6

De volgende ochtend werd ik opgewekter wakker dan ik in jaren was geweest. De zon scheen, de vogeltjes floten en er was een knappe man blijven eten die geen familie van me was. O, ik wist wel dat het niks te betekenen had, maar flirten was leuk geweest en ik vond het spannend om hem om me heen te hebben. Het was net zoiets als kijken naar onweer boven het meer en je afvragen wanneer de bliksem inslaat.

Snel werkte ik mijn ochtendroutine af zodat ik Penny kon bellen. Dit zou ze geweldig vinden.

‘Hallo?’ klonk het knorrig. Waarschijnlijk had ik haar wakker gebeld.

‘Hoi. Ga even plassen en bel me dan terug.’

We hadden afgesproken om nooit naar de wc te gaan terwijl we elkaar aan de lijn hadden. Deels uit respect voor elkaar en deels omdat Penny een keer haar gloednieuwe mobieltje in de wc had laten vallen.

‘Ik heb al geplast. En ik ben niet zwanger.’ Ze zuchtte.

‘Ah, Pen. Dat spijt me voor je. Maar soms duurt het gewoon een tijdje.’

‘Ja, dat weet ik, maar ik had het wel leuk gevonden als het meteen gelukt was. We zijn al drie maanden bezig. We waren het al een tijdje aan het proberen voordat ik het aan jou vertelde.’

‘Het lukt heus wel. Jeff heeft toch superzaad?’

Penny zuchtte weer. ‘Nee, hij zegt dat hij een superpik heeft.’

‘O. Dat is wat anders.’

‘Ja, en als het nou ook nog waar was… Maar goed, hoe is het met jou? Hoe is het in Dodyland?’ In tegenstelling tot mijn persoontje bleef Penny nooit lang in zelfmedelijden zwelgen.

‘Drie keer raden wie er gisteren bij ons is blijven eten.’ Ik viel achterover op het bed en zette mijn benen omhoog tegen de muur, zoals ik als tiener ook altijd had gedaan.

‘Geen idee. Richard?’

‘Getver! Nee man, hoe kom je dáár nou bij?’

Ik hoorde haar snuffen. ‘Ik ben nog steeds chagrijnig. Vertel het maar gewoon.’

Hier zou ze wel van opvrolijken. ‘De Renner!’

‘Die knappe vent die elke dag over het strand jogt?’

‘Die ja.’ Ik vertelde haar in het kort wat er de avond ervoor allemaal gebeurd was, inclusief het feit dat Des een schattige kruin bij zijn haargrens had.

‘Hij zit in het huis van de Pullmans?’ vroeg ze.

‘Ja, die zijn met vakantie. Hij vertelde dat ze twee maanden door Europa trekken en dan naar hun dochter in Arizona gaan. Des vervangt dokter Pullman in het ziekenhuis.’

‘En wat gebeurt er als ze terugkomen?’

Ik herschikte de kussens onder mijn hoofd. ‘Weet ik niet. Ik denk dat hij dan teruggaat naar Chicago. Hoezo?’

‘Hmm.’

Dat was geen doorsnee-hmm; hij zat vol met onderliggende betekenis.

Ik ging rechtop zitten. ‘Wat nou “hmm”?’

‘Hij klinkt als de perfecte tussendoorman. Bij wijze van pierenbadje voordat je in het diepe duikt, zullen we maar zeggen.’

Ik viel achterover op de sprei. ‘Heel fijn, je klinkt precies als Dody en Fontaine. Je moet er niet meteen wat achter zoeken, alleen maar omdat ik hem leuk vind.’

‘Hé, ik ben niet degene die bij het krieken van de dag al opbelt om over hem te kletsen,’ zei ze plagerig.

‘Het is echt niet het kríéken van de dag, luiwammes. Het is al negen uur. Als je eenmaal een baby hebt, sta je nog eerder op dan de zon. Trouwens, ik moest maar eens gaan kijken of de kinderen geen vorken in de broodrooster prikken en zo. En ik wil ze vandaag het meer in krijgen. Ze zijn nog steeds te bang om te zwemmen. Ik bel je nog wel, oké?’

‘Oké, ik ga toch nergens heen. Waarschijnlijk zit ik hier wat yogaoefeningen te doen en mezelf vruchtbaar te denken. O, voordat ik het vergeet, ik kwam laatst toevallig langs je huis en het gras ziet er afschuwelijk uit. Het wordt helemaal bruin.’

‘Echt? Vorige week zag het er nog prima uit. Misschien is de sproeier weer stuk. Zou je daar een keer naar willen kijken?’

‘Dat wil ik best proberen, maar jullie hebben zo’n supersonisch systeem dat het me makkelijker lijkt om een bom te ontmantelen. Kun je dat niet aan Richard vragen?’

Mijn maag kromp ineen. ‘Als ik dat doe, zegt hij vast dat ik het kapot heb gemaakt en ik heb geen zin om hem de gelegenheid voor een inkoppertje te geven.’

Het was tegenwoordig heel gemakkelijk om me op te winden over Richard terwijl hij niet eens in de buurt was, maar zo was het niet altijd geweest. Toen ik hem ontmoette, was ik op slag verliefd op hem geworden, en sindsdien was ik continu bezig geweest om mezelf los te wurmen uit zijn greep. Afijn, wie weet zou hij me toch nog verbazen en zou hij deze keer aardig en behulpzaam zijn.

Ja ja, en wie weet had ik opeens cup D. Ik keek naar mijn miezerige cup B en zuchtte. Nee hoor, sommige dingen veranderden nou eenmaal nooit.

 

‘Het is veel te koud, mama!’ gilde Paige. ‘De golven zijn vet hoog.’

‘Hou toch op. Ze komen zo’n beetje tot mijn enkel. Kom op, gewoon je voeten nat laten worden. Mama is vlakbij.’

We waren al een uur bij het meer en mijn kleine dappere dodo’s weigerden nog steeds om ook maar een kleine teen in Lake Michigan te steken. Fontaine zat op een strandstoel met een zonnehoed van Dody op zijn hoofd en zag er spectaculair uit.

‘Het water is te groot, mama!’ schreeuwde Jordan vanaf zijn veilige plekje achter Fontaine. ‘Ik vind het niet leuk.’

‘Kom op nou, jongens! Als jullie niet in het water spelen kunnen we net zo goed teruggaan naar Glenville.’

Paige hapte naar adem. ‘Je mag ons nog niet mee terug nemen, mama! Tante Dody heeft beloofd dat ze me vier-op-een-rij zou leren!’

‘Ik ga niet naar huis,’ zei Jordan met een pruillip. ‘En ik ga ook niet zwemmen. Ik ga pas zwemmen als ik zo groot ben als Jasper.’

Hier viel geen eer te behalen en de dag was te mooi om ruzie te maken. ‘Oké, oké, jullie je zin. Maar vroeg of laat zullen jullie toch het water in moeten.’ Ik liep bij de branding weg en zakte naast Fontaine in het zand. Paige en Jordan gaven elkaar triomfantelijk een high five en trokken zich terug op het droge zand.

Fontaine woelde door mijn haar. ‘Jij wilde vroeger ook niet zwemmen, weet je nog?’

‘Ja, daarom wil ik ze zo graag het water in hebben, zodat ze beseffen dat het helemaal niet eng is.’

Dat was niet helemaal waar. Er waren hartstikke veel enge dingen in het meer. Slijmerige, obscure wezens die onder het oppervlak op de loer lagen en je bij je enkel konden grijpen om je kopje-onder te trekken. Reusachtige sidderalen en volgezogen lichamen van schipbreukelingen van de Edmund Fitzgerald. Oké, die was gezonken in Lake Erie, maar toch…

Fontaine duwde zijn zonnebril van Dolce & Gabbana omhoog.

‘Ja ja. Maar even iets anders. Ik heb mijn baas Kyle gesproken en hij is het met me eens dat dat personal organizer-verhaal een enorm succes kan worden bij onze klanten. Hij wil je graag ontmoeten.’

Ik ging rechtop zitten.

‘Ben je gek? Daar ben ik nog helemaal niet klaar voor. Ik weet nog niet eens zeker of ik er wel aan wil beginnen. Ik ben hier met vakantie, weet je nog?’

‘O, relax, zenuwpees. Je kunt toch wel even met hem praten en luisteren naar wat hij heeft te vertellen? Hij is heerlijk om mee samen te werken, je zult hem vast leuk vinden.’ Hij veegde met zijn ene voet het zand van de andere.

‘Ik geloof graag dat het een fantastische kerel is, aangezien hij het met jou uithoudt, maar daar gaat het niet om. Ik weet niet hoe het allemaal moet. Ik heb er niet eens een opleiding voor gevolgd. Ik bedoel, Dody’s kast opruimen is nog tot daaraan toe, maar andermans spullen organiseren is gewoon te eng.’ Ik schudde mijn hoofd.

‘Te eng?’ Nu trok hij de zonnebril naar beneden en keek me over de rand aan. ‘Net zoals in een meer zwemmen te eng is, omdat je de bodem niet kunt zien? Alsjeblieft, mens, toon toch eens wat ballen. Durf eens een keer een risico te nemen.’

Een warme windvlaag kolkte om ons heen waardoor het zand opwaaide en me prikte, net als de woorden van Fontaine.

‘Dat is niet eerlijk. Ik neem heus wel risico’s. Ik heb me toch dit nieuwe kapsel aan laten praten? En een nieuwe haarkleur? En ik draag nu toch blauwe nagellak? Als dat geen risico is dan weet ik het niet meer.’

Fontaine duwde zijn zonnebril weer omhoog. ‘Luister, je bent nu eindelijk weg bij die klojo en dat is een enorme stap in de goede richting. Maar wat heb je nou helemaal gedaan om je leven weer op de rails te krijgen? En je weet heus wel dat ik het niet over nagellak heb.’

Ik vond dit geen leuk gesprek. Het was al moeilijk genoeg om Fontaines zogenaamde goede raad te negeren als hij aan het dollen was, maar als hij serieus was, was het nog twee keer zo erg. Als hij eenmaal ergens zijn tanden in zette, was hij meedogenloos. ‘Het is pas een paar weken geleden, hoor.’

‘Leugenaar. Jullie zijn al meer dan een jaar uit elkaar. Waar zit je op te wachten?’

Ik deed alsof ik per ongeluk zand over zijn voeten schopte. Ter verdediging wilde ik zeggen dat ik allerlei moedige en riskante dingen deed, maar ik kon er niet één bedenken. Nadat ik Richard had betrapt met die roodharige dame had mijn leven alleen nog maar bestaan uit scheidingsgedoe en elke dag proberen door te komen zonder mijn kinderen psychische schade toe te brengen. Ik had alle oude troep verkocht, nieuw beddengoed gekocht, het oude verbrand en alle verlichting voorzien van spaarlampen. Voor de rest deed ik alles zo’n beetje op de automatische piloot.

‘Het is niet gemakkelijk, Fontaine,’ fluisterde ik.

Hij sloeg zijn arm om mijn schouders. ‘Weet ik toch, schattepetat. Maar het wordt wel een keertje tijd dat je actie gaat ondernemen. En je bent gewoon goed in ordenen en organiseren, dus daar moet je wat mee doen. Bovendien is het iets wat je ook kunt doen als je weer in Glenville bent. Denk er gewoon eens over na. Ik heb tegen Kyle gezegd dat we morgen met hem zullen lunchen.’

Ik sprong op waarbij het zand om me heen opstoof. ‘Fontaine! Waarom heb je dat gezegd? Ik ben er nog niet klaar voor.’

‘Dan doe je maar alsof, meissie. Vertrouw me nou maar.’ Hij stond op en klopte op mijn schouder. ‘Je zult het fantastisch doen. Ik neem de kinderen nu mee naar binnen, dan kun jij er rustig over nadenken.’

Hij gebaarde naar de kinderen en ze huppelden achter hem aan het trappetje op, terwijl ik peinzend naar het water bleef staren. Ik beet op mijn lip. Het was een belachelijk idee, dat ik überhaupt iets professioneels zou doen. Ja, ik kon goed bedenken in welk keukenkastje de bakspullen moesten staan en in welke de koffiemokken. En Dody’s nieuwe voorraadkast was nu misschien wel een toonbeeld van efficiëntie met die hagelnieuwe labels met kleurcodes, maar dat maakte me nog geen professional.

Maar wat was nou het ergste wat er kon gebeuren? Dat iemand het lettertype op mijn labels niet mooi vond? Of dat ze vonden dat een kruidenrekje op alfabet te ver ging? Misschien had Fontaine wel gelijk en was ik gewoon goed in dingen ordenen. En misschien, heel misschien, was het wel tijd dat ik die vaardigheid eens op mijn eigen leven ging toepassen. Misschien kon ik dit wel. Ik had toch ook keukens en kasten voor mijn vrienden in Glenville opgeruimd? Dan kon ik dat toch ook voor vreemden doen?

Ik ging weer in het zand zitten en fantaseerde over de prachtige mogelijkheden. Er waren er talloze. En toen begon ik die mogelijkheden in mijn hoofd te categoriseren, want dat deed ik nou eenmaal. Terwijl ik lag te zonnen, bedacht ik een plan. Oké, het was misschien een beetje riskant, maar ik durfde immers ook blauwe nagellak te dragen. Ik kon alles aan.

 

Tegen de namiddag echter, vervaagde mijn euforie, net zoals je bruine kleurtje in september eerst vlekkerig wordt en dan verdwijnt. Eenmaal terug in huis was de vlaag enthousiasme die ik had gevoeld bij Fontaines idee veranderd in pure angst. Ik wist helemaal niets over professioneel zijn op welk gebied dan ook. Het flirterige plezier dat Des me de avond ervoor tijdens het eten had bezorgd, lag inmiddels ook als een dode vis te rotten op het strand. Er zat precies zo’n naar luchtje aan.

De dokter was charmant geweest, dat wel, maar dat had niks met mij te maken. Hij was gewoon een aardige vent die, zoals het een goede buur betaamt, een bezoekje bracht aan een gek oud vrouwtje. Meer was het niet. Hij had vast hele hordes vrouwen achter zich aan. Ik stelde niet veel meer voor dan een lastig zoemende hommel bij zijn oor. Niet dat dat me wat uitmaakte, want ik had toch geen behoefte aan een nieuwe relatie. En dat rare idee van Penny over een tussendoorman, wat moest ik daar nou weer mee?

Hoe dan ook, hij had vast en zeker een vriendin. Waarschijnlijk een of ander Argentijns topmodel, dat nu bezig was met een fotosessie voor de Voetbal International. Nadat hij gisteravond weg was gegaan, hadden ze vast nog geweldige telefoonseks gehad, terwijl ik in mijn meest versleten pyjama samen met Fontaine naar Animal Planet had zitten kijken. Wat had ik me toch in mijn hoofd gehaald? Helemaal de kriebels krijgen door een of andere strakke spierbundel met gladde praatjes… Had ik dan niks geleerd van Richard?

‘Wat is er met jou aan de hand?’ snauwde Jasper toen ik de klep van de afwasmachine dichtsloeg.

‘Niks!’ zei ik en die naïeve, ongetrouwde Jasper geloofde me nog ook.

‘Doe dan voorzichtig, anders breek je de borden nog.’

‘Mama, heeft papa nog gebeld vandaag?’ vroeg Paige die de keuken in kwam wandelen. Jordan zat aan het keukeneiland ijs te eten uit een hondenbakje, omdat Dody eten uit een hondenbakje hilarisch vond. Ik mocht hopen dat ze het bakje wel eerst had afgewassen.

‘Nee schatje, hij heeft nog niet gebeld, maar ik weet zeker dat hij dat gauw zal doen.’ Ik keek op mijn horloge. Typisch Richard om te beloven tijdens de lunch te bellen en het dan uit te stellen tot het bijna tijd was voor het avondeten. Toen een kwartier later de telefoon ging, nam Paige op.

Ze kletste een tijdje, waardoor ik wist dat hij het was. Beter laat dan nooit. Toen gaf ze de telefoon aan mij. ‘Hij wil jou spreken.’

Getver! Praten met de spermadonor-voorheen-ook-wel-mijn-echtgenoot genoemd, was precies wat ik nodig had om deze compleet waardeloze dag in stijl af te sluiten.

‘Wat moet je, Richard?’ gromde ik in de telefoon.

Er volgde een stilte.

‘Richard?’ blafte ik met een nare, luide stem.

‘Eh, nee, je spreekt met Des.’

Mijn mond werd kurkdroog. Het was alsof ik een wollen want had ingeslikt. Shit, shit, shit.

‘Sorry, ik dacht dat het iemand anders was,’ stamelde ik.

Hij lachte niet gemeend. ‘Ja, dat heb ik wel vaker, dat vrouwen hopen dat ik iemand anders ben.’

Mijn eigen lachje klonk al net zo nep. Mijn slapen begonnen opeens te bonzen alsof er een alien uit mijn hoofd wilde ontsnappen. Ik beet op mijn lip en drukte mijn hand tegen mijn hoofd.

‘Ik vroeg me af hoe het met Dody is,’ zei hij na een ongemakkelijke stilte. ‘Ik kan wel even langskomen, als je wilt.’

Het ging prima met Dody. Ze had me die middag vijf keer verslagen met backgammon en had haar les tai chi overgeslagen, maar alleen maar om een ritje bij Harry achter op de Harley te maken.

Ik wilde niet dat Des langskwam. Het zou de kwelling alleen maar verlengen. Ik wilde dat ik weer terug kon gaan naar de tijd dat ik hem anoniem begluurde op het strand, zijn naam niet kende en niet wist dat hij een pluizige grijze poes en geen vrouw had.

‘Dat hoeft niet hoor, bedankt. Het gaat goed met Dody.’

‘Het gaat niet goed!’ schreeuwde Dody die aan kwam gedrenteld uit de serre. ‘Is dat Des? Zeg maar dat ik pijn heb. En duizelig ben. Ik zie vlekken voor mijn ogen. Geef me de telefoon eens, Sadie! Geef me die telefoon.’ Ze probeerde de hoorn uit mijn hand los te wurmen.

Ik deed mijn hand over het spreekgedeelte en draaide mijn rug naar haar toe. ‘Jezus, Dody. Stil. Doe niet zo stom.’

‘Het is een kleine moeite, hoor,’ hoorde ik Des zeggen. ‘Ik ben nu toch onderweg naar huis.’

Dody greep de hoorn. Ze was behoorlijk sterk en snel voor iemand die een dokter nodig had.

‘Ik wil graag dat je langskomt, Des. Dan zou ik me een stuk beter voelen. Ik was vanmiddag een klein beetje licht in het hoofd.’

Ik rolde met mijn ogen. Ze zette haar hijgerige Elizabeth Taylor-stem op. En ze was licht in haar hoofd omdat Fontaine een vierdubbele martini voor haar had gemaakt. Wat een aanstelster. Ze wilde hem alleen maar hierheen halen om mij te koppelen.

Nou, goed dan. Moge de patroonheilige van de Wanhopige Huisvrouwen ons vereren met de zegening van zijn gezelschap! Ik was toch niet beschikbaar. Ik had geen tussendoorman nodig. Ik had geen enkele man nodig. Ik vond het wel prima zo.

Stampvoetend liep ik naar boven en gooide mezelf op het bed, waar ik me afvroeg of iedere gescheiden vrouw zich zo voelde of dat alleen ík dit weer had. Ik had mezelf nooit zo moeten laten opnaaien door hem. Of door dat professional organizer-gedoe. Het was allemaal belachelijk.

Even later verscheen Fontaines keurig gestylde hoofd in de deuropening.

‘Wat ben je in godsnaam aan het doen? De prins op het witte paard is in aantocht.’

‘Nou en?’

‘Nou, kalefater jezelf dan op! Een beetje poedelen en poederen, hup hup, schiet op!’ Hij greep me bij mijn enkel om me van het bed te trekken.

Ik probeerde hem met mijn andere been weg te trappen. ‘Fontaine, hij komt voor Dody, niet voor mij. Ik hoef hem niet. En ook al wilde ik hem wel, wat dus niet zo is, dan weiger ik mezelf voor schut te zetten.’

Hij liet mijn voet vallen. ‘Ben je nou echt zo dom? Had je niet door hoe hij gisteravond naar je keek?’

Ik ging rechtop zitten. ‘Hij keek niet.’

‘Wel waar! Ook al zag je er niet uit. Daarom gaan we je nu eens goed opdoffen. Vooruit met de geit.’ Hij gooide de kastdeur open en begon erin te rommelen.

Mijn ego tikte even op mijn schouder. Fontaines complimentje begon te werken.

‘Zat hij echt naar me te kijken of zeg je maar wat?’

Fontaine vermeed oogcontact en zei: ‘Zou ik ooit tegen jou liegen, meissie?’

‘Ja.’

‘Da’s waar. Maar nu lieg ik niet, dus ga als de wiedeweerga naar de badkamer en doe wat mascara op!’

Tegen de tijd dat dokter De Renner kwam, was ik geborsteld, geflost, gehydrateerd, gedept en in een zomerjurk gestoken. Fontaine gluurde uit het badkamerraam toen we een auto op de oprit hoorden.

‘BMW cabrio,’ zei hij.

Tuurlijk. Hoe kon hij anders zijn Argentijnse topmodel showen? Ik keek in de spiegel, in de hoop een wonderbaarlijke transformatie te zien, maar ik zag er net zo gewoontjes uit als altijd.

‘Ik vind je nieuwe coupe geweldig,’ zei Fontaine terwijl hij aan mijn haar plukte. ‘Ik had gelijk met dat donkerbruin. Voortaan moet je altijd naar me luisteren.’

‘Bruin haar, bruine ogen. Beetje saai, vind je niet?’ vroeg ik.

‘Nee, je wordt er juist exotisch en mysterieus door.’

Ik proestte het uit van het lachen. Ik was ongeveer net zo exotisch als vanillevla.

‘Maar dat geproest is niet zo charmant. Misschien dat je daar nog wat aan kunt doen?’ Fontaine verliet de badkamer en draafde de trap af om open te doen. Ik aarzelde nog even. Ik wilde niet dat we ons allemaal tegelijk op Des zouden storten zodra hij binnen was. Hij moest eerst maar eens binnenkomen en acclimatiseren voordat ik mijn entree maakte. Ook al deed hij me niks. Dit was alleen om te oefenen.

Ik hoorde de deur open- en dichtgaan en de stemmen naar boven drijven. O god. Dat accent!

‘Hallo Fontaine. Mevrouw Baker, hoe is het vandaag met u?’

‘Goed, nu je er bent. Ik weet trouwens zeker dat ik je gevraagd heb me Dody te noemen.’

‘Ja mevrouw,’ antwoordde hij.

Ik ging boven aan de trap staan, telde tot honderd en wandelde toen naar beneden alsof ik toevallig voorbijkwam onderweg naar iets heel interessants. Ik zag dat Dody weer lag te zwijmelen op de bank in een rood-gouden ochtendjas. Het was een cadeau van oom Walter geweest voor hun zestiende trouwdag en volgens de overlevering gekocht in het souvenirwinkeltje bij de Chinese Muur. Des zat naast haar met haar pols in zijn hand. Hij keek op en mijn adem bleef in mijn keel steken. Zag ik daar een glimp van een goedkeurende blik? Voor de zekerheid trok ik mijn buik in en glimlachte. ‘O, hallo.’

Fontaine schudde zijn hoofd, draaide zijn rug naar me toe en deed alsof hij moest hoesten.

‘Sadie, wat zie je er mooi uit,’ zei Des.

Dody klapte zowat in haar handen van geluk.

‘Goh, bedankt,’ zei ik, terwijl ik wat aan mijn zomerjurk plukte; het universele gebaar voor ‘bedoel je dit oude gevalletje?’

Jordan kwam aangerend en sloeg zijn armen om mijn middel.

‘Waarom zie je er zo mooi uit, mama?’

Ik streek over zijn haar en fluisterde: ‘Het is maar een zomerjurk, schatje. Die heeft mama wel vaker aan.’

‘Nietes,’ zei Jordan fronsend.

‘Wil je een snoepje, manneke?’ vroeg Fontaine om de situatie te redden. Dankjewel, Fontaine.

Des richtte zich weer tot Dody. ‘Zullen we eens even kijken?’ Hij haalde het verband eraf en Paige leunde dicht tegen zijn arm aan, met haar hand op zijn schouder.

‘Wauw, die vestingen zijn raar,’ zei ze.

Hij glimlachte. ‘Vind je?’

Paige knikte. ‘Echt wel. Net als bij Frankenstein, maar dan minder groen.’

‘Paige, toe. Geef hem wat ruimte.’ Ik trok aan de achterkant van haar T-shirt.

‘Het geeft niet, hoor,’ zei hij. ‘Geef me dat vierkante witte ding eens aan, Paige.’

Ze graaide in zijn rugzak en trok het gaas tevoorschijn. We keken toe terwijl hij wat zalf aanbracht en het nieuwe verband erop deed.

‘Des?’ fluisterde Paige.

‘Wat is er?’

‘Ik vind je parfum lekker.’

Zijn hoofd ging even omhoog en zakte toen weer naar beneden. Ik herinnerde me het verhaal van zijn zus met haar bloemige parfum. ‘Dat is aftershave, Paige,’ verbeterde ik haar. ‘Als een jongen een geurtje op heeft, heet het aftershave.’

Toen zei Dody: ‘Ik ruik niks. Kom, laat mij eens ruiken.’

‘O jezus, Dody!’ zei ik ontzet. ‘Je kunt niet zomaar aan iemand gaan ruiken. Dat is toch onbeleefd?’

Des bloosde.

‘Nee hoor. Het is onbeleefd om te zeggen dát je iemand ruikt. Niet om te vragen óf je iemand mag ruiken. Trouwens, ik weet al dat hij lekker ruikt, dat zei je gisteravond zelf.’

Des tilde zijn hoofd op en lachte toen hij me aankeek.

Nu bloosde ik.

 

‘Hij is maar iets van twintig minuten gebleven,’ vertelde ik Penny aan de telefoon en ik nam een slokje merlot. Ik moest even stoom afblazen en het laatste bezoekje van de-man-waar-ik-niks-om-gaf bespreken. Vanuit mijn gunstige positie op het terras kon ik mijn kinderen, die op het strand aan het spelen waren, mooi in het oog houden. Niet dat ik bang hoefde te zijn dat ze het water in zouden gaan. Dat was nog steeds uitgesloten.

‘Het is zaterdag. Denk je dat hij een date heeft?’ vroeg ze.

‘Hij zei dat hij moest werken. Klinkt verdacht.’

‘Jij vindt alles verdacht klinken.’

‘En terecht. Als hij niet in het ziekenhuis is, wat doet hij dan?’

Ze schaterde luid in mijn oor. ‘Misschien is hij wel een vampier. Of een gigolo.’

‘Of allebei,’ mijmerde ik. ‘Paige heeft tegen hem gezegd dat ze zijn parfum lekker vond ruiken. En Dody vroeg of hij schoudervullingen droeg.’

Dody droeg zelf nog steeds schoudervullingen en was er zeker van dat die rage uit de jaren tachtig weer terug zou komen. Ze had ooit gehoord – waarschijnlijk in de jaren tachtig – dat je heupen smaller leken als je schoudervullingen droeg. Dus propte ze er drie of vier tegelijk in haar blouse, maar ze zette ze niet vast waardoor ze vroeg of laat naar beneden vielen en ze verplaatsende bobbels over haar hele bovenlichaam kreeg. Uiteindelijk vielen ze dan uit haar mouwen en liet ze een Hans en Grietje-spoor achter.

‘Ik neem aan dat hij geen schoudervullingen droeg,’ zei Penny.

‘Nee,’ verzuchtte ik. ‘Het was allemaal echt.’

‘Heb je hem te eten gevraagd?’

‘Nee, want Jasper was niet thuis en ik weet niet meer hoe ik moet koken. Bovendien zou het wanhopig overkomen. Trouwens, ik wilde ook helemaal niet dat hij bleef,’ zei ik en ik dronk mijn glas in één teug leeg.

‘Hmm.’

‘Maar weet je wat nou zo gek is?’

‘Richards buitensporig grote neusvleugels?’

‘Behalve dat dan.’ (Zo groot waren ze trouwens niet.)

‘Jordan begint bij hem te ontdooien. En je weet hoe verlegen en eenkennig hij is geweest sinds Richard weg is. Maar toen Des klaar was met Dody’s verband vervangen, liet Jordan hem zijn autootjes zien.’

‘Vreemd,’ vond Penny ook. ‘Misschien is het net zoiets als bij honden; die voelen het ook aan als je een hondenmens bent.’

‘Vergelijk je mijn zoon nu met een hond?’

‘Nee. Nou ja, een beetje. Maar wat ik bedoel is dat hij misschien wel van kinderen houdt, en dat ze dat aanvoelen. Hij werkt toch op de spoedeisende hulp? Dan is hij vast heel bedreven in het geruststellen van kinderen.’

In gedachten sloeg ik mezelf voor mijn kop, teleurgesteld omdat ik dat zelf niet had bedacht. De klik die hij met mijn kinderen had, was dus niet een of andere grootse aanwijzing van het universum; hij had gewoon geleerd goed met patiënten om te gaan.