41

BEN DRAAIDE DE OPRIJLAAN NAAR ANNA’S HUIS IN; DE VERSLETEN banden van de Renault knersten op het grind en de koplampen zwaaiden over de voorgevel van de villa.

‘Kijk, ze heeft bezoek,’ zei Roberta bij het zien van de glimmende zwarte Lexus gs die voor het huis stond. ‘Ik zei toch dat we eerst hadden moeten bellen. Het is verschrikkelijk onbeleefd, weet je dat, mensen zo te overvallen.’

Hij was de auto al uit, luisterde niet. Hij had iets op de grond zien liggen, half in de schaduw van de Lexus. Hij realiseerde zich met een schok dat het een arm was. De arm van een dode man, de hand verkrampt, bebloed.

Hij rende om de auto heen terwijl scenario’s door zijn hoofd flitsten. Hij hurkte naast het lichaam en liet zijn blik over de gapende wond in de hals van de man glijden. Hij had in zijn leven genoeg doorgesneden kelen gezien om het werk van een professional te herkennen. Hij raakte de huid aan; die was nog enigszins warm.

‘Wat is er, Ben?’ vroeg ze, achter hem verschijnend.

Hij stond snel op, pakte haar bij de schouders en draaide haar om. ‘Je kunt beter niet kijken.’ Maar Roberta had het al gezien. Ze sloeg haar handen voor haar mond en probeerde niet te kokhalzen.

‘Blijf vlak bij me,’ fluisterde hij. Hij rende naar de villa en sprong de treden op. De voordeur zat op slot. Hij rende om het huis heen, gevolgd door Roberta, en zag dat de tuindeuren openstonden. Hij sloop naar binnen en trok de Browning. Roberta, asgrauw nu, haalde hem in en hij beduidde haar stilletjes te blijven staan.

Hij stapte over het verminkte lichaam van een kanarie in doodsstrijd heen; de gele veren waren rood bevlekt. Onder aan de trap lag een klein beeld. Hij zag licht boven, hoorde muziek. Zijn gezicht werd harder. Hij nam de trap met drie treden tegelijk en zette de veiligheidspal van de Browning om.

Anna’s slaapkamer was verlaten, maar de badkamerdeur stond op een kier. Hij stormde met geheven wapen naar binnen, niet wetend wat hij binnen zou aantreffen.

Franco Bozza had zich geamuseerd. Hij had de afgelopen vijf minuten doorgebracht met het langzaam een voor een lossnijden van de knopen van haar blouse en als ze tegenstribbelde, had hij haar teruggeslagen in de plas van haar eigen bloed. Een glinsterend rood stroompje biggelde tussen haar borsten naar beneden. Hij liet het plat van het lemmet over haar huid naar haar trillende maag glijden, zette de vlijmscherpe punt achter de volgende knoop en wilde die juist lossnijden, toen hij abrupt uit zijn trance ontwaakte door het plotselinge geluid van rennende voetstappen.

Met een ruk draaide hij zich om, speeksel op zijn kin. Hij was groot en zwaar, maar zijn reacties waren snel. Hij pakte de vrouw bij haar haren, trok haar gillend overeind en sprong op. Hij draaide het lichaam vóór zich, terwijl de deur met een sidderende knal openzwaaide.

Bens afgrijzen bij het zien van het tafereel maakte hem een halve seconde te traag. Anna’s ogen keken hem aan, groot en wit in een masker van bloed. De sterke grijze man had zijn arm om haar keel geslagen en gebruikte haar als schild.

Bens vinger lag om de trekker. Je kunt niet schieten. Zijn vizier bewoog, onzeker van het doel. Hij verminderde de druk op de trekker.

Bozza’s arm schokte en het mes vloog in een zoevend waas door de kamer. Ben dook weg. Het staal scheerde rakelings langs zijn hoofd en drong met een doffe klap in de deur achter hem. Bozza’s hand flitste over zijn borst, in de halsopening van zijn plastic overall en rukte de kleine Beretta .380 uit zijn holster. Ben riskeerde een schot, maar de kogel ging ver naast doordat hij bang was Anna te raken. Bijna op hetzelfde moment kraakte Bozza’s pistool en Ben voelde dat de kogel de heupfles in zijn zak raakte. Hij wankelde een stap achteruit, maar herstelde zich snel en hief de Browning weer om te richten terwijl zijn woede explodeerde en zijn vizier recht op Bozza’s voorhoofd gericht was. Nu heb ik je.

Maar voordat Ben kon schieten, gooide Bozza Anna als een slappe pop door de badkamer. Ben ving haar op en voorkwam dat ze op haar gezicht op de bebloede vloertegels viel. Hij verloor zijn mikpunt.

De grote man liet zich achterover uit het raam vallen. Buiten klonken scheurende en ritselende geluiden toen hij langs het dunne latwerk naar beneden klauterde. Gehavend en verwilderd sprong hij op de grond. Er klonk een schot en er floot een kogel langs zijn oor, die een groef trok in de boomstam naast hem.

Ben boog zich uit het raam en schoot nogmaals, blindelings in het donker. De aanvaller was verdwenen. Hij overwoog heel even hem achterna te gaan, maar besloot het niet te doen. Toen hij zich omdraaide naar Anna, was Roberta binnengekomen. Ze boog zich over het roerloze lichaam. ‘O, mijn god.’

Hij voelde haar pols. ‘Ze leeft nog.’

‘Godzijdank. Wie…’ Roberta’s gezicht was bleek. ‘Dit is geen toeval hè, Ben? Dit heeft iets met ons te maken. Jezus, hebben wíj haar dit aangedaan?’

Hij antwoordde niet. Hij knielde neer en onderzocht Anna op verwondingen. Afgezien van een lelijke snee in haar gezicht, waarvan de randen opdroogden en een bruine bloedkorst vormden, was ze ongedeerd.

Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en wierp hem Roberta toe. ‘Bel een ambulance,’ zei hij. ‘Maar niet de politie, en zeg alleen maar dat er een ongeluk is gebeurd. Raak niets aan.’

Hij stak zijn hand uit naar de verchroomde stang aan de muur van de badkamer en trok er een donzige witte handdoek af. Hij tilde Anna’s hoofd voorzichtig op en legde de handdoek er bij wijze van kussen onder. Hij dekte haar toe met een badjas en nog een handdoek om haar warm te houden en deed het raam dicht. Toen knielde hij opnieuw naast haar en streelde teder haar haren. Ze waren stijf en plakkerig van het bloed. ‘Het komt goed, Anna,’ mompelde hij. ‘De ambulance is er zo.’

Ze bewoog en haar ogen gingen open. Ze richtten zich langzaam op hem en ze mompelde iets.

‘Ssst, probeer niet te praten.’ Hij glimlachte, maar zijn handen trilden van woede en hij zwoer in stilte dat hij de man die dit had gedaan zou doden.

De aanvaller had zijn pistool laten vallen toen hij zich uit het raam had gestort. Ben ontspande het en stopte het achter de tailleband van zijn broek. Er lagen enkele lege hulzen op de grond. Hij raapte ze op en stopte ze in zijn zak. Hij hoorde Roberta in de slaapkamer heft ig in de telefoon praten.

Op dat moment zag hij het zwarte jack dat over de rugleuning van de stoel hing.