31
Parijs
DE STUKJES VAN DE LEGPUZZEL VLOGEN ZOWAT OP HUN PLAATS VOOR Luc Simon. De beschrijving die de twee diep beschaamde agenten gaven van de man die hen in de kast van Roberta Ryder had gestopt, klopte precies met Ben Hope.
Daarna was het verslag gekomen over de Mercedes-limousine die onlangs bij het spoorwegongeval betrokken was geweest. De auto zelf was zo verdacht als de pest. Geen geregistreerde eigenaar. Valse nummerplaten. Motor- en chassisnummer weggevijld. Het interne afsluitsysteem was aangepast alsof het een kidnapauto was. Het leek erop dat hij daarvoor ook gebruikt was, aangezien iemand blijkbaar had geprobeerd zich een weg naar buiten te schieten met een 9 mmhandwapen.
Wie die iemand ook was, te oordelen naar de analyse van de 9 mm-huls achter in de auto, was het dezelfde persoon als de mysterieuze schutter op de plaats delict op de rivieroever. En wie was dat? Het had onmogelijk geleken daarachter te komen. Maar toen hadden de agenten op de plek van het spoorwegongeval een visitekaartje in de Mercedes gevonden. De naam die erop stond was Benedict Hope.
En dat was nog niet alles. Op de parkeerplaats van een naburig café-restaurant hadden ze de 2CV gevonden die betrokken was geweest bij het spoorwegongeval. Het ontbrekende logo op de grille, laksporen van de Mercedes, zelfs de modder in de banden: alles kwam overeen met de plaats delict op de spoorbaan. De 2CV stond op naam van Roberta Ryder.
En het werd nog beter. Toen het forensisch team het appartement van Ryder had uitgekamd, hadden ze iets gevonden. Precies op de plek waar haar aanvaller volgens haar had gelegen, troffen ze een bloedvlek aan die degene die het appartement had schoongemaakt had overgeslagen. Simon dwong de forensische dienst tot de snelste dna-test die ze ooit hadden gedaan, om die te vergelijken met monsters uit Ryders haarborstel en andere persoonlijke bezittingen. Het was niet haar bloed. Het kwam echter wel overeen met dna-monsters van een gruwelijke vondst die in het Parc Monceau was gedaan. Een afgehakte menselijke hand.
De vorige eigenaar van de hand was een zekere Gustave LePou, een crimineel met een lange voorgeschiedenis van seksuele misdrijven, aanranding en mishandeling, gebruik van een dodelijk wapen, inbraak en twee aanklachten wegens moord. Het leek erop dat Ryder toch de waarheid had gesproken. Maar waarom was LePou in haar appartement geweest? Een gewone inbraak? Beslist niet. Er speelde meer. Iemand moest LePou hebben ingehuurd om haar te doden, of iets van haar te stelen, of misschien allebei. Simon kon zichzelf wel voor zijn hoofd slaan omdat hij haar destijds niet serieus had genomen.
Meer vragen. Wie had de sporen van de dood van LePou opgeruimd, zijn lijk uit Ryders appartement gehaald, het in stukken gehakt en een slecht geslaagde poging gedaan om zich ervan te ontdoen? Wat was het verband met Zardi, de laboratoriumassistent, en was hij gedood door dezelfde mensen? Waar paste Ben Hope in het plaatje? Was hij de Engelsman over wie Roberta Ryder had gezegd dat hij gevaar liep? Als het spoorwegongeluk bedoeld was geweest om Hope te doden, had hij, toen Simon hem later op de avond had gezien, tamelijk onverstoorbaar gekeken voor iemand die zojuist op het nippertje aan een gruwelijke dood was ontsnapt. Waar waren Hope en Ryder nu? Was Hope roofdier of prooi? Het was een compleet raadsel.
Simon zat in zijn kleine kantoor koffie te drinken met Rigault toen de verwachte fax uit Engeland kwam. Hij scheurde hem uit het apparaat. ‘Benedict Hope,’ las hij prevelend. ‘Zevenendertig jaar. Gestudeerd in Oxford. Ouders overleden. Geen politiedossier, geen parkeerbon. Brandschoon, de klootzak.’ Hij slurpte van zijn koffie.
Hij gaf het papier door aan Rigault toen de fax een tweede pagina begon uit te braken. Het apparaat spuugde het papier in zijn hand en zijn ogen gleden over de regels. Boven aan de pagina stond het briefhoofd van het Britse ministerie van Defensie. Eronder een heleboel tekst. Overal officiële stempels en waarschuwingen in dikke, vette letters dat het vertrouwelijk materiaal was. De tweede bladzijde was van hetzelfde laken een pak. Evenals de derde. Hij floot.
‘Wat is dat?’ vroeg Rigault en hij keek op.
Simon liet het hem zien. ‘Het militaire dossier van Hope.’
Rigault las het en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Krijg nou wat,’ fluisterde hij. ‘Dit is serieus spul.’ Hij keek Simon aan.
‘Hij is onze mysterieuze schutter, geen twijfel mogelijk.’
‘Waar is hij mee bezig? Wat is er aan de hand?’
‘Dat weet ik niet,’ zei Simon, ‘maar ik pak hem op en zoek het uit. Ik laat onmiddellijk een opsporingsbevel uitgaan.’ Hij pakte de telefoon.
Rigault schudde zijn hoofd en trommelde met zijn vingers op de faxuitdraai. ‘Je zult de halve Franse politiemacht nodig hebben om déze klootzak te vangen.’