Hoofdstuk 15
Bas van Vliet belt tien dagen nadat hij in La Belle Vie aan mijn tafeltje is komen zitten, en verontschuldigt zich. Hij was een weekje naar zijn dochter in Manchester; het was er niet eerder van gekomen om te bellen.
Ik vraag waarom hij zich verontschuldigt.
Omdat het logischer geweest zou zijn om meteen de volgende dag te bellen, en omdat ik dat misschien wel van hem verwachtte. Hij heeft doorlopend aan me gedacht, zegt hij. En aan ons gesprek in La Belle Vie, ook daar in Manchester, waar zijn dochter ongelukkig is omdat ze niemand kent en een huilbaby heeft, waardoor ze soms niet met hem alleen durft te zijn uit angst... nou ja, gewoon niet alleen durft te zijn. Dat het pijn deed haar niet te kunnen helpen, omdat het ouders eigen is hun kinderen te willen helpen. Waarna hij er het zwijgen toe doet.
Omdat ik niets speciaals te melden heb zwijg ik ook, zodat het een poos stil is, wat vreemd is als je met een mobiel tegen je oor gedrukt zit.
‘Zie je,’ zegt hij dan, ‘dat bedoel ik. Zodra ik met jou praat begin ik over privédingen. Het voelt alsof we een periode hebben overgeslagen – die van de nadere kennismaking. Dat is toch heel bijzonder.’
Ik zeg dat ik het ook heel bijzonder vind, en na een kleine pauze vraagt hij wanneer we elkaar weer zien. Als ik een dag noem reageert hij teleurgesteld. Hij had gehoopt dat ik eerder zou kunnen, maar mijn agenda begint langzamerhand dicht te groeien. Ik ben omringd door mensen die aan me trekken, of me in elk geval het gevoel geven dat ik me meer met ze zou moeten bemoeien. Zoals Sylvie, die me eergisteren belde en zo graag nog eens met me zou willen praten over haar dochter. Ik heb het beloofd. Ze staat dichter bij me dan mijn eigen familie, omdat haar dochter de beste vriendin was van mama en ik met haar op een normale manier over die tijd kan praten. Maar de belangrijkste reden dat ik de afspraak met Van Vliet voor me uit schuif is dat ik niet al te happig wil reageren. Hij is de vis die ik wil binnenhalen, en niet omgekeerd.
‘Als het niet anders kan!’ probeert hij.
En ik zeg streng dat het inderdaad niet anders kan.
..
Tussen Rogier en mij lijkt alles bij het oude, terwijl de werkelijkheid totaal veranderd is.
Ik heb de afgelopen tijd zoveel mensen gesproken, naar zoveel verhalen geluisterd, dat het voelt alsof ik verschillende levens tegelijk leef. Mijn hoofd zit vol, en ik kan nauwelijks belangstelling opbrengen voor wat hij vertelt. En hij merkt het. Hij houdt midden in een zin op met praten en trekt zich terug in de slaapkamer, waar ik hem als ik naar bed ga over zijn computer gebogen aantref.
Ik verstik zijn creativiteit, heeft hij een keer gezegd. Dat kwam hard aan, vooral omdat ik heel goed begreep wat hij bedoelde en wist dat hij gelijk had. Er zijn momenten dat er iets terugkomt van mijn gevoel voor hem, als ik een paar glazen wijn drink en vanuit een welwillende nevel naar hem kijk en hem er wel lekker uit vind zien in die strakke jeans en dat losse T-shirt om zijn getrainde schouders, iets wat hij feilloos aanvoelt en waarvan hij meteen gebruikmaakt. Maar zodra hij de Kleenex naar me heeft geschoven, zich heeft omgedraaid en luidruchtig ademend in slaap valt, voel ik de zwaarte van de vergissing op me drukken. Het besef dat ik in het verkeerde huis zit, met de verkeerde man, aan wie ik desondanks gehecht ben. Waarom ik ons leven ineens zo glashelder zie begrijp ik niet, en ik word er niet vrolijker van.
..
‘Slecht geslapen?’ informeert Bas van Vliet zodra ik tegenover hem zit aan het tafeltje in La Belle Vie waaraan hij al op me zit te wachten. Het is eerder een opmerking die je tegen een dochter maakt dan tegen een vrouw met wie je een afspraakje hebt.
Om ons heen zitten de mensen die altijd in La Belle Vie zitten tijdens de lunch, en die inwisselbaar lijken. Dezelfde zakenman met dezelfde aantrekkelijke secretaresse. Dezelfde vriendinnen die licht naar elkaar toe gebogen hun relaties bespreken en ondertussen te veel witte wijn drinken. Ik vraag me af bij welk stereotype Van Vliet en ik passen. De oudere man met de jonge vrouw die hij probeert te versieren lijkt nog het meest waarschijnlijke.
Ik glimlach vaag als antwoord op zijn vraag naar mijn nachtrust, zoals je kunt verwachten van iemand die slecht geslapen heeft, en hij laat het onderwerp rusten. Dat komt me goed uit, want ik heb voor deze ontmoeting andere onderwerpen in gedachten. Ik wil dat hij me bij zich thuis uitnodigt, in het riante huis waar ik al een paar keer langs ben gereden met de Mini, waarbij ik mezelf wijsmaakte dat ik er had kunnen wonen als mama het handiger had aangepakt en hij loyaler geweest zou zijn.
De werkelijkheid is dat ik geen enkele zekerheid, geen enkel bewijs heb. Het verhaal van Terborg is logisch, maar ook niet meer dan dat. Het punt is dat ik niet wíl twijfelen. Ik ben moe van het zoeken naar mijn vader en van de onzekerheid. Dit is de plek waar ik wil dat een nieuwe fase begint. De fase waarin ik het verleden dat ik had kunnen hebben tot in detail in kaart ga brengen.
Ik wil niet alleen in het huis van Van Vliet komen, ik wil er ook alle kamers zien, allemaal. Van de kelder tot de zolder met de grote hanenbalken waaraan waarschijnlijk nog de haken hangen waaraan de schommel bevestigd was, zodat zijn dochters het bij slecht weer evengoed nog leuk konden hebben. Ik wil hun slaapkamers zien, want Van Vliet taxeer ik als iemand die de kamers van zijn dochters laat zoals ze waren toen ze vertrokken. Altijd klaar en voorbereid op hun terugkomst, ooit. Je kunt immers niet weten, en anders doen de kamers dienst als kleine monumentjes uit de tijd dat hij vader van een gezin was en niet zoals nu een man alleen, hunkerend naar gezelschap om de nostalgie mee te delen.
Maar hij heeft ook een programma voor deze lunch. Hij wil over zijn vrouw praten, haar als het ware laten delen in onze ontmoeting, haar als onzichtbare derde aanwezig laten zijn. Dat is zijn oplossing voor een situatie die hij als een soort ontrouw voelt. Het verhaal over zijn vrouw duurt vanaf de kir via zijn lievelingsvoorgerecht met coquilles dat hij me heeft aanbevolen tot de laatste hap van de verrukkelijke pasta. Maar dan ben ik ook volkomen op de hoogte van haar jeugd als rijk meisje in Bloemendaal, hun harmonieuze huwelijk en haar vergeefse strijd tegen borstkanker.
‘Je weet niet wat het voor me betekent om weer eens over haar te kunnen praten,’ zegt hij terwijl hij met zijn servet zijn mond bet. ‘Maar van jou weet ik nog steeds bijna niets. Eigenlijk ben je een mysterieuze vrouw. Ik weet niet eens waar je woont.’
Dit keer kom ik er niet onderuit. Ik kan mijn adres niet blijven verzwijgen, dus noem ik de straat waarin ik ben opgegroeid.
Als hij verbaasd is, laat hij dat in elk geval niet merken. ‘En daar woon je alleen?’
Het is de vraag die ik al eerder had verwacht en waarop ik ben voorbereid. ‘Bij mijn grootouders. Ik ben een tijdje weg geweest, maar nu ben ik mijn leven aan het reorganiseren.’ Een vaag verhaal. Met aanknopingsmogelijkheden, dat wel.
‘Grootouders?’ zegt hij. ‘Niet je ouders?’
‘Nee, niet mijn ouders.’
Het klinkt zoals ik wil dat het klinkt: als een onderwerp waarover ik niet verder wil praten.
‘Er valt vast nog wel wat meer over jezelf te melden,’ zegt hij als zijn espresso en mijn cappuccino voor ons op tafel staan.
‘Niet iets dat jou erg zal boeien.’
Hij glimlacht.
‘Oké, ik begrijp dat ik de tijd moet nemen om jou beter te leren kennen. Wanneer zien we elkaar weer?’
‘Hier?’ vraag ik.
‘Waar je wilt.’
‘Bij jou thuis.’
Er verandert iets in zijn gezicht. Verbazing en hoop wisselen elkaar af. Een vrouw die graag bij jou thuis wil afspreken – je moet wel een enorme loser zijn om niet te weten wat dat betekent.
Ik weet ook wat het betekent. Wat híj denkt dat het betekent. Maar ik zou niet weten hoe ik het anders had moeten inkleden.
Van Vliet zou me uit zichzelf niet snel in zijn huis uitgenodigd hebben, maar nu ik de openingszet heb gedaan, gaan bij hem de hormonen werken. Dat brengt me in de uitzonderlijke situatie dat de man die misschien mijn vader is straks moeite gaat doen om me in zijn bed te krijgen, iets dat ik alleen maar kan voorkomen door mijn kaarten op tafel te leggen. Maar dat ben ik voorlopig nog niet van plan.