieuwe mannen.’ Misschien ook wel nooit meer.
‘Nou, goed dan.’ Fontaine pruilde even en wreef over zijn sikje. Ik kon zijn ogen in mijn rug voelen priemen terwijl ik wat stond te frutselen en Dody’s chaos enigszins probeerde te organiseren. Ik pakte een pluisje op van het vloerkleed en legde de tijdschriften netjes totdat de stilte ondraaglijk werd.
‘Hou daarmee op!’ zei ik uiteindelijk. ‘Ik krijg de kriebels van je.’
Hij had een ondeugende schittering in zijn ogen. Net als toen we zestien waren en hij me had overgehaald om te blowen achter het botenhuis, waarna ik was gaan naaktzwemmen in het meer. Toen ik de volgende ochtend wakker was geworden zat ik onder de sneetjes van het duingras en lag er ongeveer twee liter gesmolten roomijs op mijn kussen.
‘Ik heb een idee,’ zei hij.
‘Ik vind jouw ideeën niet leuk.’
‘Maar deze misschien wel. Moet je horen. Ik ben toch interieurontwerper?’
‘Ja?’ zei ik aarzelend met een hondenspeeltje in mijn hand.
‘Als ik bij mensen thuis kom, zie ik troep. Bergen troep, overal.’
‘Dus?’
‘Dus jij houdt ervan om troep op te ruimen. Je bent net zo’n robotstofzuigertje. Hoe heten die ook al weer? Een Roomba!’ Hij knipte met zijn vingers. ‘Dat is het. Jij bent een menselijke Roomba. Een… Moomba. Het is echt een briljant plan, al zeg ik het zelf.’
‘Vind je dat ik huishoudster moet worden?’ Ik gooide het hondenspeeltje in de mand en stapelde de onderzetters op de salontafel.
‘Nee, sufferd. Je moet professional organizer worden.’
Ik schrok van mijn eigen schaterlach. ‘Een professional organizer? Jezus, Fontaine, ik dacht dat je een serieus plan had. Daar betaalt toch niemand voor?’
‘Juist wel, poppedop! Er zijn rijke mensen met sloten geld en veel te veel spullen. En die hebben het veel te druk met nog meer geld verdienen om hun troep te organiseren. Maar jij hebt een gave. Kijk maar eens naar wat je hier binnen twee weken allemaal hebt gedaan.’
Ik volgde zijn armzwaai. Ik had inderdaad wat verbeteringen aangebracht in Dody’s huis. Het was nu bijna bewoonbaar, met een duidelijk pad van de keuken naar de eetkamer en van daaruit door naar de serre. Ik had haar zelfs zover gekregen dat ze haar Star Wars-figuurtjes had verhuisd naar een slaapkamer in plaats van ze allemaal uit te stallen naast de antieke kristallen vazen van haar grootmoeder. Nu hoefde ik haar er alleen nog maar van te overtuigen dat ze die kop met het gewei moest verplaatsen.
Fontaine praatte door. ‘Ik ontwerp prachtige interieurs voor mijn klanten en zij verpesten het weer door overal papieren, hockeysticks en afstandsbedieningen voor de Wii neer te gooien. Ze weten niet hoe ze het netjes moeten houden. Maar voor jou is dat een tweede natuur. Net als… sarcasme.’
Daar zat wat in. Ik sprak vloeiend sarcasme. En ik was altijd al een pietje-precies geweest. Penny, mijn zus, werd vroeger helemaal gek van me als we met de Barbies speelden. Zij wilde altijd alleen maar dat Malibu Barbie met Strandjutter Ken ging vrijen, maar van mij moesten ze altijd eerst hun kleine kleertjes netjes opvouwen en hun schoentjes wegzetten.
‘Professional organizer dus.’ Ik ging op de bank zitten.
‘Ja meis, je kunt die stoornis van jou inzetten voor iets goeds in plaats van iets slechts. Denk daar maar eens over na.’ Hij hees zichzelf omhoog van de bank en liep de kamer uit. Ik bleef peinzend achter.
Hmm. Ik was gek op ordenen. En uitzoeken. En opvouwen, opbergen, stapelen. Het mooiste cadeau dat Richard mij ooit had gegeven, was een labelmaker. Het was bedoeld als grapje, maar ik vond hem fantastisch. Als ik destijds een beetje had nagedacht had ik natuurlijk een groot label met getrouwd op zijn voorhoofd geplakt. Maar misschien had Fontaine wel een punt. Met een baan kon ik me ergens op concentreren, zou ik iets hebben om naartoe te werken in plaats van al mijn energie te verspillen aan wegrennen. En ik hield van werken. Vroeger althans.
Toen Richard en ik trouwden, was ik net klaar met studeren. Ik had een leuk baantje bij een boekwinkel waar ik allerlei mensen ontmoette: moeders, grootouders, schrijvers, pseudo-intellectuelen. Richard vond het maar niks dat ik niet thuis op hem zat te wachten. Ik denk dat hij er vooral bang voor was dat al die ruimdenkende types mij gevaarlijke opvattingen aanpraatten. Maar toen Paige eenmaal geboren was, wilde ik niets liever dan elke minuut van de dag bij haar zijn, dus toen leek thuisblijven me een voorrecht.
Nu waren Paige en Jordan echter geen baby’s meer. Binnenkort zouden ze allebei de hele dag op school zitten en moest ik iets omhanden hebben. Misschien zou een baan me een doel geven, wat richting. Een andere identiteit dan ‘de ex-vrouw van Richard Turner’. En als iemand zou vragen: ‘En wat doe jij voor de kost?’ dan zou ik in elk geval iets anders kunnen antwoorden dan: ‘Ik teer op het slechte beoordelingsvermogen van mijn ex.’