11
ROBERTA RYDER LEEK OPEENS VEEL MINDER DE SERIEUZE WETEN schapper, met haar golvende rode haren los over haar schouders en een spijkerjack in plaats van een laboratoriumjas aan. ‘Michel, ik ga weg. Je kunt de rest van de dag vrij nemen, oké?’ Ze haalde haar sporttas uit de slaapkamer, pakte haar autosleutel en vertrok naar haar wekelijkse training in het vechtsportcentrum in Montparnasse.
Tijdens het rijden dacht ze aan haar gesprek met de journalist Ben Hope. Ze moest altijd overkomen als de agressieve, harde, uitdagende, non-conformistische wetenschapper die de rest op een goede dag een poepie zou laten ruiken… dat was het imago waar ze zich aan vastklampte. Niemand kende de broze werkelijkheid van haar situatie. Ze wisten niets van haar angsten, de zorgen die haar ’s nachts wakker hielden. Toen ze door de universiteit was ontslagen, had ze heel makkelijk haar koffers kunnen pakken en de eerste de beste vlucht naar huis kunnen nemen. Maar dat had ze niet gedaan. Nu vroeg ze zich af of het een verstandig besluit was geweest. Was het alle offers waard die ze had gebracht? Joeg ze alleen maar een droom na, maakte ze zichzelf wijs dat het standpunt dat ze had ingenomen ooit enig verschil zou maken? Nog even en haar geld was op en dan zou ze ergens een aanvullend inkomen moeten zien te vinden, bijlessen wiskunde aan scholieren misschien. Zelfs dat zou misschien niet genoeg opbrengen om van rond te komen, Michels schamele salaris te betalen en haar onderzoek te financieren. De volgende twee of drie maanden zouden duidelijk maken of ze kon doorgaan of alles moest opgeven.
Rond halfzes was ze terug in haar appartement. Haar benen voelden zwaar aan toen ze de galmende wenteltrap naar de derde verdieping beklom. De training was vermoeiend geweest en ze was verhit door het spitsverkeer.
Toen ze haar verdieping bereikte en haar sleutels pakte, merkte ze dat de deur niet op slot was. Was Michel ergens voor teruggekomen? Afgezien van de conciërge was hij de enige die een sleutel had. Maar het was niets voor hem om de deur open te laten.
Ze ging naar binnen en keek door de kier van de deur in de laboratoriumruimte. ‘Michel? Ben jij het?’ Geen reactie, geen teken van hem. Ze ging het laboratorium binnen.
‘O, jézus.’
Het lab was overhoop gehaald. Mappen lagen her en der op de grond, laden waren omgekeerd, alles was doorzocht. Maar dat was niet waar ze naar staarde. Het was de grote man met de zwarte bivakmuts die op haar af stormde.
Een in handschoen gestoken hand flitste naar haar keel. Zonder erbij na te denken blokkeerde ze de beweging door haar handen op te steken en zijwaarts te bewegen om zijn armen opzij te duwen. De verraste aanvaller aarzelde een seconde, lang genoeg om haar beweging te laten volgen door een trap tegen zijn knie. Als ze hem geraakt had, zou het pleit daarmee beslecht zijn, maar hij stapte net op tijd terug en haar voet schampte slechts langs zijn scheen. Grommend van pijn deinsde hij terug, struikelde en viel als een blok om.
Ze draaide zich om en rende weg, maar hij stak een grote arm uit en liet haar struikelen, zodat ze languit op de grond viel. Haar hoofd knalde tegen de muur en ze zag sterretjes. Tegen de tijd dat ze overeind was gekrabbeld, stond hij twee meter van haar vandaan met een mes in zijn hand. Hij kwam op haar af, het mes hoog geheven om neerwaarts te kunnen steken.
Dat was iets waar Roberta iets van wist. Een ervaren mesvechter houdt het wapen dicht bij zijn lichaam en steekt buitenwaarts, gebruikt de rotatie van zijn rugspieren om met dodelijke kracht te kunnen toesteken. Het is bijna onmogelijk de beweging te blokkeren of het mes af te pakken. Maar een neerwaartse steek, met het mes in een onderhandse greep, was iets heel anders. Ze wist dat ze die in theorie kon blokkeren. In theorie. Op de karateclub had ze die beweging alleen geoefend met een zacht rubberen mes en nooit op volle snelheid.
Het maar al te echte lemmet flitste krachtig en snel omlaag. Roberta was sneller. Ze pakte zijn pols en wrikte die zijwaarts omlaag, terwijl ze met haar andere hand zijn elleboog met al haar kracht de andere kant op draaide. Op hetzelfde moment stortte ze zich op hem met een hard knietje in zijn kruis.
Het lukte. Ze voelde een afschuwelijk kraken toen zijn arm brak. Hoorde zijn kreet in haar oor. Zijn gezicht vertrok van pijn achter de bivakmuts. Het mes viel en zijn kronkelende lichaam viel erbovenop. Hij raakte de grond, landde trappelend op zijn buik en brulde nogmaals.
Ze boog zich over hem heen en keek vol afgrijzen toe hoe hij draaide en op zijn rug rolde. Het mes zat diep in zijn solar plexus. Hij was er bovenop gevallen, had het lemmet met zijn eigen gewicht en snelheid naar binnen gedreven. Hij klauwde wanhopig naar het heft om te proberen het eruit te trekken. Na enkele seconden werden zijn bewegingen trager, het stuiptrekken hield op en toen lag hij stil. Bloed verspreidde zich langzaam in een glibberige stroom over de tegels.
Ze kneep haar ogen stijf dicht en haar knieën knikten. Als ze ze weer opende, zou er misschien geen dode man in een plas bloed meer liggen. Maar nee, daar was hij, glazig naar haar omhoog starend, mond halfopen als een vis op het droge.
Elke zenuw in haar lichaam gilde dat ze moest wegrennen, maar ze onderdrukte de opwelling. Langzaam, haar hart kloppend in haar keel, zakte ze naast het lichaam op haar hurken. Ze stak een trillende hand uit en liet hem achter het voorpand van het zwarte jack van de dode glijden. Ze vond een kleine agenda, doorweekt met bloed. Huiverend van afkeer door het bloed aan haar vingers draaide ze de druipende bladzijden om en zocht naar een naam, een nummer, een aanwijzing.
De agenda was bijna helemaal leeg. Op de laatste bladzijde vond ze twee met potlood geschreven adressen. Het ene was van haar. Het andere van Michel.
Hadden ze hem te grazen genomen? Ze pakte haar telefoon, scrolde koortsachtig door haar adresboek tot aan M.Z. en drukte op de kiestoets. ‘Kom op, kom op,’ mompelde ze terwijl ze wachtte.
Geen antwoord, alleen zijn antwoordapparaat.
Ze vroeg zich af of ze de politie moest bellen. Geen tijd voor, besloot ze; het zou eeuwen duren om langs de telefonisten te komen en ze moest onmiddellijk naar hem toe. Ze stapte over het lijk heen en deed de deur op een kier open.
Alles veilig. Ze deed de deur achter zich op slot en denderde de trap af.
De auto kwam slingerend en met gillende banden tot stilstand voor het flatgebouw waar Michel woonde en ze rende naar de voordeur. Trappelend van ongeduld drukte ze verscheidene keren op de belknop naast zijn naam op het paneel van de intercom en wachtte met stijgende spanning.
Na twee of drie minuten kwam er een lachend stel naar buiten en ze glipte naar binnen. Ze stond in een donkere, stenen gang die naar de trap leidde, langs de deur van de conciërge en naar de binnenplaats. Michels appartement was op de begane grond. Ze bonsde op zijn deur. Geen reactie. Ze rende door de foyer terug naar de binnenplaats. Michels badkamerraam stond op een kier. Ze klom op het kozijn. De kier was smal, maar ze was slank genoeg om zich naar binnen te wurmen.
Eenmaal binnen sloop ze stilletjes van de ene kamer naar de andere. Geen teken van leven, maar een bijna lege koffiekop op de tafel, naast de restanten van een maaltijd, was nog warm en de laptop op zijn bureau stond aan. Hij was vast de deur uit gegaan, dacht ze. En als dat het geval was, betekende het dat hij in veiligheid was. Ze voelde dat haar spieren zich ontspanden van opluchting. Misschien niet lang meer.
Plotseling ging de telefoon en ze schrok. Na twee keer rinkelen sloeg het antwoordapparaat automatisch aan. Michels vertrouwde, gemompelde antwoord klonk door de luidspreker, gevolgd door een piep en toen liet de beller een bericht achter.
Ze luisterde naar de diepe, knarsende Franse stem. ‘Met Saul. Je verslag is ontvangen. Het plan is uitgevoerd. Met BH wordt vanavond afgerekend.’
Wat was hier aan de hand? Welk verslag? Wat had Michel verstuurd, en aan wie? Was die man, haar vriend en assistent, iemand die ze vertrouwde, hier ook bij betrokken? Het plan is uitgevoerd. Ze rilde. Betekende dat wat ze dacht dat het betekende?
Ze liep naar het bureau en klapte Michels laptop open. Het apparaat stond in slaapstand en kwam meteen zoemend tot leven. Ze dubbelklikte op het e-mailicoon op het bureaublad. Haar hoofd tolde terwijl ze door de lijst verzonden berichten scrolde. Het duurde niet lang voordat ze de lange rij verzonden berichten vond met verslag als onderwerp. Ze waren in volgorde genummerd en dateerden vanaf enkele maanden geleden tot nu. Toen ze de lijst naliep, zag ze dat ze met regelmatige tussenpozen van ongeveer twee weken waren verzonden.
Ze klikte op een recent bericht, nummer 14. Het verscheen op het scherm en ze las het. Haar hart begon sneller te kloppen. Ze ging op zijn bureaustoel zitten en las het nogmaals, langzamer, nauwelijks gelovend wat ze zag.
Het was een verslag van haar nieuwste wetenschappelijke bevindingen, haar doorbraak met de levensduur van de A-vliegen. Het stond er allemaal in, tot en met het kleinste detail. Haar hart bonsde.
Ze opende het laatst verzonden bericht, van slechts een uurtje geleden. Er zat een bijlage bij. Ze las eerst het begeleidende bericht: Vandaag, 20 september, afspraak met Engelse journalist Ben Hope. Ze schudde verbijsterd haar hoofd en klikte op de paperclip in de hoek van het bericht. Toen de bijlage werd geopend, zag ze dat die een reeks jpeg-bestanden bevatte, digitale foto’s. Ze klikte ze achtereenvolgens aan en haar frons werd met elke klik dieper.
Er waren foto’s van haar en Ben Hope in haar laboratorium. Ze waren diezelfde ochtend genomen en er was maar één persoon die dat kon hebben gedaan. Michel, met zijn telefoon, toen hij deed alsof hij een map kwam halen.
Met BH wordt vanavond afgerekend, luidde het bericht op het antwoordapparaat. En nu wist ze wie BH was.
Ze verstijfde en keek op van het scherm. Ze had iets gehoord. Er kwam iemand naar de voordeur toe. Ze herkende het bekende deuntje dat Michel vaak voor zich uit floot in het laboratorium. Sleutels rammelden in het slot en de deur ging piepend open. Voetstappen in de gang. Roberta dook op haar hurken achter een bank en durfde nauwelijks adem te halen.
Michel kwam binnen. Hij droeg een boodschappentas en begon, zijn melodietje fluitend, de boodschappen uit te laden. Hij stak zijn hand uit en luisterde zijn antwoordapparaat af. Roberta gluurde over de bank heen en keek naar zijn gezicht terwijl hij naar de stem van Saul luisterde. Geen enkele emotie, alleen een knikje.
Haar hersenen werkten op topsnelheid, duizelend bij de gedachte dat dit dezelfde Michel was die ze kende. Ze moest hem erop aanspreken, het hier en nu met hem uitpraten. Maar het was duidelijk dat ze hem minder goed kende dan ze gedacht had. Stel dat hij een wapen had. Misschien was een confrontatie niet zo’n goed idee.
Hij wiste het bericht. ‘Jezus, wat is het hier warm,’ mompelde hij in zichzelf. Hij opende een raam aan de andere kant van de kamer. Toen haalde hij een reep chocolade en een flesje bier uit de boodschappentas, liet zich in een stoel vallen en zette de tv aan met de afstandsbediening. Hij grinnikte om een tekenfilm en dronk van zijn bier.
Dit was haar kans. Ze bukte zich diep en begon achter de bank uit te kruipen. Ze wilde dwars door de kamer kruipen en er door het openstaande raam vandoor gaan, terwijl hij werd afgeleid door de televisie.
Ze was half achter de bank vandaan toen hij riep: ‘Hé! Wat doe jíj daar?’
Hij stond op.
Ze durfde niet op te kijken. Verdomme, ik ben betrapt.
‘Kom naar beneden, nu,’ zei hij met zachtere stem. Verbaasd en verward keek ze op.
Hij stond aan de andere kant van de kamer, bij het bureau. ‘Kom, schatje, dat mag niet.’ Een pluizige witte kat was op het bureau gesprongen en likte het bord schoon dat Michel daar na zijn vorige maaltijd had laten staan. Hij tilde het dier op en aaide het liefdevol. De kat protesteerde miauwend, wrong zich los, sprong op de grond en rende de kamer uit. Hij rende hem na, met een bebloede, opengekrabde vinger. ‘Lutin! Kom terug!’ Hij verdween uit het zicht en Roberta hoorde dat hij iets riep tegen de kat. ‘Lutin, kom daaronder vandaan, misbaksel dat je bent.’
Ze zag haar kans schoon, sprong overeind en rende door de korte gang naar de voordeur, draaide de knop geruisloos om en glipte naar buiten.