55
BEN WENDDE ZIJN BLIK NIET VAN USBERTI AF TOEN HIJ OP DE TOETS drukte en de snelle piepjes van het snelkiesnummer hoorde.
Zes op afstand bediende ontvangers, verspreid in het gebouw van Gladius Domini, reageerden onmiddellijk op het telefoonsignaal. Ze waren verbonden met zes kleine elektronische ontstekers, die op hun beurt zes vuistgrote pakjes pbx-explosieven activeerden.
Nog geen halve seconde later schudde het gebouw op zijn grondvesten door de enorme gecombineerde explosie. Metselwerk brak in stukken, muren werden naar buiten geblazen. Vuur snelde door de ondergrondse parkeergarage en veranderde elk voertuig in een zelfstandige brandbom. De chique receptie werd aan stukken gereten toen een gigantische vuurbal zich ontvouwde en als een zee van brandende vloeistof door de gangen stormde. Mannen strompelden brandend en krijsend in het rond. Op de eerste verdieping explodeerde elk raam in een dodelijke uitbarsting van rondvliegende scherven toen de explosie het laboratorium verwoestte en wetenschappelijk instrumentarium en computers in puin veranderde.
Boven in zijn kantoor stond Usberti aan de grond genageld van afgrijzen toen de vloer onder hun voeten schokte door de oorverdovende explosie. De schokgolf dreef de lucht uit de kamer. Ben stond op en rende naar de in paniek gebrachte Italiaan toe. Maar toen stormden de bewakers, zwaaiend met hun machinepistolen, vanuit de rokerige gang het vertrek binnen. Ben pakte een van de stalen buisstoelen en doodde de dichtstbijzijnde met een stoot die een stoelpoot door zijn zachte verhemelte in zijn hersens dreef. De Skorpion viel kletterend op de grond. Een salvo van de tweede bewaker versplinterde het glazen blad van Usberti’s bureau. Ben rolde zich om en stak zijn arm uit naar het gevallen machinepistool. Hij vuurde en sloeg een rij 9 mm-gaten in de muur en in het lichaam van de bewaker. De man zeeg met verwrongen gezicht in elkaar.
Usberti was verdwenen. Een glazen deur achter een gordijn zwaaide nog heen en weer. Zware voetstappen renden de stalen brandtrap af.
Ben scheurde zich los. Het ging om Roberta. Hij rende naar de gang en de lift en toetste intussen een ander nummer in op de telefoon. Terwijl de lift afdaalde naar de kelder, sprong hij omhoog en haakte zijn handen om het stalen frame van het luik in het midden van het plafond. Hij bleef even hangen en toen klapte het luik open. De kleine gereedschapstas die hij er had achtergelaten, lag er nog steeds. Hij liet zich op de grond vallen en opende de tas, terwijl de lift schuddend tot stilstand kwam. Hij stapte uit en drukte op de oproeptoets van de telefoon. Aan de andere kant van het gebouw blies een kleinere lading pbx de hoofdzekering op. Het hele gebouw werd in duisternis gehuld.
Ben haalde de Browning uit de tas, spande hem en deed de ledlamp onder de loop aan. Hij zette koers naar de kelder en bewoog de lichtbundel heen en weer in de donkere gangen.
Het was allemaal precies gegaan zoals Ben Hope had voorspeld. De gelijktijdige explosies waren in een oogwenk voorbij. Opeens hoorden ze een zachtere knal, niet meer dan een doffe bons, en het hele gebouw werd donker. Alleen het oranje flakkeren van vlammen was zichtbaar vanaf de grond.
Op Simons teken kwamen de me-eenheden uit de dekking van het bos en bestormden het gebouw. Gekleed in zwarte kogelwerende vesten, bivakmutsen en veiligheidsbrillen verspreidden de gewapende eenheden zich door de chaos. Enkele verspreide mannen schoten in paniek blindelings in hun richting. De politieschutters waren veel sneller, veel koelbloediger en veel nauwkeuriger. Ze schoten alleen op degenen die een onmiddellijk gevaar vormden. Degenen die probeerden te vluchten of hun wapens lieten vallen, werden snel aan polsen en enkels geboeid en op de grond bij elkaar gelegd, met MP-5 automatische karabijnen op hun achterhoofd gericht. In het laboratorium werden technici die versuft, verzengd en bloedend tussen het rokende puin rondkropen overeind getrokken en onder bedreiging van vuurwapens afgemarcheerd. Binnen vijf minuten had de politie het hele gebouw in handen.
Usberti dacht dat zijn hart het zou begeven. Het gebouw schudde onder de explosies en hij hoorde gillen en het ratelen van geweervuur terwijl hij de hoek omsloeg. Met zwoegende borstkas en schor hijgend strompelde hij het terrein op. Hij leunde tegen een boom, dubbelgebogen en hijgend, en beefde van geschoktheid en woede.
Ben Hope had het tapijt onder hem vandaan getrokken. Ondanks al zijn waardering voor Hopes bekwaamheid en ondanks zijn eigen sluwheid had hij hem rampzalig onderschat. Hij begreep nog steeds niet wat er was gebeurd.
‘Jij daar,’ zei een stem. ‘Leg je handen achter op je hoofd.’ Usberti sloeg zijn ogen op en zag enkele meters verderop in het donker twee mannen in zwart uniform die hun wapens op hem richtten. Een radio ruiste. Langzaam stapte hij weg van de boom en hief zijn armen. Zo gevangengenomen te worden…
Een van de mannen bracht zijn hand naar zijn riem om handboeien te pakken.
Maar toen werden de twee agenten als stropoppen opgetild. Ze vlogen tegen elkaar op en hun hoofden knalden met een doffe, vlezige klap tegen elkaar aan. Zonder een kik te geven vielen ze op de grond.
Usberti’s gezicht spleet open in een brede grijns van opluchting toen hij de lange gestalte herkende die over de slappe lichamen heen stond. ‘Franco! God zij gedankt!’
Bozza trok zijn mes en sneed de twee mannen snel en efficiënt de keel door. Hij raapte een van de radio’s en een gevallen MP-5 op. Met een blik over zijn schouder nam hij zijn aartsbisschop kalm bij een arm en leidde hem tussen de bomen door het donker in.
Het was anderhalve kilometer door het bos naar de weg. Bozza hielp Usberti een met bladeren bezaaide helling af naar het asfalt. In de verte zag hij de koplampen van een auto naderen. Hij liet Usberti’s arm los en ging midden op de weg staan, badend in het licht toen de auto dichterbij kwam. Toen die vlakbij was, richtte hij de MP-5 op de voorruit. De auto kwam met gierende banden schuin op de weg tot stilstand.
Er zat een jong stel in. Bozza rukte het linkerportier open en sleurde de man aan zijn haren naar buiten. Hij smeet hem languit in de berm en schoot nonchalant een salvo in zijn borst. De man zakte bebloed in elkaar op de bladeren.
Het meisje in de auto begon hysterisch te gillen. Bozza trok haar door het geopende raam, keek haar kil aan en brak haar nek met één draaiende beweging. De Inquisiteur sleepte hun lichamen naar de sloot en bedekte ze met struikgewas.
‘Goed werk, Franco,’ zei Usberti. ‘Breng me hier vandaan.’
Bozza hielp hem op de achterbank en toen waren ze verdwenen, in de richting van het vliegveld.
Het laatste wat Ben eerder die dag in zijn gereedschapstas had gestopt, was een kleine pantserlading. Hij plakte de onderling verbonden klompjes kneedbaar explosief op de stalen kelderdeur, stak de twee elektroden erin en trok zich haastig terug in de gang voordat hij de telefoontoets indrukte. De lucht trilde door de schok van de explosie en toen de rook optrok, zag de deur eruit alsof een gigantische mond er een volmaakt ovale hap uit had genomen. De randen van het gat gloeiden zwak rood. Met zijn wapen voor zich uit stapte hij door het gat de kelder in.
De enige kelderbewaker moest vlak bij de deur hebben gestaan toen de lading ontplofte. Ben liet het licht van zijn pistoollamp op hem vallen. Hij lag op zijn rug en er stroomde bloed uit zijn oren en neusgaten. Een driehoekige stalen scherf stak twintig centimeter uit zijn borst. Ben griste de sleutelbos van zijn riem en rende de keldertrap af naar de grote, rokerige ruimte. Hij riep haar naam.
‘Ben!’ riep Roberta toen ze zijn stem herkende, ondanks het schelle tuiten in haar oren als gevolg van de explosie. ‘Daar is een jongen!’ Ze wees naar de volgende cel. Ben zwaaide zijn lamp erheen en zag de gedrogeerde, ineengezakte gestalte van Marc. Hij opende beide celdeuren. ‘Kom, we gaan,’ zei hij zacht en hij ontweek haar omhelzing voorzichtig. Hij bukte zich en legde de licht bewegende jongen over zijn schouder.
Tien minuten later vonden verbaasde agenten Marc Dubois achter in een van de politieauto’s. ‘Waar komt díé verdomme vandaan?’ vroeg een van hen. ‘Al sla je me dood,’ zei zijn maat. Het duurde even voordat het tot hen doordrong dat dit het joch van de vermissingsposter was.
Simon keek intens vergenoegd toe terwijl zijn mannen meer dan dertig hoestende, sputterende, beroete personeelsleden uit het verwoeste gebouw haalden. Er waren tot dusver zes lijken gevonden en genoeg wapens en munitie om de hele organisatie aan te klagen wegens criminele en terroristische activiteiten.
Speed, Agression, Surprise.* Hij had gehoord dat dat het onofficiële devies was van een bepaald regiment in het Britse leger. Hij grinnikte en schudde zijn hoofd.
* De sas, ofwel Special Air Service