22
‘Je hoeft echt niet zenuwachtig te zijn, ik weet zeker dat je Tom en Tasha aardig zult vinden,’ zei Des terwijl we naar de jachthaven van Bell Harbor reden.
‘Ik ben niet zenuwachtig. Waarom denk je dat?’
‘Je hebt de hele ochtend al niks gezegd en je lip bloedt.’
Ik legde mijn hand over mijn mond. Oké, misschien was ik een beetje zenuwachtig, maar wie zou dat niet zijn? We zouden vandaag gaan zeilen met twee studievrienden van hem. Ze waren vanmorgen met hun eigen boot aangekomen vanuit Chicago en ze zeilden al jaren samen. Ik wist daarentegen amper het verschil tussen bakboord en bakkebaard. Dat was toch reden genoeg voor paniek? En Tasha was nog steeds bevriend met de ex-vrouw van Des, dus die zou me automatisch meteen stom vinden. Toch?
Des had verteld dat Tasha dermatoloog was. Geweldig. Ze zou mijn huid bekritiseren en zeggen dat ik betere zonnebrandcrème moest gebruiken. Haar man, Tom, was forensisch patholoog. Als de gesprekken te saai werden kon ik hem nog altijd vragen naar een niet-traceerbaar gif om Richard mee uit de weg te ruimen.
Fontaine had me op en top nautisch aangekleed: een witte capribroek en een blauw-wit gestreept topje. Maar de zwierige rode sjaal die hij om mijn hals had willen doen, ging me een beetje te ver.
Jasper had een picknickmand ingepakt met allerlei chique, exotische hapjes waar ik huichelachtig mee zou gaan pronken. En Dody, die ook graag iets wilde doen, had koosjer zout in mijn gezicht gegooid. Ze beweerde dat ik daardoor niet zeeziek zou worden. Dit tripje had dus heel wat voeten in aarde gehad.
Des en ik liepen langs de steiger en lazen alle namen van de boten. We kwamen voorbij het Dronken Dropje, de Gáán Pa en de Blue Velvet, maar ook langs de Natte Wind en nog een die schaamteloos de Lange Mast heette. Aangekomen bij de laatste in het rijtje las ik de vette blauwe letters op de boeg: Bootox.
Geinig.
‘Joehoe, Des!’ hoorde ik een vrouw enthousiast roepen. ‘Hé Tom, kom eens boven, ze zijn er.’
Ik weet niet wat ik precies verwacht had, maar dit was het in elk geval niet. Tom had een bleke huid, sprieterig blond haar en opvallend grote tanden. Tasha was klein en stevig, met donker krullend haar dat ze in twee bolle staartjes op haar hoofd droeg, waardoor het leek op de oren van een knuffelbeest. Ze droeg een praktisch maar weinig flatteus zwart badpak en een grijze joggingbroek waarvan de boorden bij haar enkels en in haar taille waren omgeslagen. Mijn zorgen sloegen om van bang zijn dat ze me te dorps zouden vinden naar bang zijn dat ze me te pretentieus en overdressed zouden vinden. Was ik even blij dat ik die sjaal niet droeg.
We sprongen aan boord en werden hartelijk omarmd.
‘Heel leuk om je te ontmoeten, Sadie,’ zei Tasha. ‘Uit de verhalen van Des maak ik op dat je veel te goed voor hem bent. Kom, zodra jullie er klaar voor zijn kunnen we vertrekken.’
‘Wat een prachtige boot,’ zei ik.
‘Het is een gedrocht, maar ze is waterdicht.’
Ik nam aan dat dat betekende dat we niet zouden zinken. Heel geruststellend. Ik wist niet zo goed wat ik verder moest zeggen. ‘Hij is een stuk groter dan ik verwacht had.’
Tom draaide zich om naar Des en zei: ‘Dat zegt ze vast nooit tegen jou.’
Ja hoor. Dit kon toch nog leuk worden.
Nadat we onze spullen benedendeks hadden opgeborgen, kozen we het ruime sop. Het was fascinerend om te zien hoe die drie aan de schoten trokken, de zeilen optuigden en de fok lieten gijpen. Naarmate de dag vorderde, ontdekte ik dat ik zeilen leuk vond. En dat ik Tom en Tasha aardig vond. Ze waren grappig en vriendelijk en relaxed. Des gedroeg zich bijna uitbundig en het drong tot me door dat dit de eerste keer was dat ik zag hoe hij omging met andere mensen dan mijn familie. Ik had altijd de indruk dat hij zich prima vermaakte met mijn familie, maar vandaag was hij echt in zijn element. Het was een bitterzoet besef.
We gingen bij de achtersteven zitten en Tom en Des wisselden elkaar af aan het stuur. Of het roer? Noemen ze dat zo? Ik durfde het niet te vragen. De zon scheen schitterend en fel terwijl we door het water kliefden. De golven waren gelukkig vrij rustig dus ik hoefde niet overboord te hangen om te kotsen, of misschien werkte dat zout van Dody echt.
‘Heb je trek in iets?’ vroeg Tasha.
Elke keer als ik iets wilde zeggen, blies de wind mijn haar in mijn mond. Nu snapte ik haar oortjeskapsel.
‘Nee, dank je. Ik heb trouwens een mand met hapjes meegebracht voor het geval iemand honger krijgt.’
Tasha glimlachte. ‘Ik heb er al in gekeken. Het ziet er heerlijk uit.’
‘Sadies neef is kok,’ vertelde Des.
Ik tikte hem op zijn arm. ‘We zouden toch doen alsof ik die mand zelf had ingepakt?’
‘Sorry, ik ben slecht in liegen.’
‘Dat kan ik bevestigen,’ zei Tom. ‘Toen we studeerden waren we een keer te laat voor een tentamen omdat we de hele nacht hadden rondgereden. Dus ik begon aan de professor te vertellen dat we onderweg naar het tentamen waren beroofd, want dat was het enige wat ons nog kon redden. Maar meneertje “ik-kan-niet-liegen” hier, begon gewoon de waarheid te vertellen! De waarheid!’
‘Eerlijkheid duurt het langst,’ zei Des grijnzend.
‘Ik was erbij,’ zei Tasha. ‘Het was ontzettend grappig. Jut en Jul begonnen voor de neus van de professor te bekvechten.’
‘En wat gebeurde er toen?’
‘Ik kreeg een punt aftrek omdat ik had gelogen en George Washington hier niet.’
‘Sorry, man.’
Ik luisterde terwijl zij nog meer verhalen vertelden die ze overduidelijk al vaak hadden herhaald. Het was een kijkje in de wereld van de Des die ik nog niet kende. Toch wenste ik bijna dat ik het allemaal niet gehoord had, want hierdoor viel ik nog dieper en nog harder voor hem, en wanneer ik uiteindelijk de bodem zou raken, zou het flink pijn gaan doen.
‘Des vertelde dat jij een organizer bent. Daar kan ik er thuis wel een van gebruiken. Zelfs nu ik een werkster en een au pair heb.’
‘Hebben jullie een au pair? Ik wist niet eens dat jullie kinderen hadden.’
Typisch iets voor een man om zo’n detail te vergeten; Des had het er niet over gehad.
Tasha sloeg de boord van haar joggingbroek nog een keer om. ‘Drie jongens van zes, zeven en negen. Het is een stel deugnieten. We gaan altijd naar de boot om aan ze te ontsnappen. Jij hebt er ook twee, toch?’
Blijkbaar had Des hen uitvoeriger over mij ingelicht dan andersom. ‘Ja, Paige is zes en mijn zoontje Jordan is vier.’
Des onderbrak ons. ‘Paige is supergrappig, heel expressief en dramatisch en haar haar is continu in beweging. Jordan lijkt wel wat op jullie Sam, heel analytisch en altijd iets aan het bouwen. Hij mocht me in het begin niet.’
Ik keek verbaasd naar Des. Het was interessant om te horen hoe hij mijn kinderen beschreef. En hoorde ik daar nou genegenheid in zijn stem? Of was het gewoon vertrouwdheid?
Tasha’s blik ging van mij naar hem en weer terug. Het leek alsof we plotseling allemaal Des aan zaten te staren en er viel een lange stilte in het gesprek.
‘Wat nou? Ze zijn gewoon schattig,’ zei hij verdedigend en hij ging opeens heel geconcentreerd op zoek naar iets in de picknickmand.
Tasha keek me weer aan en voor het eerst die dag had ik het gevoel dat ik werd beoordeeld.
Tom schraapte zijn keel. ‘Dus, Des, heb je zin om dit jaar mee te doen aan The Mac?’
Des stopte met zijn gerommel in de picknickmand en ging rechtop zitten. ‘Is er plaats?’
‘Misschien. De vrouw van Hampton is zwanger en als de baby er voor die tijd nog niet is, laat ze hem niet gaan. Vrouwen hè?’ Hij lachte naar Tasha.
‘The Mac? Is dat een zeilwedstrijd of zo? Ik geloof dat ik er weleens van gehoord heb,’ zei ik.
‘Het is een grootse zeilwedstrijd van de Navy Pier in Chicago naar Mackinaw Island,’ antwoordde Tom.
‘Die wordt al wel een aantal jaar gehouden, of niet?’ vroeg ik.
‘Ongeveer honderd.’
‘Niet. Echt waar?’ Tjee, lekker hoor, om je zo dom te voelen.
‘Honderdtwee om precies te zijn,’ ging Tom verder. ‘En als je vijfentwintig keer hebt meegedaan, word je lid van de Vereniging voor Eilandbokken.’
Ook al vond ik het vreselijk om me zo dom te voelen, toch moest ik het vragen: ‘Wat is in hemelsnaam de Vereniging voor Eilandbokken?’
‘Die geeft je voornamelijk het recht om op te scheppen. Ze noemen de zeilers “bokken” omdat ze na een dag of vier, vijf op de boot allemaal behoorlijk harig zijn en stinken.’
‘En omdat ze zich als beesten gedragen,’ voegde Tasha eraan toe. ‘Het feest op het eiland na de wedstrijd duurt dágen. Het is gewoon een stel in rum gedrenkte mannen van middelbare leeftijd die uit de band springen. Ik ben er één keer geweest. Maar nooit weer. Ik zag een man van vijftig tegen een buxusfiguur pissen op het gazon van het Grand Hotel.’
‘Wat is in godsnaam een buxusfiguur?’ vroeg Tom.
‘Dat is een struik die zo gesnoeid is dat hij op een dier of iets anders lijkt.’
Tom schudde zijn hoofd. ‘Hoe dan ook, Des, als Hampton niet kan, moet ik je dan bellen?’
‘Ik kan waarschijnlijk geen vrij krijgen, maar tuurlijk, hou me maar in gedachten.’
Het diner op de jachtclub maakte mijn nautische ervaring helemaal compleet. Des zat naast me op een bankje terwijl we op ons tafeltje moesten wachten. Zijn arm lag losjes om mijn schouders en hij speelde afwezig met mijn haar. Ik kreeg een kusje op mijn slaap. ‘Wil je iets drinken terwijl we wachten?’
‘Ja graag, dank je.’
‘Wat wil je hebben?’
‘Verras me maar.’
Tasha keek verwachtingsvol naar Tom, maar hij staarde naar de aangemeerde boten.
Ze schraapte haar keel.
Hij duwde zichzelf zuchtend overeind. ‘Ik neem aan dat je wilt dat ik iets te drinken voor je haal?’
‘Ja schat,’ zei ze plagerig. ‘Als het niet te veel moeite is.’
Tom haalde zijn schouders op. ‘Ach, ik sta nu toch al. Wil je een martini?’
‘Ik lust geen martini, Tom. Dat weet je best. Een wodka-tonic met citroen.’
‘Oké, één gin-martini met twee olijfjes, komt eraan.’
‘Heel grappig,’ zei ze.
De mannen liepen weg en Tasha’s ogen ontmoetten de mijne. Die van haar kregen weer die speculatieve blik, alsof ze zich afvroeg of een vlekje op mijn gezicht nou een restje eten was of een kwaadaardige moedervlek. Na een tijdje glimlachte ze en schoof dichterbij.
‘Ik heb Des nog nooit zo gezien, weet je dat?’
Ik werd ongemakkelijk. ‘Zo hoe?’
‘Zo helemaal lief en handtastelijk en “Schatje, wil je iets drinken”. En ik ken hem al heel lang.’
Ik probeerde een kreukel uit mijn broek te strijken met mijn hand. ‘En is dat iets goeds of iets slechts?’
‘Iets goeds. Het is schattig. Ik ben het alleen niet gewend.’ Ze leunde voorover op de bank en plantte haar ellebogen op haar knieën. ‘Begrijp me niet verkeerd. Ik bedoel alleen maar dat hij heel… vrolijk is. Hij was altijd best gespannen, maar vandaag lijkt hij anders.’
‘Des gespannen?’ Ik kon de verbazing in mijn stem niet verbloemen. Ik had hem nog nooit gespannen gezien. Vergeleken met mij leek hij wel onder narcose.
‘Nou, hij heeft een aantal moeilijke jaren achter de rug, denk ik. Eerst stierf zijn vader toen we nog studeerden en dan nog die loer die Stephanie hem gedraaid heeft. Dat valse kreng.’
Ik knipperde. ‘Stephanie? Is dat zijn ex-vrouw?’
Tasha knikte en de oortjes op haar hoofd wiebelden heen en weer. ‘Dat bleek me toch een stuk ongeluk te zijn.’
Hield ze me nou voor de gek? ‘Ik dacht dat jullie vriendinnen waren?’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Stephanie en ik? Ik dacht het niet! Zeker niet na wat ze Des heeft aangedaan.’
Aan de ene kant wilde ik het weten en aan de andere kant ook niet. Maar ik kon me toch niet inhouden. ‘En wat heeft ze dan precies gedaan?’
Tasha’s andere wenkbrauw ging omhoog. ‘Heeft Des dat niet verteld? Nee, natuurlijk niet. Hij is ook veel te goed voor deze wereld.’ Ze zakte met een kreun achterover en schudde haar hoofd. Ik wachtte af terwijl brandende nieuwsgierigheid zich vermengde met een angstig voorgevoel. Ik wilde natuurlijk graag dat De Ex een verachtelijke heks was die hem nooit meer zou kunnen verleiden, maar ik vond het idee dat iemand hem gekwetst had ook afschuwelijk.
Tasha keek over haar schouder om te zien waar Tom en Des waren. Toen ze zag dat ze nog steeds bij de bar stonden te wachten op onze drankjes, draaide ze zich om naar mij. ‘Heeft hij helemaal niets over haar verteld?’
‘Alleen dat ze jong waren en koppig en tijdens hun studie al trouwden. Hij zei dat het mis was gegaan omdat ze verschillende prioriteiten hadden.’
‘Verschillende prioriteiten?’ Tasha snoof. ‘Jeetje, dat is nog eens een understatement, zeg. Toen ze al vier jaar getrouwd waren heeft zij abortus gepleegd zonder het hem te vertellen.’
Ik voelde hoe mijn onderkaak tegen mijn borstkas klapte. Alle lucht stootte uit mijn longen. ‘Echt waar? Waarom?’
‘Omdat ze nog maar één jaar coschappen hoefde te lopen en geen vrij wilde nemen voor de zwangerschap.’ Tasha liep rood aan en haar kaak stond strak. Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Ze heeft hem niet eens verteld dat ze zwanger was, omdat ze wist hoe graag hij kinderen wilde. Ze was bang dat hij haar zou overhalen het niet te doen, en dat zou hij ook hebben gedaan. Maar hij kwam er pas achter toen alles al voorbij was. God, wat lag hij toen in de kreukels. En daarna begon hij met dat stomme, nomadische locum tenens-gedoe. Klassiek gevalletje van bindingsangst, als je het mij vraagt. Het wordt tijd dat hij een plek kiest om te landen.’ Ze keek me tamelijk onsubtiel aan. ‘Ik heb een goed gevoel bij jou en bij deze plek. Ik heb hem in geen jaren zo gelukkig gezien. Je gaat toch niet zijn hart breken, hè?’
Als ik niet totaal in shock was geweest, had ik erom gelachen, maar voordat ik een kans kreeg om te antwoorden zei Tasha: ‘O-o, daar komen ze.’
Ze maakte een hakgebaar met haar hand langs haar keel. ‘Des vermoordt me als hij erachter komt dat ik het je heb verteld.’
Mijn hoofd tolde, de informatie was meer dan ik kon bevatten. Al die tijd die we samen hadden doorgebracht, had Des niks laten doorschemeren over deze nare ervaring. Opeens leken de klassieke avontuurtjes van Richard achterhaald.
Des glimlachte en gaf me mijn drankje.
Ik antwoordde met een bibberig glimlachje. De tedere gevoelens moeten als een neonreclame van mijn gezicht hebben gestraald, want hij keek me één seconde aan en zei toen: ‘Verdomme Tasha, kan ik jullie geen twee minuten alleen laten?’
Ze greep haar drankje uit Toms hand en nam een grote slok waar ze zich bijna in verslikte. ‘Getver, Tom. Dit is een martini!’
Onderweg van de jachthaven naar huis leunde ik achterover in Des’ sportieve autootje. De wind kon nu toch geen schade meer aanrichten aan mijn kapsel. De lucht was vochtig en warm en ik voelde nog steeds het wiegen van de boot, terwijl we onder een rij ouderwetse straatlantaarns door zoefden.
‘Waar hebben Tasha en jij het over gehad toen Tom en ik de drankjes haalden?’ vroeg hij met een strak gezicht.
‘Niet veel. Ze zei dat je geweldig was en dat ik je hart niet mocht breken.’ Ik zei het plagerig, maar hij lachte niet en zei niks. Ik stak mijn hand uit en legde hem over de zijne. ‘Ik zal je hart niet breken als je het mijne ook niet breekt, oké?’
Hij keek niet naar me, pakte alleen mijn hand en drukte zijn lippen erop.