28
ADA
Het is over negenen wanneer Alex de volgende avond aanklopt. Hij slaat zijn armen om mijn middel en kust me zacht. ‘Ik dacht dat jij vanavond in Portland bleef,’ zeg ik.
‘Ik ben teruggereden om jou te zien.’
Ik kan een glimlach niet onderdrukken. ‘Echt?’
‘Echt.’ Hij loopt de woonkamer binnen en laat zich op de bank ploffen. ‘Waar was je mee bezig?’
Ik klap mijn laptop snel dicht. Ik heb hem dan wel over mijn verleden verteld, maar ik ben er nog niet aan toe om mijn intiemste gedachten met hem te delen. Nog niet, in elk geval. ‘Gewoon een schrijfprojectje.’
Hij knikt. ‘Ga je morgen naar Bach op de Steiger?’
‘Is dat morgen al?’
‘Ja,’ zegt hij. ‘Naomi nodigt me altijd uit, ook al ben ik officieel geen bewoner van Boat Street.’
‘Ik vind het leuk dat jij ook gaat,’ zeg ik. ‘Door alles wat ik over Penny te weten kom, inclusief het politieonderzoek, begin ik eerlijk gezegd een beetje de zenuwen te krijgen van deze steiger.’
‘Ach, trek het je niet aan,’ zegt hij. ‘Die mensen doen geen vlieg kwaad. Ze zijn een beetje vreemd, maar ongevaarlijk. Je zou moeten zien hoe Gene viool speelt. Vroeger hadden ze een kwartet; nu is hij nog maar in zijn eentje.’
‘Is het de bedoeling dat we iets meenemen?’
‘Wat hapjes en een fles wijn en je bent binnen.’
De wind is harder gaan waaien sinds vanmorgen en ik hoor hem langs de dakrand fluiten. De woonboot schommelt wat. ‘Er is storm op komst,’ zegt Alex.
Ik hoor boven iets rammelen in de buurt van mijn slaapkamer en ik verstijf even. ‘Hoorde je dat?’
Hij knikt. ‘Waarschijnlijk de wind.’
‘Nee,’ zeg ik. ‘Het klonk alsof iemand de patrijspoort in de slaapkamer openmaakte.’
Alex staat op. ‘Wil je dat ik even ga kijken?’
Ik knik behoedzaam en loop achter hem aan naar boven. Boven aan de ladder slaak ik een zucht van verlichting. ‘Zie je wel?’ zegt Alex. ‘Geen enge mannen.’
Dan zie ik dat de patrijspoort openstaat. ‘Alex, er klopt iets niet.’ Ik loop ernaartoe en doe het raampje dicht. ‘Dit raam laat ik altijd dicht.’
Ik kan merken dat hij schrikt, net als ik, maar hij doet alsof er niets aan de hand is. ‘Misschien door de wind,’ zegt hij. ‘Moet je zien, het gaat echt tekeer.’ Ik kijk naar buiten en zie dat de Catalina wild ligt te stampen op het meer, maar we weten allebei dat de wind geen patrijspoort van metaal open kan blazen.
‘Wil je dat ik nog een tijdje blijf?’ vraagt Alex, terwijl we naar beneden lopen.
Ik knik.
‘Ik kan een slaapliedje voor je zingen,’ plaagt hij. ‘Maar dat wil je niet, want ik kan niet zingen.’
Ik grinnik. ‘James zong altijd elke avond voor Ella. Als baby had ze vaak last van buikkrampjes en zingen was het enige wat haar tot rust bracht. Nou ja, en de stofzuiger.’
Alex moet lachen.
‘Maar er was één liedje waar ze echt dol op was, en het was niet eens een slaapliedje. Dat zong hij steeds weer opnieuw en het werd iets heel speciaals tussen hen, zelfs toen ze groter werd. Hij zong het voor haar de avond voor haar dood.’
‘Wat voor liedje was het?’ vraagt Alex teder. Ik merk dat hij deel wil uitmaken van mijn herinneringen en tegelijkertijd doet alsof hij door de tuin van een ander loopt en heel erg zijn best doet om de tulpen niet te vertrappen.
‘“Puff, de magische draak”,’ zeg ik zacht.
Ik leg mijn hoofd tegen zijn schouder en als mijn oogleden zwaar worden, hoor ik James heel in de verte zingen.
‘Goeiemorgen,’ zegt Alex de volgende dag. Ik kijk op de klok. Het is negen uur geweest.
‘Ben ik echt op de bank in slaap gevallen?’
‘Nou en of,’ zegt hij, terwijl hij koffie inschenkt en de beker op de kast bij de bank neerzet. ‘En je praat in je slaap.’
Het zonlicht is fel en ik wrijf in mijn ogen. ‘O nee, wat zei ik dan?’
‘Iets over een deadline en een motor.’
‘Ik heb geen idee,’ zeg ik met een glimlach.
‘Zo te horen een heftige droom,’ zegt hij, en hij laat zich naast me op de bank zakken. ‘Ik hoop dat ik erin voorkwam.’
‘Lief dat je vannacht bent gebleven.’
‘Weet je zeker dat je het raam niet open hebt laten staan?’
‘Misschien toch wel,’ zeg ik.
‘Er zijn zo weinig inbraken op de steigers, ik denk niet dat je bang hoeft te zijn voor insluipers.’
Ik knik. ‘Je zult wel gelijk hebben,’ zeg ik, en ik rek me uit. Ik wil het incident net zo graag uit mijn hoofd zetten als Alex.
Hij geeft een kneepje in mijn hand voordat hij opstaat. ‘Ik moet wat boodschapjes doen, maar ik ben om vijf uur terug, dan kunnen we samen naar Bach op de Steiger.’
Hij hurkt en duwt zijn lippen tegen de mijne. Ik trek hem dichter tegen me aan.
‘Moet je weg?’
‘Ja,’ zegt hij. ‘Maar ik ga vandaag elke seconde aan jou denken, nu ik weet hoe schattig je eruitziet als je slaapt.’
Ik glimlach en kijk hoe hij de deur uit loopt.
Die avond komt Alex terug met een schotel antipasti die hij bij Serafina heeft gehaald. Samen met mijn stokbrood en fles wijn gaan we naar mijn eerste Bach op de Steiger. Het is natuurlijk een feest, maar het voelt als een doopceremonie, mijn opname in de woonbootgemeenschap.
We lopen samen over de steiger. Gekleurde lampionnen hangen aan lichtsnoeren. Iemand heeft een stereo en speakers aangesloten en jazz dwarrelt door de lucht. Ik voel me niet helemaal op mijn plek, als de nieuwe vriendin die wordt voorgesteld aan de familie die bepaald niet zit te wachten op een nieuwkomer. Maar de buren glimlachen hartelijk en iemand reikt me een glas rode wijn aan. Ik moet niet vergeten om ook te glimlachen.
‘O, goed zo,’ koert Naomi als ze ons ziet. ‘Wat leuk dat jullie samen zijn gekomen. Gene,’ zegt ze tegen haar man, ‘ken je Alex nog en onze nieuwe buurvrouw Ada?’
De oude man knikt afwezig, terwijl wij onze waren op tafel zetten. Hij ziet er moe uit, en zo te zien is hij ergens anders met zijn gedachten.
‘Het is net als vroeger,’ zegt Naomi, en ze geeft me een arm. ‘Toen maakten we er veel werk van. Een kwartet, een bar, alles erop en eraan. Dat waren nog eens tijden.’
Ik vraag me af of haar leven is gelopen zoals ze had verwacht. Ze is na al die jaren nog altijd getrouwd en haar zoon woont in de buurt. Het getuigt allemaal van een gelukkig leven, maar toch schuilt er verdriet in Naomi’s ogen, en ik zou heel graag willen weten waarom.
‘Boat Street stelde dus heel wat voor in haar hoogtijdagen.’
‘Reken maar,’ zegt ze. ‘Het brúíste hier van de energie.’ Ze blijft even staan bij de potplanten voor haar dek, terwijl meer gasten arriveren die zich onder de andere gasten begeven.
‘Nog steeds wel,’ zeg ik. ‘De sfeer van toen leeft nog.’
Naomi haalt haar schouders op, gaat op haar knieën bij een terracottapot zitten en haalt er een takje haagwinde uit. ‘Het is niet meer wat het is geweest.’ Ze smijt het takje in het meer en ik kijk hoe de witte knoppen hulpeloos wegdrijven. ‘De ziel is eruit.’
Hoewel we totaal niet op elkaar lijken, doen haar woorden toch iets met me. Ik weet hoe het voelt als de ziel ergens uit is. Na het ongeluk was het alsof zelfs de warmte uit mijn appartement in New York was gezogen.
Ze staat op en klopt wat aarde van haar handen. ‘Maar sommige dingen veranderen nooit, zoals die vreselijke haagwinde.’
Ik denk aan de ziel van Boat Street en onwillekeurig vraag ik me af of zij is verdwenen op de avond dat Penny is verdwenen. Zo ja, waarom dan? ‘Naomi,’ zeg ik, en ik maak van de gelegenheid gebruik, ‘ik wilde je nog iets vragen over een jonge vrouw die hier heeft gewoond…’
‘O, kijk,’ zegt ze opeens, en ze loopt weg. ‘Lenora is er. Ik ga haar even gedag zeggen.’
Alex komt naar me toe. ‘Verbeeld ik het me of lijkt iedereen een beetje gespannen, vanavond?’
Ik knik. ‘Ik weet wat je bedoelt. Heb je Jim gezien?’
‘Nee. Gene zei dat hij niet lekker was.’
‘Wat vreemd.’
‘Vind ik ook,’ antwoordt Alex. ‘Het is niets voor hem om deze woonbootevenementen te missen.’
We kijken allemaal op als we vioolmuziek horen. Gene staat in zijn eentje op de punt van de steiger en speelt een treurige, trage versie van ‘The Way You Look Tonight’. Ik heb de versie van Frank Sinatra en van anderen gehoord, maar nog nooit op deze manier op viool. De noten klinken somber en droefgeestig, en als een windvlaag over de steiger gaat, huiver ik en zou ik willen dat ik een trui had meegenomen.
Later zitten Alex en ik op zijn dek, terwijl de sterren boven ons hoofd twinkelen. Hij heeft de radio aangezet en ik kan de muziek in de verte horen. ‘Vind je het vervelend?’ vraagt hij.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Het klinkt mooi. In deze tijd van iTunes en OnDemand, is het leuk om eens verrast te worden.’
Hij knikt en vlecht zijn vingers door de mijne.
‘Wat vond je van het feest vanavond?’
‘Ik weet het niet,’ zeg ik, en ik denk aan mijn stekelige gesprek met Naomi en haar onwil om over het verleden te praten. En aan de andere kant, wie ben ik nou…? Een nieuwkomer die openlijk aan het wroeten is. Ergens begrijp ik Naomi’s terughoudendheid ook wel. Ik haal mijn schouders op. ‘Die mensen hebben allemaal één ding gemeen en dat is hun liefde voor de steiger.’
Alex knikt. ‘Wel gek dat Jim er niet was, vond je niet?’ Hij praat wat zachter. Aan het water moet je voorzichtig zijn. Geluid reikt ver.
Ik knik. Alex en ik zijn nog bij hem langs geweest, maar hij was kortaf en deed de deur niet verder open dan een kiertje. ‘Ik vraag me af waar hij last van heeft.’
‘Misschien komt het door zijn vader,’ zegt hij. ‘Het gaat niet goed met Gene.’
Ik hoor de intro van een nummer op de radio dat ik direct herken. ‘Here’s to Life’ van Shirley Horn. ‘Dit vind ik een te gek nummer.’
‘Ik ook,’ zegt hij, en hij staat op. ‘Wil je met me dansen?’
Ik kom overeind en hij slaat zijn armen om me heen. We passen perfect bij elkaar en hij houdt me ontspannen vast alsof we al honderden, duizenden keren zo hebben gedanst.
Ik luister naar de tekst van het nummer: geen gejammer, geen spijt, ik jaag nog altijd dromen na… Ik slaak een zucht. ‘Ik hoop dat ik ooit terugkijk op mijn leven en me dan zo voel,’ zeg ik.
‘Ik ook.’
Ik doe mijn ogen stijf dicht, doe ze weer open en kijk naar Alex’ gezicht. Zo hartelijk, hij gaat op in dit moment, in mij. De tranen springen in mijn ogen. ‘Ik wil weer leven, écht leven.’
Hij houdt me wat dichter tegen zich aan. ‘Zie je het dan niet?’ zegt hij. ‘Dat doe je al.’
We kijken elkaar even aan voordat hij zijn handen om mijn gezicht legt en me hartstochtelijk naar zich toe trekt. Ik doe mijn ogen dicht. Ik heb het gevoel dat ik zweef. Opeens zie ik James in de verte. Het is donker en ik kan zijn gezicht niet goed zien. Mijn ogen schieten open en ik doe een stap naar achteren.
‘Wat is er?’ vraagt hij. Hij klinkt een beetje gekrenkt en ik voel me schuldig. Even vraag ik me af of ik zijn liefde waard ben. Als hij me zijn hart zou schenken, zou hij me daar dan mee kunnen vertrouwen?
‘Ik, ik… Ik weet het niet,’ zeg ik. ‘Ik weet niet of ik dit kan.’
Hij kijkt naar zijn schoenen. ‘O.’
Ik doe een stap dichterbij en pak zijn hand vast. ‘Ik wil het heel graag,’ zeg ik, en ik schud mijn hoofd. Ik ben een wrak. Ik ben bang. ‘Ik heb een teken nodig. Ik heb een teken nodig voordat ik de volgende stap kan zetten. Ik heb zíjn goedkeuring nodig.’
James. Ik voel hem. Kan hij me zien? Ik heb vaak gedacht dat Alex en James goed met elkaar zouden kunnen opschieten. Ze hebben eenzelfde gevoel voor humor, een intense menselijkheid. Allebei bestaan ze uit heel veel lagen. Zo veel prachtige lagen. Maar zou James het goedvinden dat zijn vrouw arm in arm loopt met een man die het voordeel heeft dat hij nog leeft terwijl James dood is?
We kijken elkaar even zwijgend aan, terwijl de golven tegen de boot klotsen. En dan komt er een nieuw nummer op de radio. Eerst herken ik de melodie niet. Het is folk-achtig, iemand tokkelt op een gitaar. En dan begint Peter van Peter, Paul and Mary te zingen. Ik schud verbijsterd mijn hoofd. ‘Puff, de magische draak woonde bij de zee…’
Tranen prikken in mijn ogen. We hoeven niets te zeggen. We weten het. Ik leg mijn hoofd tegen Alex’ borst en hij houdt me vast terwijl we luisteren.
Ik kijk naar de hemel. ‘Dank je wel,’ fluister ik in de nachtlucht.